27 858 Gewasbeschermingsbeleid

Nr. 374 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 december 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over de brief van 6 juli 2016 over wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer met betrekking tot gewasbescherming in glastuinbouw en open teelt (Kamerstuk 27 858, nr. 368).

De vragen en opmerkingen zijn op 22 september 2016 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu voorgelegd. Bij brief van 15 december 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

Adjunct-griffier van de commissie, Konings

Vragen en antwoorden

Verschillende fracties binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben op 22 september 2016 vragen gesteld naar aanleiding van het door mij voorgehangen ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer. In het navolgende geef ik, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, antwoord op de gestelde vragen.

In overeenstemming met het verzoek van uw Kamer zullen geen onomkeerbare stappen worden gezet voordat, desgewenst, met uw Kamer over het ontwerpbesluit van gedachten is gewisseld. Mede afhankelijk daarvan is de inwerkingtreding van het besluit thans niet meer voorzien op 1 januari 2017 maar op een zo vroeg mogelijk moment in de eerste helft van 2017.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer met betrekking tot gewasbescherming in glastuinbouw en open teelt. Het is goed dat er voor de sector nu duidelijkheid is, zodat zij zich tijdig kan voorbereiden op het voldoen aan de milieuvoorschriften. Naar aanleiding van het ontwerpbesluit hebben deze leden nog enkele kritische vragen.

In de ontwerpnota van toelichting valt te lezen dat de concurrentiekracht van de land- en tuinbouwsector door het gewasbeschermingsbeleid niet is verminderd1. De leden van de VVD-fractie vragen zich af op basis van welke feiten de Staatssecretaris stelt dat de concurrentiekracht van de land- en tuinbouw niet is verminderd. Kan de Staatssecretaris daar antwoord op geven?

De zinsnede uit de Nota van Toelichting is gebaseerd op het rapport «Evaluatie van de nota Duurzame gewasbescherming»2. De stelling wordt onderbouwd in het bijbehorende rapport «Evaluatie van de nota Duurzame gewasbescherming, deelrapport Economie».

De Staatssecretaris geeft aan dat de ingangsdatum van een aantal maatregelen wordt verschoven van 1 januari 2016 naar 1 januari 2018. De tussentijdse evaluatie lijkt niet doorgeschoven te worden. Waarom wordt de tussentijdse evaluatie niet doorgeschoven? Want de uitkomst lijkt op voorhand vast te staan, omdat de maatregelen nog maar net zijn genomen.

De tussenevaluatie is bedoeld om na te gaan of de uitvoering van de maatregelen die zijn aangekondigd in de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst afdoende is om de einddoelen van de nota in 2023 te behalen. Het gaat daarbij niet alleen om de zuiveringsplicht voor de glastuinbouw maar om veel meer maatregelen die deels van invloed zijn op de waterkwaliteit en deels op andere thema’s zoals biodiversiteit, voedselveiligheid en arbeidsveiligheid.

Aan de hand van de uitkomsten van de tussenevaluatie kan worden nagegaan of aanvullende maatregelen nodig zijn, en welke dat zouden moeten zijn. De tussenevaluatie is voor dat doel geschikt, ook als zou blijken dat het tussendoel voor de waterkwaliteit niet wordt gehaald. Het risico van uitstel van de tussenevaluatie is dat onvoldoende tijd overblijft om – indien nodig – aanvullende maatregelen te nemen om de einddoelen van 2023 te behalen.

Welke maatregelen heeft de Staatssecretaris genomen om meer inzicht te krijgen in andere bronnen dan de landbouw? Waar blijkt dit uit? En wat is de uitkomst hiervan?

Gewasbeschermingsmiddelen worden niet alleen binnen, maar ook buiten de landbouw gebruikt. Per 31 maart 2016 is buiten de landbouw het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de meeste verharde oppervlakken niet meer toegestaan. Per 1 november 2017 geldt dat in beginsel ook voor het professioneel gebruik op onverharde oppervlakken buiten de landbouw.

Kunnen bedrijven bij dit maatwerkvoorschrift (uitstel van de zuiveringsplicht tot 1 januari 2021 vanwege deelname aan collectieven) wél gebruik maken van de gewasbeschermingsmiddelen met zuiveringseisen van 95% op het etiket? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat bij toepassing van het maatwerkvoorschrift (dat wil zeggen uitstel van de zuiveringsplicht tot 1 januari 2021) de bedrijven in deze collectieven wél de noodzakelijke gewasbeschermingsmiddelen met zuiveringseisen op het etiket mogen blijven gebruiken («verlengde synchronisatie»)? Het is namelijk niet zo dat de bedrijven in de collectieven tot 1 januari 2021 «niets» doen; zij moeten in een businessplan dat uiterlijk 31 januari 2016 moet worden ingediend duidelijk maken hoe zij het een en ander gaan organiseren en uitvoeren. Voor de uitvoering hebben zij vanwege de complexiteit iets meer tijd en deze toezegging zou op zijn plaats zijn.

In het Hoofdlijnenakkoord waterzuivering glastuinbouw is afgesproken dat de bevoegde gezagen een handreiking voor de handhaving opstellen. Ik ga ervan uit dat hierin ook aandacht wordt besteed aan het omgaan met de zuiveringsplicht die geldt op grond van een toelatingsbesluit, in de situatie dat uitstel is verleend voor zuivering op een collectieve zuiveringsvoorziening voorafgaande aan lozing op het vuilwaterriool.

De Staatssecretaris stelt in de ontwerpnota van toelichting3 dat zuiveringsinstallaties worden getest op een zuiveringsrendement van ten minste 95%. Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel aanvragen door installateurs en toeleveranciers zijn ingediend bij de Beoordelingscommissie Zuiveringen Glastuinbouw (BZG)? Kan de Staatssecretaris daarbij ook aangeven wanneer deze keuringen hebben plaatsgevonden? Klopt het dat er op dit moment nog maar één installatie is goedgekeurd? Daarbij vragen de leden van de VVD-fractie zich ook af waarom de BZG toetst op een zuiveringsrendement van 95%. Enkele gewasbeschermingsmiddelen worden nu al via het etiket 99,5% rendement getoetst. Wat is de reden dat de BZG lager gaat toetsen voor het activiteitenbesluit? Gaat de BZG ook op een rendement van 99,5% toetsen? Zo nee, waarom niet? Bestaat de mogelijkheid de BZG het rendement te laten wijzigen naar 99,5%?

Om aan te tonen dat een zuiveringsvoorziening het voorgeschreven zuiveringsrendement van ten minste 95% realiseert, kan een producent of leverancier een testmethode gebruiken die in de ministeriële regeling zal worden voorgeschreven. Een adviescommissie, de BZG, bekijkt of de testmethode correct is uitgevoerd, en plaatst bij positief resultaat de voorziening op een lijst. Bedrijven kunnen die lijst benutten bij hun aanschaf van een zuiveringsvoorziening.

De eerste zuiveringsvoorziening is in september 2016 op de lijst geplaatst en inmiddels zijn drie zuiveringsinstallaties op de lijst geplaatst. Naar verwachting volgen dit jaar nog enkele aanvragen.

In het testprotocol is een selectie van elf werkzame stoffen opgenomen die representatief worden geacht voor het totale pakket aan werkzame stoffen in de glastuinbouw. Wanneer het zuiveringsrendement van een zuiveringsvoorziening volgens de testmethode voldoende is, en de voorziening juist wordt gebruikt, mag er vanuit worden gegaan dat daarmee wordt voldaan aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Een zuiveringsrendement van 99,5% is technisch mogelijk. Het testprotocol is echter niet ontworpen om zuiveringspercentages hoger dan 95% vast te kunnen stellen, omdat die in het Activiteitenbesluit niet worden voorgeschreven. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft echter geconcludeerd dat voor het gebruik van meerdere gewasbeschermingsmiddelen een hogere emissiereductie noodzakelijk is, omdat zij anders niet mogen worden toegelaten tot de Nederlandse markt. Momenteel worden, als onderdeel van de uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord waterzuivering glastuinbouw, daarom de mogelijkheden onderzocht voor een aanvullende emissiereductie. Het resultaat van het onderzoek kan worden ingebouwd in de systematiek op basis waarvan het Ctgb beoordeelt of een gewasbeschermingsmiddel kan worden toegelaten tot de Nederlandse markt. Door maatregelen te combineren met een zuiveringsvoorziening met een rendement van 95% kunnen ook gewasbeschermingsmiddelen worden toegelaten waarvan de emissie met meer dan 95% moet worden gereduceerd.

