27 853
Herintredende vrouwen

nr. 5
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 4 november 2003

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op woensdag 1 oktober 2003 overleg gevoerd met staatssecretaris Rutte van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

het «Geactualiseerd Plan van Aanpak Herintredende Vrouwen» (27 853, nr. 3);

de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 juli 2003 bij het eindrapport «Meer vrouwen en ouderen aan het werk: wat zijn de randvoorwaarden voor werkgevers?» (SZW-03-439).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Bussemaker (PvdA) memoreert dat in 2000 een actieplan voor herintreders is gepresenteerd door de PvdA en dat toen ook haar motie is aangenomen over een plan van aanpak van de regering. In eerste instantie is daar door de toenmalige minister Vermeend en staatssecretaris Verstand het nodige werk van gemaakt, zij het dat er ook toen al veel kritiek was op met name de fiscale bijdrage voor herintreedsters, maar vervolgens is onder staatssecretaris Phoa alles nagenoeg blijven liggen. Eind 2002 heeft zij daarom via een nieuwe motie om een geactualiseerd plan gevraagd. Er ligt nu een grote uitdaging voor de staatssecretaris om er meer van te maken dan zijn voorgangers hebben gedaan, te meer daar de uitgangspositie van herintreders en ouderen door de economische teruggang niet is verbeterd. Werkgevers zijn kritischer en willen wellicht weinig doen om herintreders in dienst te nemen. Ook de plannen van dit kabinet roepen vragen op.

Heeft het kabinet de ambitie om tot 2005 70 000 herintreders aan het werk te helpen verlaagd tot 50 000, omdat het slechter ging met de economie en de resultaten tot nog toe tegenvielen? Gaat de ambitie weer omhoog, als de economie aantrekt of was dit een eenmalige bijstelling? Waarop kan de regering concreet worden afgerekend? Hoe staat het met de ambitie van het kabinet om de totale arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen tot 65% in 2010? Deze ambitie moet overeind blijven staan, maar er is wel wat voor nodig om dat mogelijk te maken.

Mevrouw Bussemaker is nog steeds een voorstander van convenanten, maar constateert dat er de afgelopen anderhalf jaar niet veel is gebeurd met slechts 3 branchegerichte en 4 regionale convenanten. Zij heeft uit krantenberichten begrepen dat het convenant in Nijmegen door de bezuinigingen van het kabinet waarschijnlijk niet haalbaar is volgens de betrokken wethouder. Hoe denkt de staatssecretaris over de convenanten in de toekomst?

Het algemene beleid staat helaas in schril contrast met de ambities van het kabinet. Het wil goede kinderopvang bieden, maar de Wet basisvoorziening kinderopvang wordt uitgesteld. Het wil werken fiscaal stimuleren, maar schrapt de scholingaftrek in de profit- en non-profitsector. De Tweede Kamer heeft zich er destijds voor uitgesproken om het geld voor het «huisvrouwenlokkertje» te steken in de scholingsaftrek in de non-profitsector, met name zorg en onderwijs, ten behoeve van herintreedsters. Het kabinet wil werken lonend maken en de armoedeval tegengaan, maar voert een partnertoets in. Het wil reïntegratie bevorderen, maar bezuinigt 600 mln op de reïntegratiebudgetten voor gemeenten, die nu stellen dat herintreedsters via de gemeenten niet de benodigde aandacht zullen kunnen krijgen. Hoe zal de staatssecretaris de gemeenten aan het werk zetten?

Ook op het gebied van de vrouwenvakscholen is het kabinet niet vindingrijk en initiatiefrijk geweest. Mevrouw Bussemaker heeft vorig jaar een motie ingediend om het concept van de vrouwenvakscholen zeker te stellen, die vervolgens zijn ondergebracht bij de Calder-groep. In de informatie van Calder komen reïntegratieprojecten voor herintreedsters echter niet voor. Wat is er tot nog toe met de motie gebeurd? Hoe zal er in de toekomst voor worden zorggedragen dat de gedachten achter en de werkwijze van de vrouwenvakscholen blijven bestaan en met de specifieke wensen van herintreedsters rekening wordt gehouden?

