Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 27834 nr. 49 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 27834 nr. 49 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 mei 2007
Hierbij bied ik u het rapport «Lokale aanpak zeer actieve veelplegers: nazorgtraject» aan1. Dit rapport betreft het onderzoek naar de lokale uitvoering van het nazorgtraject voor de zeer actieve veelplegers en richt zich op de invoering van de nazorgprogramma’s en de besluitvormingsprocessen die daarmee zijn gemoeid.
In 2005 is het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) het onderzoeksproject «Vergelijking lokale aanpak Veelplegers» gestart. In september 2006 werd u het eerste deelrapport over de uitvoering van het justitieel traject aangeboden.
Thans verschijnt in het kader van het onderzoek het tweede deelrapport over het nazorgtraject. Daarin zijn de belangrijkste knel- en verbeterpunten en de best practices geïnventariseerd. Hieronder zal ik daar, mede namens de Staatssecretaris van Justitie, kort op ingaan.
Dit onderzoeksrapport levert een beschrijving op van de diverse manieren waarop op lokaal niveau zowel procesmatig als inhoudelijk vorm is gegeven aan de nazorgtrajecten voor de (zeer actieve) veelplegers afkomstig uit detentie.
Het onderzoek is net als bij het eerste onderdeel verricht in de gemeenten Alkmaar, Amsterdam, Den Bosch, Den Haag, Eindhoven, Limburg-Zuid (Heerlen, Maastricht, Sittard/Geleen), Rotterdam, Tilburg, Utrecht en Zwolle. Het onderzoek betreft niet de veelplegers die werden veroordeeld tot de maatregel Plaatsing Inrichting Stelselmatige Daders (ISD). Die maatregel, met een maximale duur van twee jaar detentie, werd op 1 oktober 2004 van kracht. De uitstroom uit de ISD was daarom voor dit onderzoek nog te beperkt.
Toetsing aan de landelijke beleidsuitgangspunten
In de beleidsbrief die op 20 mei 2005 aan Uw Kamer werd verstuurd (TK, 2002–2003, 28 684, nr, 10) is het landelijk beleid voor de veelplegeraanpak verwoord. De aanpak kenmerkt zich door drie elementen:
– persoonsgericht
– trajectmatig en
– ketensamenwerking.
De justitiële aanpak dient te worden ondersteund door een effectieve voorzorg en nazorg op lokaal niveau. Het bieden van nazorg is een belangrijke schakel in de persoonsgerichte trajectmatige benadering en essentieel voor het te bereiken resultaat: vergroten van de maatschappelijke veiligheid door het terugdringen van recidive en overlast van veelplegers. Het uitgangspunt daarbij is dat Justitie verantwoordelijk is voor de aansluiting op de nazorg en gemeenten verantwoordelijk zijn voor de regie op en uitvoering van de nazorg.
De besluitvorming over de vormgeving van de nazorg aan ex-gedetineerde veelplegers is in de meeste onderzoeksgemeenten zonder grote problemen verlopen. Er bestaat een brede consensus over de veelplegeraanpak, inclusief het aanbieden van nazorg, omdat de problematiek in brede zin wordt erkend. Gemeenten ervaren de verplichtingen die dat met zich meebrengt in lijn met bestaand lokaal beleid. De nazorgtrajecten zijn dan ook in de meeste gevallen niet exclusief toegankelijk voor veelplegers maar voor alle ex-gedetineerden. De lokale discussie beperkte zich veelal tot de verdeling van verantwoordelijkheden op uitvoerend niveau, de financiering en de keuze van partijen die bij de uitvoering van de nazorg worden betrokken. De regie is doorgaans in handen van de gemeenten, maar omdat voortgebouwd werd op bestaande lokale structuren is die soms ook elders belegd, bij bijvoorbeeld uitvoeringsorganisaties.
In het kader van het Grote Steden Beleid (GSB III) zijn afspraken gemaakt met de G31 over het aanbieden van nazorg voor zeer actieve veelplegers. Die afspraken lijken gemeenten te hebben aangespoord het nazorgbeleid te formuleren en uit te voeren.
In het onderzoek worden enkele voorbeelden gegeven die de organisatie van de nazorg en het committent van de ketenpartners hebben versterkt:
– Veiligheidshuizen
Om de samenwerking tussen ketenpartners te optimaliseren is in verschillende gemeenten een zgn. Veiligheidshuis ingericht. Daarin vindt ook de coördinatie van de nazorg aan ex-gedetineerden plaats. Gemeente, politie en justitie bevinden zich met de overige ketenpartners op het gebied van veiligheid onder een dak. De filosofie daarachter is dat de fysieke nabijheid de samenwerking tussen de diverse actoren stimuleert en structureel versterkt. Gemeenten en de overige ketenpartners ervaren dit als positief, een bijdrage leveren aan veiligheid wordt daardoor als een gezamenlijke verantwoordelijkheid ervaren.