De Staatssecretaris geeft in de ontwerpnota van toelichting aan4 dat het voorgenomen besluit tot verbreding van de teeltvrije zone een beperkt financieel effect zal hebben. De Staatssecretaris geeft aan dat het zou gaan om 0,6% verlies van de teeltopbrengst. De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen waarom een verlies van 0,6% van de teeltopbrengst slechts beperkt is, ook gezien de huidige marksituatie voor onder meer de akkerbouwer.

Strekking van de betreffende passage is dat gemiddeld 0,6% minder landbouwgrond beschikbaar is voor de teelt, vergeleken met de situatie dat in het geheel geen teeltvrije zone moet worden aangehouden. De nalevingskosten daarvan zijn afhankelijk van de situatie op een bedrijf, maar in zijn algemeenheid betreft het gewassen met een relatief smalle winstmarge.

Deze leden hebben een aantal vragen ten aanzien van de open teelten. In de ontwerpnota van toelichting5 stelt de Staatssecretaris een verdubbeling van de teeltvrije zone voor van ten minste 50 centimeter. Deelt u de mening dat hoe smal deze strook ook is, deze onderdeel zou moeten kunnen zijn van de vergroeningsmaatregelen? Zo nee, waarom niet?

Nee, Nederland wil de vergroeningsmaatregel Ecologisch Aandachtsgebied van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid met ambitie invullen. Dat betekent dat de maatregel een positief effect moet hebben op de biodiversiteit en niet slechts mag bestaan uit het benoemen van bestaande elementen van het agrarisch landschap of de gangbare bedrijfsvoering. Economie en ecologie moeten in balans zijn. Daarbij is de inpasbaarheid in de agrarische bedrijfsvoering niet uit het oog verloren en is ook rekening gehouden met de uitvoerbaarheid (administratieve lasten en nalevingskosten). Daarom mogen landbouwers een keuze maken uit een generieke lijst. Eén van de onderdelen van die lijst, is de onbeheerde akkerrand. Voor deze onbeheerde akkerrand geldt een Europees vastgestelde minimumbreedte van één meter.

Ik ben van mening dat er bij deze minimumbreedte sprake is van een prima balans tussen ecologie en uitvoerbaarheid.

In artikel 3.78a staat dat de Staatssecretaris voornemens is het drukregistratiesysteem op veldspuiten te verplichten waardoor een driftreductie van 75% op het hele perceel verplicht wordt. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom dit geldt voor het gehele perceel? Kan de Staatssecretaris ook aangeven hoe het verplichten van een drukregistratiemeter op veldspuitapparatuur bijdraagt aan het streven om tot zo beperkt mogelijk emissies als gevolg van gewasbeschermingsmiddelen te komen?

Artikel 3.78a heeft geen betrekking op de drukregistratievoorziening, maar op het treffen van driftreducerende maatregelen (op braakliggend terrein in de open lucht).

Op dit moment is het gebruik van driftreducerende maatregelen alleen voorgeschreven binnen een afstand van 14 meter vanaf de insteek van het oppervlaktewater. Buiten die afstand zijn die maatregelen niet verplicht. Een toepasser kan dan twee verschillende maatregelen toepassen op hetzelfde perceel. Dat is niet praktisch, past ook niet bij de beginselen van een geïntegreerde gewasbescherming en kan leiden tot vergissingen met nadelige gevolgen voor het milieu.

Daarom is in de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst opgenomen dat driftreducerende maatregelen op het gehele perceel moeten worden toegepast.

Een drukregistratievoorziening is noodzakelijk om aan te tonen dat de juiste spuitdruk wordt gehanteerd. Bij een te hoge spuitdruk zijn de druppels in de spuitnevel kleiner en daardoor gevoeliger voor verwaaiing. Zonder drukregistratie is het onmogelijk voor handhavers om na te gaan welke spuitdruk is gebruikt en is de kans groter dat de technieken niet correct worden toegepast.

Voor een nadere bespreking van dit onderwerp verwijs ik naar de hieronder volgende beantwoording van de vragen van de leden van de CDA-fractie.

Heeft de voorliggende wijziging van het besluit gevolgen voor driftbeperkende maatregelen, zoals de windhaag/windsingel?

Nee. In de Activiteitenregeling milieubeheer zal een testmethode worden aangewezen voor het vaststellen van de driftreductie van (een combinatie van) technieken. Maatregelen zoals een windhaag of windsingel worden in die methode meegenomen.

Wat betekenen deze maatregelen voor de lastenverzwaring voor de land- en tuinbouw? Kan de Staatssecretaris ook aangeven wat dit Activiteitenbesluit betekent voor het overzicht van de reductie van regeldruk? Kan de Staatssecretaris ook aangeven welke kosten de boer en tuinders hebben moeten maken en op welke manier zij dit in de prijs hebben teruggezien?

Ten opzichte van bestaande regels nemen de administratieve lasten niet toe. Wel leidt het besluit tot een toename van de nalevingskosten. Tabellen 2 en 3 van paragraaf 6.2 van de Nota van Toelichting geven daarvan een overzicht.

Voor de glastuinbouw zijn de totale nalevingskosten berekend op € 29,2 mln. In die berekening is buiten beschouwing gebleven dat de meeste bedrijven hun afvalwater op grond van voorschriften in toelatingsbesluiten reeds moeten zuiveren. Evenmin is rekening gehouden met mogelijke (aanzienlijke) kostenreducties als gevolg van vermindering van het volume te zuiveren afvalwater, innovatie en doorontwikkeling in technieken, de inzet van mobiele zuiveringen (vooral op kleinere bedrijven) en het gezamenlijk gebruik van collectieve zuiveringsvoorzieningen.

Voor de open teelten zijn de totale nalevingskosten berekend op € 523.000. In die schatting is buiten beschouwing gebleven dat gewoonlijk op spuitapparatuur meerdere soorten spuitdoppen per eenheid zijn gemonteerd, waarvan ten minste één de drift met 75% of meer reduceert. De voorschriften leiden in die situatie niet tot extra nalevingskosten, maar de reeds aanwezige driftreducerende spuitdoppen worden meer intensief gebruikt.

Het Activiteitenbesluit milieubeheer stelt algemene regels waaraan in beginsel elke toepasser van gewasbeschermingsmiddelen moet voldoen. De regels leiden dan niet tot een concurrentienadeel voor bedrijven die de wetgeving naleven. Dit draagt eraan bij dat de kosten van milieumaatregelen in de kostprijs kunnen worden verwerkt.

In de ontwerpnota van toelichting6 staat dat de voorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer worden vereenvoudigd door toepassing van de doelvoorschriften. Kan de Staatssecretaris een opsomming geven van de vereenvoudiging van de wet- en regelgeving? Kan de Staatssecretaris daarbij een overzicht geven voor de boer en/of de tuinder?

Paragraaf 5, onderdeel «Vereenvoudiging van regelgeving» geeft een overzicht van de vereenvoudigde voorschriften. Anders dan nu nog het geval is, wordt in plaats van een opsomming van driftreducerende technieken of zuiveringsvoorzieningen voorgeschreven dat een maatregel moet worden toegepast die de drift (of indien het gaat om een zuiveringsvoorziening: emissie) met ten minste een bepaald percentage vermindert. Tevens worden de voorschriften voor de teelt van bloembollen en bloemknollen ingekort, door binnen gebieden waar deze gewassen intensief worden geteeld geen andere voorschriften te stellen dan daarbuiten.

In de ontwerpnota van toelichting7 wordt nader ingegaan op de financiële betaalbaarheid. Wat is de definitie van financieel betaalbaar? En wat betekent dit in een periode waarin de sector onder druk staat?

Het criterium «financieel betaalbaar» maakt de financiële gevolgen voor een type bedrijf inzichtelijk; het biedt dus geen informatie over het percentage bedrijven dat als gevolg van een maatregel in continuïteitsproblemen kan geraken.