Zij vraagt of het kabinet vasthoudt aan het uitgangspunt dat 15% van de herintreedsters uit allochtone vrouwen moet bestaan en, zo ja, hoe hieraan wordt vormgegeven. Voorts vraagt zij naar de uitwerking, ook in de toekomst, van het amendement-Schimmel inzake meer geld voor voorlichting. Dit kabinet biedt niet de middelen en het beleid om herintreedsters aan het werk te helpen. Mevrouw Bussemaker kan dit begrijpen van de VVD, maar van het CDA absoluut niet. Door het afschaffen van dan wel bezuinigen op voorzieningen die het vrouwen mogelijk maken om te werken, worden zij door dit kabinet de arbeidsmarkt opgejaagd.

Het is veelzeggend en treurig dat er geen plan van aanpak is voor ouderen. Het kabinet neemt wel maatregelen, maar heeft geen visie op papier hoe het de arbeidspositie van oudere werknemers wil bevorderen. Van het stimuleren van deeltijdpensioen, brugbanen, job rotation en garantie van outplacement bij collectief ontslag is niets te vinden bij het kabinet. Mevrouw Bussemaker stelt voor dat de resultaten van de taskforce ouderen en de reactie van het kabinet daarop worden afgewacht alvorens ingrijpende maatregelen worden genomen. Zij vraagt de staatssecretaris toe te zeggen dat een integrale bespreking mogelijk is en dat in de tussentijd geen incidentele maatregelen worden genomen die toevallig bezuinigingen opleveren ten koste van oudere werknemers.

Mevrouw Örgü (VVD) stelt dat daadkrachtig en efficiënt beleid nodig is om de herintredende vrouwen op de agenda te houden, vooral in een tijd waarin de economie stagneert en de werkloosheid toeneemt. In het geactualiseerde plan van aanpak staat opnieuw de economische zelfstandigheid van vrouwen centraal. Zij wijst in dit verband op het grote belang van kinderopvang voor deze groep vrouwen wegens de mogelijkheid op de arbeidsmarkt terug te keren.

Zij vraagt zich af of in een tijd van efficiënt werken de voorlichtingscampagnes een centrale plaats moeten krijgen. De voorlichtingscampagnes zijn inmiddels in gang gezet en nu een herverdeling van de middelen nodig is, kan hieraan een lagere prioriteit worden gegeven. Hoe zal de staatssecretaris dit invullen?

Uit het plan van aanpak komt naar voren dat de eerste fase herintredende vrouwen opvallend laag is. Moet men zich wel op deze eerste fase richten of moet de aandacht meer worden gericht op de volgende fasen? Onduidelijk is om hoeveel vrouwen het hierbij gaat en of er in het plan een onderscheid tussen de groepen wordt gemaakt. Wordt er gedacht aan andere oplossingen voor deze groepen om terug te keren op de arbeidsmarkt?

Ook de aantallen allochtone vrouwen zijn laag. Wat zal de staatssecretaris in de komende tijd hieraan doen? Wat mevrouw Örgü betreft, worden de ambities verhoogd en wordt bekeken welke vormen daarvoor kunnen worden gekozen. Wellicht kunnen ook andere instanties hierbij worden betrokken. Zij nodigt de staatssecretaris uit meer ideeën hiervoor te bedenken. Het is goed dat de convenanten worden uitgewerkt en voortgezet en dat hierover duidelijke afspraken worden gemaakt. Zij wacht de evaluaties op dit punt af.

Aan de cursussen voor de herscholing en training van herintredende vrouwen moet de hoogste prioriteit worden gegeven. Hiervoor kunnen eventuele extra voorlichtingsgelden worden gebruikt. Wellicht zijn er naast de opleidings- en ontwikkelingsfondsen nog andere mogelijkheden. Een positief imago is voor de herintredende vrouwen van belang om op de agenda te blijven. Mevrouw Örgü vraagt wanneer de aanbevelingen van de taskforce ouderen kunnen worden verwacht.

Mevrouw Kraneveldt (LPF) waarschuwt dat men het overzicht over het aantal actieplannen begint kwijt te raken. Zij stelt voor de actieplannen te combineren tot een integraal actieplan arbeidsbeleid waarin recht wordt gedaan aan de diverse doelgroepen, waardoor ook een samenhang ontstaat met andere plannen, bijvoorbeeld op het gebied van de kinderopvang.

