nr. 1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juli 2001
Hierbij stuur ik u mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer, de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, de
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de beleidsnota Zicht op gezonde teelt. In
deze nota wordt het nieuwe gewasbeschermingsbeleid uitgewerkt in verband met
het aflopen van het Meerjarenplan Gewasbescherming (MJP-G) per 2001.
Met Zicht op gezonde teelt heeft het kabinet de volgende doelen voor ogen:
1. Een verdergaande vermindering van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen
door het stimuleren van een terughoudende en zorgvuldige toepassing van deze
middelen.
2. Een verdere vermindering van de emissies naar het milieu, waarmee tot
2010 een stap wordt gezet richting het Verwaarloosbaar Risico (VR) niveau.
3. Het verbeteren van de naleving van de huidige wet- en regelgeving voor
gewasbeschermingsmiddelen met betrekking tot volksgezondheid, milieu en arbeidsbescherming
(inclusief de aanscherping van het Lozingenbesluit per 2003). Door het vergroten
van de naleving van de regelgeving ten aanzien van milieu en volksgezondheid
op de primaire bedrijven en door een vertaling van de wettelijke voorschriften
uit de Arbeidsomstandighedenwet naar bedrijfsgerichte maatregelen kan nog
een aanzienlijke beleidswinst worden geboekt.
Om de doelstellingen van het nieuwe gewasbeschermingsbeleid te realiseren
zet het kabinet in op een sectorbrede introductie en verdere ontwikkeling
van een geïntegreerde gewasbescherming op gecertificeerde bedrijven.
Met geïntegreerde gewasbescherming wil
de overheid een omslag in denken en handelen bij agrarische ondernemers realiseren
in hun omgang met gewasbescherming; een omslag waarbij gewasbescherming een integraal onderdeel is van de bedrijfsvoering. Dit is een complexe
en kennisintensieve benaderingswijze waarbij zorgvuldig en terughoudend gebruik
gemaakt wordt van chemische gewasbeschermingsmiddelen en deze pas ingezet
worden als andere gewasbeschermingsmethoden zoals preventieve- en niet chemische
maatregelen ontoereikend zijn.
Met het instrument certificering maakt de
individuele ondernemer zijn/haar gewasbeschermingsactiviteiten inzichtelijk
voor de maatschappij. Dit instrument biedt de overheid de mogelijkheid om
nationale doelstellingen naar eisen op bedrijfsniveau te vertalen en ondernemers
in de richting van een geïntegreerde gewasbescherming te stimuleren.
Tevens wordt hierbij ingespeeld op belangrijke marktontwikkelingen waarin
aspecten als traceerbaarheid en productaansprakelijkheid van steeds meer belang
worden.
Er zal door middel van monitoring nagegaan worden in hoeverre de markt
de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming oppakt. Indien bij de
evaluatie in 2004 blijkt dat minder dan 90% van de bedrijven met plantaardige
productie per 2005 zal zijn gecertificeerd volgens het basispakket van geïntegreerde
gewasbescherming, zullen per 1 januari 2005 wettelijke maatregelen worden
getroffen. Daartoe wordt in de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 de mogelijkheid
opgenomen dat vanaf 1 januari 2005 gewasbeschermingsmiddelen alleen gebruikt
mogen worden op bedrijven die tenminste zijn gecertificeerd volgens het basispakket.
Naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluatie wordt besloten of deze
verplichting daadwerkelijk in werking wordt gesteld.
Voor het realiseren van de doelstellingen van het nieuwe beleid zijn in
de nota instrumenten en maatregelen uitgewerkt op de volgende terreinen:
• kennis, financiële prikkels, waaronder een heffing op gewasbeschermingsmiddelen,
en eisen aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen;
• het toelatingsbeleid;
• preventiebeleid in de keten;
• versterking en intensivering van de handhaving en controle. Daartoe
is een verkenning uitgevoerd door het Expertisecentrum rechtshandhaving naar
de gevolgen van het nieuwe beleid voor de handhaving van regelgeving. De resultaten
zijn opgenomen in bijlage 4.
In het voortraject van de nota is intensief gecommuniceerd en gediscussieerd
met vele maatschappelijke organisaties over het nieuwe gewasbeschermingsbeleid.
Dit heeft geleid tot een gedeelde visie op hoofdlijnen, waarvan de weerslag
is terug te vinden in de beleidsnota.
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
G. H. Faber