Het Landbouw-Economisch Instituut heeft de financiële betaalbaarheid onderzocht van de maatregelen, door de jaarkosten van een maatregel uit te drukken als aandeel van het «bedrijfssaldo». Daardoor wordt zichtbaar welk beslag de extra jaarkosten, die voortvloeien uit naleving van de maatregel, leggen op de financiële middelen die beschikbaar zijn voor dekking van de vaste kosten van het bedrijf. Het percentage saldoverlies dat in een bepaalde situatie financieel betaalbaar wordt geacht, is het resultaat van een politieke of bestuurlijke afweging.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de voorgenomen wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Deze leden zijn verheugd dat zowel de maatregelen met betrekking tot de zuivering van afvalwater alsook de driftreducerende maatregelen zullen leiden tot een beperking van de emissie van gewasbeschermingsmiddelen. Zij vragen zich af hoe het pad naar 100% gezuiverd afvalwater eruit ziet en wanneer het afvalwater daarmee gewasbeschermingsmiddelvrij is.

Het ontwerpbesluit gaat uit van een emissiereductiepercentage van ten minste 95%, omdat dat percentage in het Hoofdlijnenakkoord waterzuivering glastuinbouw (bijlage bij Kamerstuk 32 627, nr. 20) als financieel betaalbaar is aangemerkt. Om een nullozing te realiseren, zijn combinaties met andere maatregelen nodig, zoals het aanhouden van een wachttijd tussen het tijdstip van toepassing van een gewasbeschermingsmiddel en de lozing van het drain- of drainagewater. Indien voor een bepaald gewasbeschermingsmiddel een dergelijke maatregel nodig is om tot de Nederlandse markt te worden toegelaten, kan het Ctgb die voorschrijven in het toelatingsbesluit.

Verder vragen de leden van de PvdA-fractie zich af welke verdere driftbeperkende maatregelen nog denkbaar zijn en op welke termijn hier een verdere aanscherping in te verwachten is.

Gewasbeschermingsmiddelen komen via verschillende emissieroutes in het milieu terecht. Dat kan onder meer door drift (verwaaiing naar de omgeving), afspoeling vanaf het erf, door oppervlakkige afspoeling vanaf het landbouwperceel of door uitspoeling via de drains of de bodem onder het landbouwperceel. Op basis van een tussenevaluatie van het gewasbeschermingsbeleid in 2018 zal worden beoordeeld of, en zo ja welke, verdere maatregelen nodig zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer met betrekking tot gewasbescherming in glastuinbouw en open teelt. Zij vinden het hoog tijd dat er actie wordt ondernomen tegen de veelvuldige normoverschrijdingen door lozingen in het oppervlaktewater. De maatregelen hadden eigenlijk in het jaar 2016 moeten gaan. Door dit uitstel heeft twee jaar langer schade plaats kunnen vinden. Het middel imidacloprid is een bekende probleemstof die gevaarlijk is voor bijen en andere dieren. Kunt u aangeven hoeveel overschrijdingen er het afgelopen jaar in het Westland zijn geweest van het gebruik van het middel imidacloprid en hoe hoog de maximale overschrijding was ten opzichte van de norm?

Het Centrum voor Milieuwetenschappen van de Universiteit Leiden heeft de overschrijdingen van de geldende waterkwaliteitsnormen in de regio’s Westland en Oostland onderzocht. Volgens het rapport «Analyse van imidacloprid in het oppervlaktewater tot en met februari 2016» (bijlage bij Kamerstuk 27 858, nr. 367) werd in 2015 in het Westland de jaargemiddelde waterkwaliteitsnorm op alle 16 meetpunten overschreden. De Maximaal Acceptabele waterkwaliteitsnorm werd op de helft van die 16 meetpunten overschreden.

De maximale overschrijding van de jaargemiddelde waterkwaliteitsnorm was 562 keer de norm en van de Maximaal Acceptabele waterkwaliteitsnorm 270 keer de norm.

De leden van de SP-fractie vinden het goed dat er eindelijk maatregelen komen, maar deze leden vinden de maatregelen niet alleen laat, maar ook niet krachtig genoeg. In het jaar 2018 moet een afname van 50% bereikt zijn en in het jaar 2023 een afname van 90–95%. Zijn daarmee de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water behaald in het jaar 2018 betreffende bestrijdingsmiddelen? Zijn daarmee de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water behaald in het jaar 2023 betreffende bestrijdingsmiddelen? Past dit in het reeds aangevraagde uitstel van de implementatie van de Kaderrichtlijn Water, die eigenlijk in het jaar 2015 geïmplementeerd had moeten zijn?

De voorgenomen maatregelen uit de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst zijn bedoeld om de aangewezen KRW-waterlichamen uiterlijk in 2027 afdoende te beschermen.

Deze leden zien graag een krachtiger norm en vragen om een driftreductie van 90% in plaats van 75%. Is de Staatssecretaris hiertoe bereid? De leden van de SP-fractie zijn blij met de vergroting van de teeltvrije zone van 25 centimeter naar 50 centimeter. Deze leden vragen zich echter af of dit genoeg is om te voorkomen dat bestrijdingsmiddelen het oppervlaktewater vervuilen? Waarom is niet gekozen voor een bredere strook? Welk onderzoek of welke rapporten liggen hieraan ten grondslag?

De vergrote teeltvrije zone voorkomt de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater niet8. Op basis van een tussenevaluatie van het gewasbeschermingsbeleid in 2018 zal worden beoordeeld of verdere maatregelen nodig zijn, zoals een driftreductie van 90%. Deze aanpak past bij de uitvoering van de motie Geurts van 4 juli 2013 (Kamerstuk 27 858, nr. 205) waarin wordt verzocht om uw Kamer te informeren over de voortgang van de verbetering van de waterkwaliteit, alvorens nadere maatregelen worden getroffen.

De verwachte emissiereductie en de verwachte jaarkosten als gevolg van emissiereducerende technieken, waaronder teeltvrije zones, worden samengevat in de tabellen 3.6 respectievelijk 3.9 van het rapport «Waterkwaliteit binnen de normen; haalbaarheid en betaalbaarheid van ambities uit de 2e Nota duurzame gewasbescherming»9.

Tabel 4 van het rapport «Teeltvrije zones; invloed op belasting van oppervlaktewater»10 geeft een overzicht van het beslag op landbouwgrond, door de aanwezigheid van teeltvrije zones op de verschillende bodemtypen.

Zij willen graag weten hoe dit geregeld is voor de biologische landbouw. In de biologische landbouw worden immers geen bestrijdingsmiddelen of kunstmest gebruikt. Zijn de teeltvrije zones niet op de biologische landbouw van toepassing? Zijn er in de praktijk biologische boeren die een probleem hebben met de teeltvrije zones?

Artikel 3.79, zevende lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer bepaalt dat geen teeltvrije zone behoeft te worden aangehouden in situaties dat binnen een strook van negen meter naast oppervlaktewater geen gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast (hooggroeiende gewassen) of indien een biologische productiemethode wordt toegepast (andere gewassen).

De leden van de SP-fractie vragen verder of er een voornemen is om emissiereductieplannen verplicht te stellen?

Een emissiereductieplan is een projectmatige aanpak van overschrijdingen van de waterkwaliteitsnormen, die zijn ontstaan door het gebruik van een bepaalde werkzame stof in een gewasbeschermingsmiddel. Toelatinghouders nemen elk jaar vrijwillig het initiatief tot het opstellen van een aantal emissiereductieplannen, vanuit hun verantwoordelijkheid van toelatinghouders voor hun product («product stewardship»). Ik zie geen aanleiding te verplichten tot het opstellen van een emissiereductieplan.

De leden van de SP-fractie willen graag weten waar het inkorten van de voorschriften voor de teelt van bloembollen en bloemknollen een versoepeling betreft. In hoeverre is hierbij rekening gehouden met gezondheidseffecten op omwonenden?

Of sprake is van een versoepeling is afhankelijk van de spuitapparatuur die wordt gebruikt. In situaties dat «spuitapparatuur met verlaagde spuitboom» of een «veldspuit in combinatie met 90%-driftreducerende spuitdoppen» worden gebruikt, is sprake van een versoepeling. Indien een bedrijf spuitapparatuur met luchtondersteuning inzet, blijft de mate van milieubescherming ongewijzigd.

De voorschriften hebben alleen betrekking op het gedeelte van het landbouwperceel dat naast oppervlaktewater is gelegen. Het vervallen van artikel 3.80, tweede lid heeft daarom geen gevolgen voor de risico’s voor omwonenden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van het activiteitenbesluit milieubeheer met betrekking tot gewasbescherming in glastuinbouw en open teelt. Deze leden hebben hierover nog vragen.