Hoewel ook zij liever had gezien dat was uitgegaan van de doelstelling om 70 000 herintredende vrouwen uiterlijk eind 2005 aan werk te helpen, stelt zij dat ook deze verlaagde doelstelling van 50 000 herintreedsters niet haalbaar zal zijn. Is overwogen om in het licht van de gewijzigde arbeidsmarktsituatie de doelstelling nog verder te verlagen? Waarop is het aantal van 50 000 gebaseerd? Is het niet verstandiger uit te gaan van een haalbare doelstelling waarop men elkaar kan afrekenen, ook om te voorkomen dat verwachtingen worden gewekt die niet kunnen worden waargemaakt? Heeft de staatssecretaris zichzelf een resultaatsverplichting of een inspanningsverplichting opgelegd?

Het plan van aanpak loopt tot 2005 en de kabinetsdoelstelling tot 2010. Waarom is niet gekozen voor een plan van aanpak tot 2010 c.q. het formuleren van doelstellingen na 2005 tot 2010? Het lijkt mevrouw Kraneveldt goed de doelstellingen van het plan van aanpak ook meer principieel te bekijken. Aan welke doelstellingen geeft de staatssecretaris prioriteit? Zij benadrukt voorstander te zijn van de emancipatoire doelstelling. Een groot integraal arbeidsmarktplan waarin aan alle groepen recht wordt gedaan, is niet alleen goed voor de regering en het parlement, maar ook voor de uitvoeringsinstanties.

De heer Eski (CDA) staat achter het streven van het kabinet om het aandeel van vrouwen met betaald werk te verhogen tot 65%. Gezien de economische ontwikkelingen is het een ambitieus streven om in de komende twee jaar 50 000 vrouwen aan betaald werk te helpen. Er moeten randvoorwaarden worden gecreëerd zodat mensen in de gelegenheid worden gesteld keuzes te maken voor werk, zorg of een combinatie daarvan en een bijdrage te leveren aan de samenleving. Met het oog op de vergrijzing is het van belang dat ook ouderen zo lang mogelijk blijven werken. Positief is ook dat betaald werk de zelfstandigheid van vrouwen vergroot. Van belang is voorts dat de voordelen van diversiteitsbeleid doordringen bij de arbeidsorganisatie. Het is niet alleen een kwestie van maatregelen, maar ook van mentaliteit. Daarbij komt dat de aanwezigheid van herintredende vrouwen door werkgevers positief wordt beoordeeld vanwege hun levenservaring, motivatie, evenwichtigheid en organisatietalent.

De heer Eski steunt de doelstellingen van het kabinet met het plan van aanpak om voortijdig uittreden zoveel mogelijk te voorkomen, de afstand tussen uittreders en de arbeidsmarkt te beperken en het herintreden van vrouwen op de arbeidsmarkt te bevorderen. In het overleg met de sociale partners zal het kabinet zich erop moeten richten dat wordt voorkomen dat vrouwen stoppen met werken. Ook zal meer aandacht moeten worden besteed aan reïntegratie van vrouwen in de WAO, nu blijkt dat de reïntegratiebedrijven onvoldoende rekening houden met hun vragen en wensen.

Vervolgens gaat hij in op het aangekondigde convenantenoffensief in het najaar van 2003. Op basis van ervaringen uit het verleden wordt een aantal knelpunten gesignaleerd door het kabinet op het gebied van de mogelijkheden en wensen van herintredende vrouwen en de wensen en het aanbod van de werkgevers. Vrouwen hebben vooral behoefte aan flexibele werktijden, afgestemd op de schooltijden van kinderen. Mogelijkheden tot deeltijdarbeid en voldoende betaalbare kinderopvang zijn hierbij van belang. De heer Eski stelt in dit verband voor het woord «moedervriendelijke» te vervangen door «zorgvriendelijke». Hij vraagt of het activeren van cao-afspraken en alleen een beroep doen op de werkgevers voldoende is om de knelpunten op te lossen.

