nr. 11
AMENDEMENT VAN HET LID M. B. VOS
Ontvangen 15 november 2001
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel 5, eerste lid, onder c, wordt «110 stuks melkvee en 77
stuks vrouwelijk jongvee» vervangen door: 80 stuks melkvee en 56 stuks
vrouwelijk jongvee.
II
In artikel 7, eerste lid, onder b, wordt «110 stuks melkvee en 77
stuks vrouwelijk jongvee» vervangen door: 80 stuks melkvee en 56 stuks
vrouwelijk jongvee.
III
In artikel 10, derde lid, onder c, wordt «110 stuks melkvee en 77
stuks vrouwelijk jongvee» vervangen door: 80 stuks melkvee en 56 stuks
vrouwelijk jongvee.
IV
In artikel 10, zesde lid, onder b, wordt «110 stuks melkvee en 77
stuks vrouwelijk jongvee» vervangen door: 80 stuks melkvee en 56 stuks
vrouwelijk jongvee.
Toelichting
Het amendement beoogt het wetsvoorstel ammoniak en veehouderij zodanig
te wijzigen, dat het emissieplafond voor melkveehouderijen wordt verlaagd.
Het emissieplafond komt overeen met een emissiewaarde van een melkveehouderijbedrijf
van 80 stuks melkvee en 56 stuks vrouwelijk jongvee. Blijkens de nota naar
aanleiding van het verslag heeft 91–97% van de in Nederland gevestigde
melkveehouderijen 110 dieren of minder. De modale grootte van bedrijven ligt
rond de 30 stuks melkvee. Het voorgestelde emissieplafond, behorend bij 110
stuks melkvee, zou derhalve inhouden dat het overgrote deel van
de bedrijven ruimte heeft voor aanzienlijke groei. De meeste bedrijven kunnen
nog met een factor 3 groeien. De regering gaat ervan uit dat de groei van
de bedrijven wordt afgeremd doordat zij grondgebonden zijn en de hoeveelheid
grond beperkend is in de groei. Aangezien er in de wet geen definitie van
grondgebondenheid wordt gegeven, betekent dit in feite dat melkveehouderijen
onbegrensd kunnen groeien tot de hoogte van het emissieplafond is bereikt.
Dit betekent een aanzienlijke verhoging van ammoniakemissie rond verzuringsgevoelige
gebieden. Dit dient tevens in het licht geplaatst worden van het feit dat
60% van de emissie van ammoniak uit veehouderijen veroorzaakt wordt door de
melkveehouderij.
M. B. Vos