De leden van de CDA-fractie steunen dat met de voorliggende wijziging maatwerk voor collectieve zuivering van glastuinbouwbedrijven mogelijk wordt. Deze leden vragen de Staatssecretaris in welke tijdspanne dit gerealiseerd dient te worden en hoe deze aanpak ondersteund wordt.

De zuiveringsverplichting is van toepassing indien afvalwater wordt geloosd.

Een maatwerkvoorschrift is niet nodig als bedrijven gezamenlijk het afvalwater zuiveren voordat het wordt geloosd op oppervlaktewater of openbaar vuilwaterriool. Indien een dergelijke collectieve zuiveringsvoorziening wordt gerealiseerd, biedt het voorgestelde artikel 3.64b wel de mogelijkheid om bij maatwerkvoorschrift de inwerkingtreding van de zuiveringsverplichting op te schorten tot uiterlijk 1 januari 2021.

LTO Glaskracht ondersteunt haar leden met voorlichting en het aanreiken van een format voor een businessplan voor een collectieve installatie. Dit plan moet begin 2017 als onderdeel van de aanvraag tot maatwerk worden ingediend bij het bevoegd gezag. Ook de waterkwaliteitsbeheerders en gemeenten ondersteunen de bedrijven bij de totstandkoming en indiening van hun aanvraag.

De leden van de CDA-fractie zijn teleurgesteld over het opnemen van de verplichte drukregistratievoorziening op spuitapparatuur in artikel 3.83, tweede lid. Waarom houdt u zich niet aan uw afspraak met het bedrijfsleven om deze drukregistratievoorziening niet in te voeren? Kunt u inzichtelijk maken welke voordelen u verwacht te bereiken met deze verplichting en hoe dit zich verhoudt tot de kosten voor aanschaf en controle?

Waarom heeft u er niet voor gekozen om de lijst met driftarme doppen aan te passen waardoor deze extra verplichting en handhaving daarop overbodig zouden zijn? Zou dat niet effectiever en goedkoper zijn, zo vragen deze leden. Zo nee, waarom niet? Daarnaast is de invoering van deze verplichting onhaalbaar in de door u voorziene korte tijdsperiode. Is het redelijk om voor de invoering van deze verplichting landbouwers maar enkele maanden de tijd te geven? Kunt u onderbouwen dat het überhaupt logistiek en praktisch mogelijk is dat alle landbouwers in dit korte tijdsbestek aan deze verplichting voldoen? Bent u bereid om, gezien het bovenstaande, af te zien van de verplichte drukregistratievoorziening voor veldspuitapparatuur, zo vragen zij.

Volgens het huidige Activiteitenbesluit milieubeheer moet een toepasser per 1 januari 2017 de spuitdruk registreren waarmee gewasbeschermingsmiddelen worden toegediend. Dit omdat de spuitdruk van invloed is op de reductie van drift van gewasbeschermingsmiddelen. De voorschriften zijn in samenspraak met alle betrokken brancheorganisaties tot stand gekomen en staan sinds 1 januari 2013 in het besluit. Het ontwerpbesluit dat thans voorligt, wijzigt dit voorschrift niet. Brancheorganisaties hebben zich de afgelopen maanden echter wel uitgesproken over het wel of niet schrappen van dit voorschrift.

De Unie van Waterschappen en Vewin (drinkwaterbedrijven) wilden de voorschriften behouden, de agrarische sectoren LTO Nederland, KAVB (bloembollen) en Cumela (agrarisch loonwerk) daarentegen bepleitten het schrappen van de voorschriften en stellen als alternatief voor dat spuitdoppen waarvan het risico op oneigenlijk gebruik groot is niet meer mogen worden gebruikt. Bij dit voorstel speelt een rol dat bij een deel van de toepassers van gewasbeschermingsmiddelen en hun adviseurs het beeld bestaat dat met een driftarme toepassing landbouwkundig gezien geen goede resultaten kunnen worden bereikt. Uit praktijkprojecten blijkt dat dit niet klopt. Daarnaast hebben de brancheorganisaties gesteld dat voor bepaalde spuitapparatuur de drukregistratievoorziening geen toegevoegde waarde heeft, omdat bij een goede landbouwkundige toepassing oneigenlijk gebruik niet aannemelijk is.

Omdat er vooralsnog een prikkel lijkt te bestaan om de spuitapparatuur oneigenlijk te gebruiken, is toezicht noodzakelijk. Het voorstel om de drukregistratie in zijn geheel te laten vervallen, kan daarom niet worden overgenomen. In het doelgroepoverleg is vastgesteld dat bewustwording van grote betekenis is om de prikkel tot oneigenlijk gebruik van spuitapparatuur weg te nemen. Afgesproken is dat de brancheorganisaties van de agrarische sectoren concrete voorstellen doen hoe dit gestalte kan krijgen. Afspraken zullen worden verankerd in de Delta-Aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater, zodat uitvoering ervan in beeld blijft. De vraag of een drukregistratievoorziening voor bepaalde spuitapparatuur niet noodzakelijk of onredelijk is, behoeft nadere uitwerking in het doelgroepoverleg en kan nu niet worden meegenomen in de wijziging van de regelgeving. Als op een later moment blijkt dat dit het geval is, kan worden overwogen om dit alsnog in de regelgeving te verankeren.

De termijn tot 1 januari 2017 is te kort om deze acties uit te voeren. Daarom wil ik die datum met twee jaar uitstellen, tot 1 januari 2019. Voortgang op dit dossier is echter geboden. Vanwege een eventueel benodigde aanpassing van regelgeving is het daarom noodzakelijk dat een door het doelgroepoverleg uit te werken alternatief vóór 1 januari 2018 aan de verantwoordelijke bewindslieden wordt voorgelegd.

De leden van de CDA-fractie vragen ten aanzien van de zuiveringsplicht of het mogelijk is om zuiveringstechnieken te certificeren, zodat indien een bedrijf dat over zuivering beschikt het specifieke gewasbeschermingsmiddelen waarvoor zuivering van afvalwater als voorwaarde is gesteld, kan toepassen. Zo ja, zijn alle in het besluit genoemde technieken gecertificeerd en welke kosten zijn hieraan verbonden? Zo nee, op welke termijn zal certificatie worden gerealiseerd?

In het ontwerpbesluit is geen sprake van een verplichting tot certificering.

Wel heeft het Ctgb in de voorgenomen tijdelijke maatregel voor gewasbeschermingsmiddelen op basis van imidacloprid opgenomen dat gebruik van deze gewasbeschermingsmiddelen in de glastuinbouw verboden is tenzij een gecertificeerde zuiveringsvoorziening aanwezig is. Aanleiding hiervoor zijn de voortdurende substantiële overschrijdingen van de toelatingsnorm in oppervlaktewater. Het Ctgb beoordeelt thans de zienswijzen op de voorgenomen tijdelijke maatregel en zal volgens planning nog in december 2016 een definitief besluit nemen.

Het is zeker mogelijk om zuiveringstechnieken te certificeren, maar het ontwikkelen van de daarvoor benodigde systematiek zal de nodige tijd en inspanning vergen.

De leden van de CDA-fractie vragen ten aanzien van de zuiveringsplicht, zoals benoemd in het Activiteitenbesluit, hoeveel installaties reeds gecertificeerd zijn, hoeveel aanvragen voor keuring zijn ingediend bij de BZG en wanneer deze beoordeeld zijn of worden. Is er voldoende gecertificeerd om ervoor te zorgen dat de sector kan voldoen aan de verplichte zuivering per 1 januari 2018? Is het mogelijk om de certificering van meerdere installaties te vereenvoudigen en te stimuleren?

Hierboven is al opgemerkt dat in het ontwerpbesluit geen sprake is van een verplichting tot certificering.

Om aan te tonen dat een zuiveringsvoorziening ten minste het voorgeschreven zuiveringsrendement realiseert, kan een producent of leverancier een testmethode gebruiken die in de Activiteitenregeling milieubeheer zal worden voorgeschreven. Een adviescommissie, de BZG, bekijkt of de testmethode correct is uitgevoerd, en plaatst bij positief resultaat de voorziening op een lijst. Bedrijven kunnen die lijst benutten bij de aanschaf van een zuiveringsvoorziening.