Een ander punt is de afstemming tussen het CWI en vraag en aanbod van de werkgevers en herintreders. In het plan van aanpak dragen de CWI's de herintredende vrouwen over aan de gemeente met een advies. Uit eerdere evaluaties blijkt echter dat het gemeentelijk beleid sterk in ontwikkeling is. Hierover moeten dan ook duidelijke afspraken worden gemaakt met de gemeenten, zodat zij zich ervan bewust worden dat ook vrouwen zonder uitkering moeten worden geholpen aan werk. Concrete afspraken met de gemeenten op dit punt zijn van groot belang. Er is in de stukken onduidelijkheid over de vraag wie de herintredende vrouwen moet werven en begeleiden, de gemeenten en/of de CWI's. Ook hierover zullen goede afspraken moeten worden gemaakt.

Positief is de inzet van de opleidings- en ontwikkelingsfondsen, maar de vraag is of die middelen voldoende zijn. In het beleid moet voorts een prominente plaats worden gegeven aan duale trajecten, het combineren van werk en opleiding, waardoor allochtone vrouwen hun basiskennis Nederlands kunnen vergroten. Om hoeveel duale trajecten gaat het?

Een goed werkklimaat, goede arbeidsvoorwaarden en inhoudelijke voldoening zijn van belang om op de arbeidsmarkt terug te keren. Hoe is de selectie tot stand gekomen van de sectoren in verband met het bevorderen van de arbeidsparticipatie? De heer Eski vraagt naar de visie van de staatssecretaris op de doorstroming van herintredende vrouwen naar hogere functies binnen de gekozen sectoren, bijvoorbeeld het onderwijs en de gezondheidszorg, waar het overgrote deel van de werknemers uit vrouwen bestaat.

Voorts vraagt hij aandacht voor de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen. Het is logisch dat herintredende vrouwen een gelijkwaardige beloning en waardering ontvangen als collega's met een vergelijkbare ervaring en opleiding. Hij vraagt duidelijkheid over het percentage en de arbeidsdeelname van allochtone vrouwen en wacht het plan van aanpak inzake emancipatie en integratie van allochtone vrouwen met belangstelling af.

Het is goed dat er convenanten met werkgevers worden gesloten, maar hoe ziet de staatssecretaris de rol van de overheid als werkgever? Zijn er afspraken gemaakt om in de komende periode meer vrouwen in dienst te nemen binnen de overheid? De heer Eski geeft desgevraagd aan dat het CDA de arbeidsparticipatie wil bevorderen door de introductie van fiscale maatregelen, door middel van een levensloopregeling en via de Wet basisvoorziening kinderopvang.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks) stelt dat de doelstellingen van het kabinet weliswaar mooi zijn, maar dat de bezuinigingen het herintredersbeleid volstrekt ongeloofwaardig maken. Onduidelijk is hoe het beleid moet worden gerealiseerd, als daarvoor geen instrumenten beschikbaar zijn. Zij geeft de voorkeur aan beleid boven doelstellingen. Het is niet duidelijk wat de convenanten zullen opleveren. Het bedrag van 1,5 mln voor voorlichting en werving komt neer op € 30 per herintreder. Hoe kan het kabinet voor 1,5 mln 50 000 herintreders aan het werk brengen?

Om herintreders te activeren op de arbeidsmarkt moet men zich niet alleen op vrouwen richten, maar ook op de maatschappelijke context, in concreto op mannen en op voorzieningen. Ook mannen moeten worden gestimuleerd om in deeltijd te werken; werkgevers moeten worden gestimuleerd om dat mogelijk te maken. Volgens onderzoek van de universiteit van Nijmegen komt dit niet goed van de grond; er wordt voorgesteld de laatste 20% van de werkweek zwaarder te belasten dan de eerste vier dagen. Wat is de reactie van de staatssecretaris op dit voorstel? Officieel wordt nog steeds uitgegaan van het combinatiescenario met twee partners en een grote deeltijdbaan, maar dit ziet zij nergens meer terug. Voortdurend komt het kostwinners-plusmodel terug. Nodig zijn stevige deeltijdbanen en voorzieningen. Het is dan ook niet duidelijk waar het kabinet naar streeft.