De eerste drie zuiveringsvoorzieningen staan op de lijst, naar verwachting volgen dit jaar nog enkele aanvragen.

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat er onduidelijkheden zijn over hoe de zuivering van afvalwater aangetoond dient te worden. Kan een bedrijf dat over een gecertificeerde zuiveringsinstallatie beschikt alle gewasbeschermingsmiddelen waarvoor zuivering van afvalwater als voorwaarde is gesteld, toepassen? Zo, nee op welke wijze kan dit gesynchroniseerd worden? Is een vereiste zuivering van 99,5% überhaupt mogelijk? Zo ja, hoe wordt dit vormgegeven? Kunt u bij de beantwoording van de voorgaande twee vragen ingaan op de wijze van toetsing van de vereiste 99,5% zuivering zoals aangegeven kan zijn op het etiket en de 95% zuivering waarop de BZG volgens het activiteitenbesluit gaat toetsen? Indien de vereiste zuivering als aangegeven op het etiket van 99,5% niet getoetst wordt door de BZG, hoe wordt dit dan getoetst en zou dit niet getoetst dienen te worden door de BZG?

In het testprotocol is een selectie van elf werkzame stoffen opgenomen die representatief worden geacht voor het totale pakket aan werkzame stoffen. Wanneer het zuiveringsrendement van een zuiveringsvoorziening volgens de testmethode voldoende is, en de voorziening juist wordt gebruikt, mag er vanuit worden gegaan dat daarmee wordt voldaan aan de toepasselijke voorschriften uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Een zuiveringsrendement van 99,5% is technisch mogelijk. Het testprotocol is echter niet ontworpen om zuiveringspercentages hoger dan 95% vast te kunnen stellen, omdat die in het Activiteitenbesluit niet worden voorgeschreven.

Het is echter denkbaar dat het Ctgb concludeert dat voor het gebruik van een specifiek gewasbeschermingsmiddel een hoger zuiveringsrendement noodzakelijk is, omdat het anders niet mag worden toegelaten tot de Nederlandse markt. Momenteel worden, als onderdeel van de uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord waterzuivering glastuinbouw, daarom de mogelijkheden onderzocht voor een aanvullende emissiereductie. Het resultaat van het onderzoek kan worden ingebouwd in de systematiek op basis waarvan het Ctgb beoordeelt of een gewasbeschermingsmiddel kan worden toegelaten tot de Nederlandse markt. Door maatregelen te combineren, kunnen ook gewasbeschermingsmiddelen worden toegelaten waarvan de emissie met meer dan 95% moet worden gereduceerd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer met betrekking tot gewasbescherming in glastuinbouw en open teelt. Deze leden hebben nog aanvullende vragen.

De leden van de GroenLinks fractie zijn teleurgesteld dat de datum dat glastuinbouwbedrijven moeten beschikken over een functionerende zuiveringsvoorziening is verschoven van 1 januari 2016 naar 1 januari 2018. Kan de Staatssecretaris nader toelichten waarom economische belangen prefereren boven milieubelangen? En kan de Staatssecretaris nader specificeren wat de praktische bezwaren zijn, terwijl al een geruime tijd bij de sector bekend was dat ze in de toekomst over moesten gaan tot verplichte zuivering? En waarom was 1 januari 2017 niet haalbaar?

De motie van 12 maart 2014 verzocht om samen met de glastuinbouw en de waterbeheerders te zoeken naar een realistische tijdsplanning om het afvalwater van glastuinbouwbedrijven te zuiveren (Kamerstuk 27 858, nr. 259). Dat heeft geresulteerd in een Hoofdlijnenakkoord waterzuivering glastuinbouw (bijlage bij Kamerstuk 32 627, nr. 20). Vanwege de voortdurende overschrijdingen in oppervlaktewater, is het nodig om de zuivering van afvalwater zo spoedig mogelijk verplicht te stellen. Een eerdere datum dan 1 januari 2018 was echter niet realistisch, met name vanwege het grote aantal zuiveringsvoorzieningen dat moet worden geïnstalleerd en de ontwikkeling en uitvoering van een werkwijze om aan te tonen dat die voorzieningen ook daadwerkelijk het benodigde zuiveringsrendement behalen. Daarnaast was nog van belang dat de financiële betaalbaarheid voor de sector toeneemt naarmate de zuiveringsplicht later wordt ingevoerd, vanwege het doorlopende proces van schaalvergroting in de sector. De invoeringsdatum per 1 januari 2018 is dan ook een delicate balans tussen enerzijds milieuafwegingen en anderzijds economische afwegingen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben grote vraagtekens of met deze inspanningen de doelstelling om in 2023 bijna geen overschrijdingen meer te hebben van de milieukwaliteitsnormen en drinkwaternorm worden gehaald. Deze leden vinden een tussenevaluatie in 2018 en een eindevaluatie in 2023 te weinig. Is de Staatssecretaris bereid om elk jaar een korte evaluatie van de maatregelen uit te voeren en deze met de metingen naar de Kamer te sturen?

De trends in de waterkwaliteit kunnen worden afgeleid uit jaarrapportages van waterschappen en uit de website www.bestrijdingsmiddelenatlas.nl.

Het onderzoek naar de ontwikkeling in de gewasbeschermingspraktijk en de effecten van maatregelen is echter complex en omvangrijk. Uit een korte evaluatie kunnen daarom niet voldoende verantwoord conclusies worden getrokken over de noodzaak of effecten van een eventuele beleidswijziging.

De leden van de GroenLinks-fractie willen graag weten van de Staatssecretaris hoe de zuiveringsplicht zal worden gehandhaafd. Deze leden hebben eerder gezien dat afspraken niet werden nagekomen in de glastuinbouw. Is voor deze controles niet extra capaciteit nodig bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit?

Toezicht op de naleving van de zuiveringsplicht vindt plaats door de waterschappen en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Naar mijn mening beschikken beide instanties gezamenlijk over de benodigde expertise en handhavingscapaciteit.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat in het voorliggende besluit de teeltvrije zones worden verbreed. Deze leden vragen zich af of deze maatregel wel gaat leiden tot de afgesproken afname van normoverschrijdingen in het oppervlaktewater. Ook de sector, zoals Vereniging van Waterbedrijven Vewin, spreekt deze zorg uit. Wat is de reactie van Staatssecretaris hierop en is hij bereid om de teeltvrije zones verder te verbreden in het belang van onze waterkwaliteit?

Tabel 4 van paragraaf 6.3 van de Nota van Toelichting laat zien dat de verbreding van de teeltvrije zone en de aanscherping van de driftreducerende maatregelen de emissie van de meeste sectoren onvoldoende reduceren, gelet op de tussendoelstelling voor 2018. Uitzondering vormt de sector veehouderij (teelt van mais en gras).

Op basis van een tussenevaluatie van het gewasbeschermingsbeleid in 2018 zal worden beoordeeld of en zo ja welke, verdere maatregelen nodig zijn. Deze aanpak past bij de uitvoering van de motie Geurts van 4 juli 2013 (Kamerstuk 27 858, nr. 205) waarin wordt verzocht om uw Kamer te informeren over de voortgang van de verbetering van de waterkwaliteit, alvorens nadere maatregelen worden getroffen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende wijziging van het Activiteitenbesluit. Zij hebben nog enkele vragen.

De Staatssecretaris wil een verplichte drukregistratie voor spuitapparatuur. De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat in 2015 met de sector is afgesproken dat de voorziene verplichting voor drukregistratie niet doorgevoerd zal worden. Waarom houdt de Staatssecretaris zich niet aan deze afspraak? Ook inhoudelijk zetten deze leden grote vraagtekens bij de voorgenomen verplichting. Inmiddels zijn er technieken op de markt die wel zorgen voor driftreductie, maar niet via de dop. Verder pleit de sector ervoor om doppen die oneigenlijk gebruikt zouden kunnen worden, te schrappen van de lijst met toegestane spuitdoppen. Dan is drukregistratie niet nodig. Wat is in de ogen van de Staatssecretaris nog de toegevoegde waarde van de voorgestelde verplichting? Deze leden wijzen er verder op dat de verplichting al per 1 januari 2017 in zal gaan. Ondernemers krijgen zo onvoldoende tijd om apparatuur voor deze drukregistratie aan te schaffen en te installeren.