Het onderwerp «tussenschoolse opvang» wordt voortdurend heen en weer geschoven tussen Sociale Zaken en Werkgelegenheid, VWS en Onderwijs en Wetenschappen; niemand neemt de verantwoordelijkheid ervoor en er gebeurt helemaal niets. Wat gebeurt er op dit punt? Is de staatssecretaris bereid hierin het voortouw te nemen? Het beleid moet niet alleen worden gericht op de maatschappelijke context, maar ook op de vrouwen zelf. Er moet gericht reïntegratiebeleid zijn voor herintredende vrouwen, maar hiervan is weinig zichtbaar. Mevrouw Tonkens wijst erop dat er € 1000 per jongere wordt uitgegeven om hen aan het werk te brengen tegenover € 30 per herintreder, van wie 70% op een zeer grote afstand staat van de arbeidsmarkt en begeleiding nodig heeft. Uitgaande van een gelijke behandeling van jongeren en herintredende vrouwen is er dan ook 35 mln euro nodig voor de begeleiding van de laatste groep. Is de staatssecretaris bereid tot een dergelijke gelijke behandeling? Het lijkt haar logisch dat er net als voor de jongeren ook voor herintredende vrouwen een taskforce in het leven wordt geroepen.

Vrouwenvakscholen zouden zich speciaal moeten inspannen voor allochtone vrouwen aan de onderkant van de arbeidsmarkt, maar Calder is een gewoon reïntegratiebureau dat vrouwen, ook allochtone vrouwen, niet noemt. Voorwaarde voor de overgang was dat de zichtbare en duidelijke inspanning en de deskundigheid van de vrouwenvakschool door Calder werd overgenomen. Moet de vrouwenvakschool niet weer van Calder worden weggehaald? De allochtone vrouwen in het algemeen vormen in het plan van aanpak een ondergeschoven kindje. Weliswaar moet 15% van de herintredende vrouwen allochtoon zijn, maar zonder beleid kunnen streefcijfers niet worden gehaald.

De Wet basisvoorziening kinderopvang biedt de oudkomers als potentiële herintreders geen toegang tot kinderopvang, doordat zij geen vergoedingen krijgen. Is de staatssecretaris van mening dat dit alsnog moet worden geregeld? Voor inburgeraars, ook mogelijke herintreders, is geen regeling getroffen op het gebied van zwangerschapsverlof, als gevolg waarvan eenderde van deze groep vrouwen uitvalt en bij voorbaat verloren is als herintreder op de arbeidsmarkt. Bij gebrek aan een staatssecretaris voor emancipatiezaken spreekt mevrouw Tonkens de staatssecretaris aan op deze onderwerpen, die wel degelijk met het probleem van herintreding te maken hebben.

Antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris licht toe dat het emancipatiebeleid inmiddels op het niveau van de minister wordt behartigd. De herintredende vrouwen vormen een onderdeel van zijn portefeuille, omdat hierbij het arbeidsmarktbeleid aan de orde is.

Hij kijkt anders aan tegen de wenselijkheid van het bij elkaar voegen van de verschillende actieplannen in een integrale aanpak. Het algemene investeringsklimaat in Nederland zorgt ervoor dat de arbeidsmarkt en de vrijemarkteconomie goed functioneren. Het kabinetsbeleid is erop gericht de markteconomie te stimuleren en te laten aanhaken bij de economische opleving. Het algemene arbeidsmarktbeleid moet breed vorm worden gegeven. Daarnaast zal men zich moeten inspannen voor speciale groepen die aandacht behoeven om de arbeidsmarkt te kunnen betreden, niet alleen jongeren, allochtone vrouwen en herintredende vrouwen, maar ook hoger geschoolden. Dergelijke thema's zal men in de economische cyclus apart moeten benoemen. De aanpak via convenanten biedt de mogelijkheid om in de sectoren een afweging te maken. De staatssecretaris noemt in dit verband het allochtonenproject in het MKB.