Volgens het huidige Activiteitenbesluit milieubeheer moet een toepasser per 1 januari 2017 de spuitdruk registreren waarmee gewasbeschermingsmiddelen worden toegediend. Dit omdat de spuitdruk van invloed is op de reductie van drift van gewasbeschermingsmiddelen. De voorschriften zijn in samenspraak met alle betrokken brancheorganisaties tot stand gekomen en staan sinds 1 januari 2013 in het besluit. Het ontwerpbesluit dat thans voorligt, wijzigt dit voorschrift niet. Brancheorganisaties hebben zich de afgelopen maanden echter wel uitgesproken over het wel of niet schrappen van dit voorschrift.

De Unie van Waterschappen en Vewin (drinkwaterbedrijven) wilden de voorschriften behouden, de agrarische sectoren LTO Nederland, KAVB (bloembollen) en Cumela (agrarisch loonwerk) daarentegen bepleitten het schrappen van de voorschriften en stellen als alternatief voor dat spuitdoppen waarvan het risico op oneigenlijk gebruik groot is niet meer mogen worden gebruikt. Bij dit voorstel speelt een rol dat bij een deel van de toepassers van gewasbeschermingsmiddelen en hun adviseurs het beeld bestaat dat met een driftarme toepassing landbouwkundig gezien geen goede resultaten kunnen worden bereikt. Uit praktijkprojecten blijkt dat dit niet klopt. Daarnaast hebben de brancheorganisaties gesteld dat voor bepaalde spuitapparatuur de drukregistratievoorziening geen toegevoegde waarde heeft, omdat bij een goede landbouwkundige toepassing oneigenlijk gebruik niet aannemelijk is.

Omdat er vooralsnog een prikkel lijkt te bestaan om de spuitapparatuur oneigenlijk te gebruiken, is toezicht noodzakelijk. Het voorstel om de drukregistratie in zijn geheel te laten vervallen, kan daarom niet worden overgenomen. In het doelgroepoverleg is vastgesteld dat bewustwording van grote betekenis is om de prikkel tot oneigenlijk gebruik van spuitapparatuur weg te nemen. Afgesproken is dat de brancheorganisaties van de agrarische sectoren concrete voorstellen doen hoe dit gestalte kan krijgen. Afspraken zullen worden verankerd in de Delta-Aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater, zodat uitvoering ervan in beeld blijft. De vraag of een drukregistratievoorziening voor bepaalde spuitapparatuur niet noodzakelijk of onredelijk is, behoeft nadere uitwerking in het doelgroepoverleg en kan nu niet worden meegenomen in de wijziging van de regelgeving. Als op een later moment blijkt dat dit het geval is, kan worden overwogen om dit alsnog in de regelgeving te verankeren.

De termijn tot 1 januari 2017 is te kort om deze acties uit te voeren. Daarom wil ik die datum met twee jaar uitstellen, tot 1 januari 2019. Voortgang op dit dossier is echter geboden. Vanwege een eventueel benodigde aanpassing van regelgeving is het daarom noodzakelijk dat een door het doelgroepoverleg uit te werken alternatief vóór 1 januari 2018 aan de verantwoordelijke bewindslieden wordt voorgelegd.

De leden van de SGP-fractie zetten vraagtekens bij de voorgestelde verbreding van de teeltvrije zone, onder meer voor graan. Is de veronderstelling juist dat drift, met alle driftreducerende maatregelen die al genomen zijn, een minder grote factor van betekenis is geworden ten opzichte van emissies via afspoeling en drains? Wat is nog de toegevoegde waarde van een bredere teeltvrije zone nu ook de verplichte driftreductie verhoogd wordt van 50% naar 75%? Kan de Staatssecretaris dit met onderzoek onderbouwen?

Drift leverde een relatief grote bijdrage aan de totale emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar het milieu. Door uitvoering van driftreducerende maatregelen vermindert die relatieve bijdrage ten opzichte van andere emissieroutes waarvoor geen of in mindere mate emissiereducerende maatregelen zijn voorgeschreven. Die «andere emissieroutes» zijn bijvoorbeeld de oppervlakkige afspoeling of de uitspoeling van gewasbeschermingsmiddelen via de drains of de bodem onder het landbouwperceel.

Volgens het rapport «Waterkwaliteit binnen de normen»11 leidt een kleine verbreding van de teeltvrije zone met 25 centimeter tot een extra verwachte driftreductie van ongeveer 1%, in de situatie dat reeds vérgaande driftreducerende maatregelen (75%-driftreductie) zouden zijn voorgeschreven en die voorschriften volledig zouden worden nageleefd.

Behalve de drift, vermindert een verbrede teeltvrije zone echter ook de oppervlakkige afspoeling van gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen en zware metalen vanaf het landbouwperceel naar oppervlaktewater. Vanaf een bepaalde breedte heeft een zone tevens positieve effecten voor de biodiversiteit en het landschapsbeheer12. Een zone is ten slotte noodzakelijk als «vangnet», omdat de spuitapparatuur niet altijd en overal de gemeten driftreductie realiseert, als gevolg van bijvoorbeeld normale slijtage of de invloed van externe factoren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

Ons water wordt op grote schaal vervuild door landbouwgif. Dat bedreigt soorten, ecosystemen en de volksgezondheid. Uit alle tussenevaluaties blijkt dat de waterkwaliteitsdoelen van de Kaderrichtlijn Water – die we eigenlijk vorig jaar al hadden moeten halen – zelfs in het jaar 2027 niet gehaald zullen worden. Landbouwgif is samen met mest de grote oorzaak daarvan. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende wijziging van het Activiteitenbesluit, waarin maatregelen genomen worden om de vervuiling van ons water door landbouwgif tegen te gaan. Deze leden steunen deze maatregelen, maar zien wel dat er veel meer gedaan zou moeten worden om de grootschalige normoverschrijdingen tegen te gaan. Zij zien graag meer ambitie en hebben nog enkele vragen.

Het Planbureau voor de Leefomgeving concludeert in de nieuwe Balans voor de Leefomgeving dat de vervuiling van ons water met landbouwgif al jaren niet meer afneemt, en dat de doelen daarmee buiten bereik liggen. Zij pleiten voor extra maatregelen, en de leden van de Partij voor de Dieren-fractie sluiten zich daar bij aan. Wachten met het nemen van extra maatregelen tot na de evaluatie van het bestrijdingsmiddelenbeleid in 2018 maakt het behalen van de doelen en het bereiken van een goede kwaliteit van ons water alleen maar moeilijker. Deelt de Staatssecretaris die mening? Zo nee, waarom niet? Deelt de Staatssecretaris de mening dat het niet zo nuttig is om nu slechts in te zetten op beperkte maatregelen waarvan al bij voorbaat duidelijk is dat ze niet zullen leiden tot het daadwerkelijk halen van de (juridisch bindende) doelen? Is het niet zowel veel eerlijker als veel efficiënter om nu in een keer een maatregelenpakket voor te stellen waarmee het gifgebruik in de landbouw drastisch wordt beperkt en waarmee dus een duurzame landbouw en een gezonde natuur en leefomgeving echt dichterbij komt? Graag ontvangen deze leden hierop een reactie.

De maatregelen zijn gebaseerd op een balans tussen milieu en economie, zij zijn technisch haalbaar en financieel betaalbaar. Het voorschrijven van maatregelen die op zich geschikt zijn om de waterkwaliteitsdoelstellingen te realiseren, kan in bepaalde gevallen een onevenredige belasting vormen voor de toepasser van een gewasbeschermingsmiddel.

Op basis van een tussenevaluatie van het gewasbeschermingsbeleid in 2018 zal worden beoordeeld of en zo ja welke, verdere maatregelen nodig zijn. Deze aanpak past bij de uitvoering van de motie Geurts van 4 juli 2013 (Kamerstuk 27 858, nr. 205) waarin wordt verzocht om uw Kamer te informeren over de voortgang van de verbetering van de waterkwaliteit, alvorens nadere maatregelen worden getroffen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie spreken hun verbazing uit over de lage ambitie van de Staatssecretaris. Waarom neemt de Staatssecretaris genoegen met de ambitie om het aantal normoverschrijdingen in het jaar 2023 met 90% te verminderen? Wetten, regels en normen zijn er om nageleefd te worden. De normen zijn niet voor niets gesteld, overschrijding van die normen betekent een risico voor mens, dier en milieu; kan de Staatssecretaris dat bevestigen? Waarom is de ambitie niet om de normen zo snel mogelijk niet meer te overschrijden? Wanneer wil de Staatssecretaris het gewoon niet meer overschrijden van de normen behaald hebben, en op welke wijze wil zij dat doen?

Overschrijding van een waterkwaliteitsnorm betekent dat water minder wordt beschermd dan op Europees of nationaal niveau is afgesproken. Het kabinetsbeleid gaat daarbij uit van realisatie van de waterkwaliteitsdoelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water per 2027. Met een vermindering van het aantal normoverschrijdingen van 90% per 2023 komt het behalen van die doelstelling voor gewasbeschermingsmiddelen binnen bereik. Naast wettelijke voorschriften worden ook andere maatregelen genomen, zoals de uitvoering van een emissiereductieplan of acties uit de Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater.

Het lozen van water dat is vervuild met landbouwgif zou volgens de leden van de Partij voor de Dieren-fractie gewoon verboden moeten worden. Een reductie van 100% bij waterzuivering is immers technisch mogelijk, en lozingen van landbouwgif hebben altijd negatieve effecten op de kwaliteit van ons water en daarmee op natuur, milieu en volksgezondheid. Een verbod op het lozen van vervuild water maakt bovendien de taak van de handhavers veel makkelijker. Waarom is de Staatssecretaris die mening niet toegedaan? En kan zij haar inzet op handhaving van de voorliggende maatregelen schetsen?

Het ontwerpbesluit gaat ervan uit dat milieuverontreiniging moet worden voorkomen of zoveel mogelijk moet worden verminderd, door uitvoering van technisch haalbare en financieel betaalbare maatregelen. Voor de glastuinbouw is in het Hoofdlijnenakkoord waterzuivering glastuinbouw (bijlage bij Kamerstuk 32 627, nr. 20) afgesproken dat het voorgeschreven emissiereductiepercentage van 95% aan dat criterium voldoet. Ook de voorgestelde maatregelen voor de open teelten zijn in lijn met dat criterium.

Toezicht op de naleving van de regelgeving vindt plaats door de waterschappen en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Naar mijn mening beschikken beide instanties gezamenlijk over de benodigde expertise en handhavingscapaciteit.

Zolang er landbouwgif gebruikt wordt, zijn maatregelen om driftreductie te bereiken inderdaad nodig. Maar de leden van de Partij voor de Dieren-fractie begrijpen niet waarom er nu slechts wordt gekozen voor het verplichtstellen van een driftreductie van 75%, terwijl een driftreductie van 90% goed mogelijk is en grote voordelen heeft voor de bescherming van omwonenden en passanten tegen het gevaarlijke landbouwgif, en voor bescherming van ons oppervlaktewater. Waarom wordt de driftreductie van 90% niet standaard verplicht gesteld?

Waarom kiest de Staatssecretaris ervoor om een driftreductie van slechts 75% voor te schrijven, in plaats van de 90%, waar ook de drinkwatersector voor pleit?

De maatregelen zijn gebaseerd op een balans tussen milieu en economie. Daarover zijn afspraken gemaakt die zijn opgenomen in de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst. Daar is ook aangegeven dat op basis van een tussenevaluatie van het gewasbeschermingsbeleid in 2018 zal worden beoordeeld of, en zo ja welke, aanvullende maatregelen nodig zijn. Deze aanpak past bij de uitvoering van de motie Geurts van 4 juli 2013 (Kamerstuk 27 858, nr. 205) waarin wordt verzocht om uw Kamer te informeren over de voortgang van de verbetering van de waterkwaliteit, alvorens nadere maatregelen worden getroffen.

Ook de zeer beperkte verbreding van de teeltvrije zones tot 50 centimeter kan niet op instemming van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie rekenen. Zij dringen aan op een bredere teeltvrije zone van minimaal 1,5 meter bij de gangbare teelten, en bredere, minimaal 5 meter, bij de gif-intensieve teelten zoals bloembollen en fruit. Het is van het grootste belang om omwonenden, passanten en het milieu te beschermen tegen de deken van gif die langs de akkers neerdaalt. Graag ontvangen deze leden een nadere onderbouwing van de smalle keuze van het kabinet. Waar is deze op gebaseerd? Hoeveel zou de vervuiling van ons water verminderen als 1,5 meter de minimale breedte van teeltvrije zones zou worden?

Voor een reactie verwijs ik u kortheidshalve naar de hierboven genoemde motie van uw Kamer.

Volgens onderzoek stijgt de verwachte emissiereductie in dat geval van gemiddeld 50% naar gemiddeld 80%13.

De normoverschrijdingen met betrekking tot water zijn het grootst bij de bollenteelt, lelieteelt en glastuinbouw; kan de Staatssecretaris dat bevestigen? Deelt de Staatssecretaris de mening dat een verbod op deze teelt in grondwaterbeschermingsgebieden in belangrijke mate bij kan dragen bij het halen van de waterkwaliteitsdoelen? Zo ja, is zij bereid deze in te stellen? Zo nee, waarom niet, en op welke wijze is zij dan van plan om de grondwaterbeschermingsgebieden beter te beschermen?

Volgens onderzoek moeten de sectoren bloembollenteelt, fruitteelt en glastuinbouw hun emissies het verst reduceren, om evenredig bij te dragen aan het behalen van de waterkwaliteitsdoelstellingen14. Provincies kunnen maatregelen nemen voor de bescherming van de waterkwaliteit in grondwaterbeschermingsgebieden.

Graag krijgen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie nadere uitleg van de wijziging in het voorliggende besluit waarmee de voorschriften voor de teelt van bloembollen en bloemknollen wordt ingekort. Welke wijziging vindt hier precies plaats?

In de toelichting wordt gesteld: «Vanuit het oogpunt van bescherming van het milieu, en gelet op de maatregelen die redelijkerwijs van toepassers van gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gevergd, bestaat onvoldoende reden om binnen gebieden waar deze gewassen intensief worden geteeld, andere voorschriften te stellen dan daarbuiten. De voorschriften zijn daarom samengevoegd.» Daar zijn deze leden het niet mee eens. Natuurlijk zijn er juist wel zeer valide redenen om extra regels te stellen in gebieden waar zeer veel gif wordt gebruikt, zoals in gebieden waar veel lelies, bollen of fruit wordt geteeld. De natuur staat daar zwaarder onder druk door het hoge gebruik van landbouwgif, en de omwonenden en passanten lopen in dit soort gebieden een groter risico dan in gebieden waar minder landbouwgif wordt gebruikt; ontkent de Staatssecretaris dat? Welke gevolgen heeft de «samenvoeging» van de voorschriften precies?

De voorschriften die beogen de emissies van gewasbeschermingsmiddelen naar oppervlaktewater te verminderen, zullen zowel binnen als buiten de gebieden waar bloembollen en bloemknollen intensief worden geteeld, gaan gelden. Doel is om de complexe voorschriften door middel van een samenvoeging te vereenvoudigen. De gevolgen voor de mate van milieubescherming zijn afhankelijk van de spuitapparatuur die wordt gebruikt. In situaties dat «spuitapparatuur met verlaagde spuitboom» of een «veldspuit in combinatie met 90%-driftreducerende spuitdoppen» worden gebruikt, is sprake van een versoepeling. Indien een bedrijf spuitapparatuur met luchtondersteuning inzet, blijft de mate van milieubescherming ongewijzigd.

De betreffende voorschriften hebben op dit moment alleen betrekking op het gedeelte van het landbouwperceel dat naast oppervlaktewater is gelegen. De samenvoeging van de voorschriften heeft daarom geen gevolgen voor de risico’s voor omwonenden. Afhankelijk van de toegepaste toedieningstechnieken van gewasbeschermingsmiddelen kan het oppervlaktewater binnen gebieden met intensief bespoten gewassen meer worden belast door daarbuiten.

Gifloze gewasbescherming, bijvoorbeeld door toepassing van UV-licht en natuurlijk door de inzet van natuurlijke plaaginsecten en andere duurzame technieken is zeer goed mogelijk, kan de Staatssecretaris dat bevestigen? Op welke wijze is de Staatssecretaris voornemens om dit soort innovatieve technieken breder uit te rollen? Welke rol kan en wilt u daarin spelen? Deelt u de mening dat er in veel teelten gebruik gemaakt wordt van grote hoeveelheden landbouwgif, terwijl dat helemaal niet nodig is? Wat wilt u hieraan gaan doen?