Het succes van dit beleid is zowel van economisch belang met het oog op de vergrijzing en vergroening als van maatschappelijk belang vanwege de economische zelfstandigheid, emancipatie en integratie van (allochtone) herintredende vrouwen en het voorkomen van sociale uitsluiting. In Twente is gebleken dat er behalve in de traditionele sectoren, de zorg en het onderwijs, een steeds grotere vraag is naar herintredende vrouwen in niet-traditionele sectoren.

Uit onderzoek van 2001 is gebleken dat er een groep is van 100 000 potentiële herintreedsters die op korte termijn betaald werk wil verrichten. Uitgaande van een aantrekkende economie vanaf 2005 en mogelijk zelfs vanaf eind 2004, kan een ambitie van 70 000 te stevig worden genoemd, maar is een ambitie van 50 000 zeer verdedigbaar op basis van het plan van aanpak. Trekt de economie eerder aan, dan zal opnieuw worden bekeken of de ambities moeten worden bijgesteld, ook met het oog op de ambitie van 65% arbeidsparticipatie van vrouwen voor 2010, die naar het oordeel van de staatssecretaris goed haalbaar is.

De convenantenaanpak is succesvol gebleken. Hoewel niet afdwingbaar, is er een duidelijke inspanningsverplichting van partijen om resultaten te realiseren. Een voordeel is dat gebruik wordt gemaakt van de kennis en de netwerken van de betrokken partijen. Met Nijmegen is overleg gaande over verlenging van het convenant, gericht op de allochtone vrouwen. De kritiek van de gemeente moet worden bezien in het licht van de teruglopende gemeentelijke budgetten als gevolg van de bezuinigingen. De periode tussen de eerste convenanten en het convenantenoffensief heeft te maken met het evalueren en bespreken van de eerste ervaringen. Het is onzeker of de doelstelling van 18 regionale convenanten voor dit jaar zal worden gehaald. Het is niet ondenkbaar dat een deel wordt doorgeschoven naar begin volgend jaar. De staatssecretaris is ervan overtuigd dat de gemeenten zich zeer zullen inspannen om te komen tot een evenwichtige benadering van doelgroepen. Vanuit de gemeenten komen hierover positieve signalen. Op korte termijn zal de staatssecretaris spreken met de O&O-fondsen die kansen bieden voor herintredende vrouwen over duale trajecten, de inzet van elders verworven competenties en opleiding. In het regionaal convenantenoffensief wordt ernaar gestreefd O&O-fondsen te betrekken bij de regionale afspraken. Er vindt een inventarisatie plaats van doelen, activiteiten en budgettaire mogelijkheden van O&O-fondsen.

De staatssecretaris verwijst in verband met de Wet basisvoorziening kinderopvang naar de behandeling van het wetsvoorstel. Hij zegt toe de Kamer bij brief te informeren over de vrouwenvakscholen. Inzake de doelstelling van 15% voor allochtone vrouwen verwijst hij naar de commissie Participatie van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen (PAVEM), die de gemeenten zal ondersteunen bij het invullen van hun regierol en als «makelaar» de deskundigheid van bestaande organisaties zal inzetten. In december komt een notitie inzake emancipatie en integratie van minister De Geus en minister Verdonk. Los daarvan wordt in de convenantenaanpak uitdrukkelijk rekening gehouden met de allochtone vrouwen. Bij de convenanten en de subsidiëring daarvan speelt de voorlichting weliswaar een rol, maar in het algemeen is de inzet vooral gericht op het creëren van vraag bij de werkgevers naar herintredende vrouwen.

Het advies van de taskforce ouderen wordt verwacht op 4 december aanstaande, waarna een reactie van de regering volgt. Intussen zijn er veel initiatieven in ontwikkeling, onder andere op het gebied van vut en prepensioen, levensloopregelingen en middelloonpensioenen.

De staatssecretaris is niet enthousiast over de indeling in vier fasen, maar staat een binair stelsel voor waarin iemand direct toeleidbaar is naar de arbeidsmarkt dan wel daarbij hulp nodig heeft. Een verdere uitwerking zal plaatsvinden in het kader van de Wet werk en bijstand en de SUWI-wetgeving. Voor de groep van 103 000 potentiële herintredende vrouwen zijn geen recente gegevens over de fase-indeling beschikbaar.

Het plan van aanpak zal worden besproken in het bestuurlijk overleg met de VNG. De staatssecretaris stelt zich voor dat daarbij afzonderlijk aandacht wordt besteed aan de positie van het CWI, die van de gemeente en de samenwerking tussen beide. Hij is een voorstander van duale trajecten met de kanttekening dat het individueel maatwerk betreft. Bij het selecteren van de sectoren wordt gekeken naar sectoren met moeilijk vervulbare vacatures, sectoren waar meer diversiteit van het personeelsbestand wordt gewenst, sectoren die ervaring hebben met herintredende vrouwen en sectoren die onbenut potentieel willen aanboren om in het verwachte arbeidstekort te kunnen voorzien. Hij gaat niet in op de vragen over de doorstroom en beloningsverschillen, omdat die meer op het terrein van het emancipatiebeleid liggen. Hiervoor verwijst hij naar de minister.

Wat de rijksoverheid als werkgever betreft, verwijst de staatssecretaris naar het resultaat van het onderzoek van de Directie coördinatie emancipatiebeleid dat eind oktober beschikbaar komt naar de mate waarin gunstig personeelsbeleid voor vrouwen is verankerd in het algemeen personeelsbeleid. De focus van genderbewust rijkspersoneelsbeleid ligt op doorstroom. Er is een aantal maatregelen genomen bij de rijksoverheid, gericht op een evenredig aandeel van vrouwen vanaf schaal 16 in de algemene bestuursdienst en op managementopleidingen voor vrouwen vanaf schaal 12. Bovendien is het merendeel van de instroom in het rijkstraineeprogramma vrouwelijk. Hij is het ermee eens dat de rijksoverheid specifieke maatregelen moet nemen voor de groep van herintredende vrouwen als onderdeel van een breder arbeidsmarktbeleid, maar heeft niet de ambitie om beleid te ontwikkelen gericht op parttime- en combinatiebanen voor mannen.

Voor de herintredende vrouwen zijn niet alleen de voorlichtingsmiddelen in het kader van de convenantenaanpak beschikbaar, maar ook de bestaande reïntegratiebudgetten van onder andere de gemeenten, de O&O-fondsen en ESF-EQUAL. De inzet van middelen voor jongeren kan dan ook niet worden vergeleken met de inzet van voorlichtingsmiddelen voor de herintredende vrouwen. Uiteindelijk bepalen het CWI en de gemeente per individu wat het beste maatwerk is.

In verband met de kwestie van de inburgeraars en het zwangerschapsverlof verwijst de staatssecretaris naar de aangekondigde wijziging van de Wet inburgering nieuwkomers. Hij zegt toe dit punt onder de aandacht van minister Verdonk te brengen.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Bussemaker (PvdA) constateert verheugd dat de staatssecretaris zijn ambities niet te gemakkelijk verlaagt. Zij gaat ervan uit dat de ambitie van 65% voor de arbeidsparticipatie van vrouwen in 2010 ook per jaar blijft staan; de staatssecretaris zal daarop worden afgerekend. Het is echter onjuist om kritische geluiden van de gemeentebesturen dat zij convenanten niet kunnen waarmaken als retoriek af te doen. Zij is er dan ook nog niet van overtuigd dat het goed zal gaan met de herintreders en de niet-uitkeringsgerechtigden.

Evenmin is zij overtuigd op het punt van de vrouwenvakscholen. Zij dringt erop aan dat de brief daarover op korte termijn naar de Kamer wordt gezonden en dat daarin wordt aangegeven hoe het concept van de vrouwenvakscholen wordt betrokken bij het beleid voor de herintreders. Zij overweegt op beide punten een VAO aan te vragen. Overigens doet het haar deugd dat de staatssecretaris het beleid gericht op economische zelfstandigheid zoals vormgegeven door Paars voortzet.

Mevrouw Örgü (VVD) is positief over het enthousiasme en de ambities van de staatssecretaris. Zij vraagt om een terugkoppeling van de gesprekken met de O&O-fondsen.

Mevrouw Kraneveldt (LPF) merkt nog op dat geen verwachtingen mogen worden gewekt die niet kunnen worden waargemaakt. Zij wenst de staatssecretaris succes met de implementatie van het plan van aanpak en het realiseren van de ambities.