De Staatssecretaris van Economische Zaken heeft uw Kamer recent geïnformeerd over de voortgang op het verduurzamen van de gewasbescherming en het zorgen voor kaders om een verschuiving in het huidige pakket gewasbeschermingsmiddelen naar laagrisicomiddelen te bewerkstelligen (Kamerstuk 27 858, nr. 369).

Uw Kamer heeft recent de toegezegde brief ontvangen over de zogenaamde systeemaanpak duurzame gewasbescherming en de pilots die ter uitvoering daarvan zullen starten (Kamerstuk 27 858, nr. 371).

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie horen graag wanneer emissiereductieplannen nu wel en niet verplicht zijn voor toelatingshouders en toepassers van landbouwgif. Op welke wijze wordt de producent van het landbouwgif nu verantwoordelijk gemaakt voor het beperken van het risico dat zijn landbouwgif met zich meebrengt voor mens, dier en milieu? Deze leden ontvangen graag een reactie.

Een emissiereductieplan is een projectmatige aanpak van overschrijdingen van de waterkwaliteitsnormen, die zijn ontstaan door het gebruik van een bepaalde werkzame stof in een gewasbeschermingsmiddel. Toelatinghouders nemen elk jaar vrijwillig het initiatief tot het opstellen van een aantal emissiereductieplannen op zich, vanuit een verantwoordelijkheid voor hun product («product stewardship»).

Het Activiteitenbesluit milieubeheer stelt alleen voorschriften aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door de toepasser. Eisen aan het product vloeien voort uit het toelatingsbeleid uit de verordening (EG) nr. 1107/200915. Een gewasbeschermingsmiddel wordt alleen voor gebruik in Nederland toegelaten, indien het geen onaanvaardbare risico’s heeft voor mens, dier en milieu.

En hoe gaat het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden nu om met aanvragen voor nieuwe toelatingen van landbouwgif waarvan duidelijk is dat deze stof al in veel te grote mate ons water vervuilt? Voor de laatste wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden was het mogelijk om een pre-registratietoets uit te voeren en zo een toelatingsaanvraag te toetsen aan de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Dat is nu niet meer mogelijk, maar de Staatssecretaris heeft toegezegd om bij een (her-)beoordeling rekening te houden met de afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord waterzuivering in de glastuinbouw. Wat is daarvan de stand van zaken?

Het toelatingsbeleid van het Ctgb vloeit voort uit de verordening (EG) nr. 1107/2009. Het Ctgb beoordeelt of een bepaald gewasbeschermingsmiddel de toelatingsnorm niet overschrijdt. In die beoordeling worden de monitoringsgegevens over de waterkwaliteit betrokken, omdat die een relatie kunnen hebben met het te beoordelen gebruik van een gewasbeschermingsmiddel. Indien een mogelijke relatie blijkt, zal de aanvrager een nadere risicobeoordeling geven over de oorzaken van die overschrijdingen. Dat kan leiden tot aanpassing van de toelatingsvoorwaarden, zodat die beter zijn toegesneden op aard en eigenschappen van een gewasbeschermingsmiddel.

Voor aanvragen die na 12 oktober 2015 zijn ingediend, wordt rekening gehouden met afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord waterzuivering glastuinbouw (synchronisatie toelatingenbeleid en invoering zuiveringsplicht).

Voor gewasbeschermingsmiddelen waarvoor volgens de beoordeling een verwijdering tot 95% toereikend is, zal het Ctgb als voorwaarde opnemen dat het afvalwater uiterlijk op 1 januari 2018 wordt gezuiverd. Voor middelen waarvoor volgens de beoordeling een verwijdering van meer dan 95% nodig is, zal het Ctgb als voorwaarde opnemen dat het benodigde verwijderingspercentage per direct wordt gerealiseerd. Dit percentage hoeft niet volledig met een zuiveringsvoorziening te worden gerealiseerd; daarvoor kunnen ook andere maatregelen worden ingezet, ter aanvulling van de zuiveringsvoorziening met een rendement van 95%. Voorbeelden van die maatregelen zijn een lagere dosering, een lagere toedieningsfrequentie of het aanhouden van een bepaalde wachttijd tussen het tijdstip van toepassing en lozing.


X Noot
1

Voorpublicatie van het Besluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de vermindering van emissies van gewasbeschermingsmiddelen in de glastuinbouw en open teelten, ontwerpnota van toelichting, pagina 5

X Noot
2

Bijlage bij de brief van 8 maart 2012, Kamerstuk 27 858, nr. 102

X Noot
3

Voorpublicatie van het Besluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de vermindering van emissies van gewasbeschermingsmiddelen in de glastuinbouw en open teelten, ontwerpnota van toelichting, pagina 8

X Noot
4

Voorpublicatie van het Besluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de vermindering van emissies van gewasbeschermingsmiddelen in de glastuinbouw en open teelten, ontwerpnota van toelichting, pagina 11

X Noot
5

Voorpublicatie van het Besluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de vermindering van emissies van gewasbeschermingsmiddelen in de glastuinbouw en open teelten, ontwerpnota van toelichting, pagina 9

X Noot
6

Voorpublicatie van het Besluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de vermindering van emissies van gewasbeschermingsmiddelen in de glastuinbouw en open teelten, ontwerpnota van toelichting, pagina 10

X Noot
7

Voorpublicatie van het Besluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de vermindering van emissies van gewasbeschermingsmiddelen in de glastuinbouw en open teelten, ontwerpnota van toelichting, pagina 9

X Noot
8

Voor de relatie tussen depositie van een toegepast gewasbeschermingsmiddel en de afstand zie figuur 1 in samenhang met paragraaf 5 van het rapport «Teeltvrije zones; invloed op belasting van oppervlaktewater»; Linden, A.M.A. van der, S. Lukacs, A.J. Schouten en H.J. van Wijnen; RIVM rapport 607640001/2010

X Noot
9

Rapport «Waterkwaliteit binnen de normen; haalbaarheid en betaalbaarheid van ambities uit de 2e Nota duurzame gewasbescherming» (juli 2013); Buurma J.S., P.C. Leendertse en A. Visser. LEI-rapport 2013–044, CLM-rapport 826–2013

X Noot
10

Rapport «Teeltvrije zones; invloed op belasting van oppervlaktewater»; Linden, A.M.A. van der, S. Lukacs, A.J. Schouten en H.J. van Wijnen; RIVM rapport 607640001/2010

X Noot
11

Tabel 3.6 van het rapport «Waterkwaliteit binnen de normen; haalbaarheid en betaalbaarheid van ambities uit de 2e Nota duurzame gewasbescherming» (juli 2013); Buurma J.S., P.C. Leendertse en A. Visser. LEI-rapport 2013–044, CLM-rapport 826–2013

X Noot
12

Rapport «Teeltvrije zones; invloed op belasting van oppervlaktewater»; Linden, A.M.A. van der, S. Lukacs, A.J. Schouten en H.J. van Wijnen; RIVM rapport 607640001/2010 en rapport «Uitspoeling van zware metalen uit landbouwbodems; Toetsing van modelberekeningen middels veldmetingen»; Bonten, L.T.C.; Alterra rapport 1883/2009

X Noot
13

Percentages afgeleid uit de tabellen 3.6 en 3.7 van het rapport «Waterkwaliteit binnen de normen; haalbaarheid en betaalbaarheid van ambities uit de 2e Nota duurzame gewasbescherming» (juli 2013); Buurma J.S., P.C. Leendertse en A. Visser. LEI-rapport 2013–044, CLM-rapport 826–2013

X Noot
14

Paragraaf 6.3 van de Nota van Toelichting geeft een overzicht, gebaseerd op hoofdstuk 5 van het rapport «Waterkwaliteit binnen de normen; haalbaarheid en betaalbaarheid van ambities uit de 2e Nota duurzame gewasbescherming» (juli 2013); Buurma J.S., P.C. Leendertse en A. Visser. LEI-rapport 2013–044, CLM-rapport 826–2013

X Noot
15

Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG (PbEU 2009, L 309)

Naar boven