De heer Eski (CDA) vraagt verduidelijking over de rol van de overheid als werkgever. Hij vraagt voorts of de staatssecretaris bereid is de term «zorgvriendelijk» te hanteren, de kwestie van de beloningsverschillen onder de aandacht van de sociale partners te brengen en de kwestie van de cultuuromslag ten behoeve van het diversiteitsbeleid waar nodig aan de orde te stellen.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks) wijst nogmaals op het grote verschil tussen de beschikbare middelen voor jongeren en voor herintredende vrouwen. Zij vraagt om een gerichter reïntegratiebeleid voor herintredende vrouwen met geoormerkt geld. Moet de staatssecretaris niet een beleidsinstrument hebben opdat CWI's zich gericht inzetten ten behoeve van herintredende vrouwen? Zij vraagt opnieuw om een taskforce voor herintreders. Voorts vraagt zij om een reactie over de achterblijvende kwantitatieve resultaten en om nadere informatie over Twente.

Zij heeft er moeite mee dat onderwerpen die te maken hebben met herintredende vrouwen naar andere bewindslieden worden verschoven, zoals de kinderopvang en de tussenschoolse opvang, waarvoor er vroeger een staatssecretaris voor emancipatiebeleid was.

De staatssecretaris heeft groot vertrouwen in de gemeenten. Als gevolg van de bezuinigingen, ook op het reïntegratiemiddelen, loopt het gemeentelijke budget terug van 2 mld naar 1,6 mld, als gevolg waarvan bijvoorbeeld het aantal Melkertbanen terugloopt van 53 000 naar 45 000. De Wet werk en bijstand biedt gemeenten evenwel de mogelijkheid om flexibeler met het budget om te gaan, waardoor zij meer middelen kunnen inzetten ten behoeve van herintreders. Met Nijmegen wordt gesproken over de mogelijkheden om binnen het convenant meer nadruk te leggen op de allochtone vrouwen. Hij zegt toe de brief over de vrouwenvakscholen een week na dit algemeen overleg aan de Kamer te doen toekomen. De Kamer zal voorts worden geïnformeerd over de resultaten van de gesprekken met de O&O-fondsen.

In verband met de rol van de overheid verwijst hij nogmaals naar het onderzoek van de Directie coördinatie emancipatiebeleid, de maatregelen op het punt van de algemene bestuursdienst en managementopleidingen en het aandeel van vrouwen in het rijkstraineeprogramma. Hij benadrukt dat de aandacht van de overheid nu vooral is gericht op de werkloze jongeren en de allochtonen. De staatssecretaris neemt de term «zorgvriendelijk» graag over.

De extra middelen in het plan van aanpak voor herintredende vrouwen en voor werkloze jongeren komen bovenop de reguliere budgetten van de gemeenten voor deze groepen en worden gebruikt voor specifieke instrumenten, te weten de drempelslechtingsbudgetten bij het CWI voor de jongeren en het stimuleren van de vraag bij de werkgevers voor de herintredende vrouwen. Voorkomen moet worden dat het doelgroepenbeleid volledig wordt versnipperd, maar in de context van het algemene arbeidsmarktbeleid kan wel degelijk aandacht worden gekozen voor specifieke groepen en voor instrumenten die voor die groepen het beste zijn. Een vergelijking van de beschikbare extra middelen voor de diverse groepen loopt echter mank. De staatssecretaris stelt dat het instrument van de taskforce niet werkt voor het thema van de herintredende vrouwen, maar bijvoorbeeld wel voor de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Hij bevestigt dat de kwantitatieve resultaten wat achterblijven; reden waarom wordt geprobeerd het proces te versnellen. Het voorbeeld van Twente betreft een convenant in voorbereiding. Zodra het gereed is, zal het adres van de website aan de Kamer worden doorgegeven.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Hamer

De wnd. griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Rouvoet (ChristenUnie), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Van Loon-Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Dittrich (D66), Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Lazrak (SP), Vietsch (CDA), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Wilders (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Eerdmans (LPF) en Schippers (VVD).

Naar boven