– Organisatie van de nazorg
De doelgroep zeer actieve veelplegers wordt overwegend gekenmerkt door een complexe problematiek. Een substantieel deel van hen is verslaafd en heeft een psychische stoornis. Een goede samenwerking tussen verslavingszorg en psychiatrie, zoals in de gemeenten Den Haag en Eindhoven, levert een belangrijke bijdrage aan goede nazorg.
In het onderzoek worden enkele verbeterpunten genoemd die reeds mijn aandacht hebben en in de komende periode (interdepartementaal) nader worden uitgewerkt.
– Schuldenproblematiek
Uit het onderzoek blijkt dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) niet bereid zou zijn tot het treffen van aangepaste betalingsregelingen voor de doelgroep. Inmiddels is dit punt achterhaald. Ik kan u melden dat het CJIB met de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet een convenant is overeengekomen op het gebied van schuldsanering. Dit convenant maakt het mogelijk dat de huidige termijn van 27 maanden waarbinnen de schulden moeten worden gesaneerd, wordt uitgebreid tot maximaal 63 maanden.
– Onvoldoende huisvestingscapaciteit
Voor de doelgroep veelplegers met een complexe problematiek ontbreekt het in een aantal gemeenten aan een toegesneden huisvestingsaanbod. Woningcorporaties zijn hierbij primair aan zet. Ook de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) constateert in haar advies «De Inrichting voor Stelselmatige Daders» (de ISD-maatregel) van 4 april jl. een gebrek aan huisvestingsvoorzieningen voor veelplegers. Het WODC voert thans een onderzoek uit naar de behoefte van (ex-)gedetineerden op de primaire leefgebieden: huisvesting, zorg, arbeid en inkomen (najaar 2007). Dit onderzoek moet leiden tot een reële indicatie van de huisvestingsbehoefte van ex-gedetineerden, derhalve ook van veelplegers.
– Continuïteit in de geestelijke gezondheidszorg
Aangegeven wordt dat het voor veelplegers met een psychiatrische problematiek van groot belang is continue zorg te ontvangen dus ook tijdens detentie. Ook tijdens het Parlementair onderzoek TBS is dit knelpunt gesignaleerd. In het Plan van Aanpak TBS ( TK 2006–2007, 29 452 en 30 250, nr. 48) heb ik aangegeven dat in de komende jaren 700 plaatsen extra worden gerealiseerd voor gedetineerden met een zorgbehoefte. Daarnaast wordt in het project Vernieuwing Forensische Zorg (VFZ) gestreefd naar een naadloze aansluiting tussen de penitentiaire en curatieve voorzieningen om continuïteit in de behandeling te realiseren. Tenslotte wordt met de GGz overleg gevoerd over een verbetering in de toegankelijkheid van voorzieningen tijdens en na detentie en doorstroom in de GGz-voorzieningen onderling.
Het WODC onderzoekt thans de zorgbehoefte van verslaafde justitiabelen.
Mede op basis van dit onderzoek komt er ook inzicht in de behoefte aan het (GGz) zorgaanbod tijdens en na detentie. Dit onderwerp zal tevens interdepartementaal geagendeerd worden.
– Informatieoverdracht Penitentiaire Inrichting naar gemeenten
De samenwerking tussen Penitentiaire Inrichtingen en gemeenten dient verder te worden geïntensiveerd. De informatie van het screeningsformulier, waarmee de medewerkers Maatschappelijke Dienstverlening (MMD’ers) de zorgbehoefte van de gedetineerde veelplegers inventariseren, voldoet nog niet aan de informatiebehoefte van de gemeenten. Ook de RSJ beveelt in eerdergenoemd advies van 4 april jl. een intensivering van de contacten vanuit penitentiaire inrichtingen met gemeenten aan. Om dit knelpunt op te lossen vindt momenteel afstemming plaats tussen de Dienst Justitiële Inrichtingen en gemeenten. Tevens wordt ingezet op verbetering van de aansturing van de MMD’ers en het organiseren van deskundigheidsbevordering.
De resultaten van dit onderzoeksrapport zullen worden benut als input voor de beleidsmonitor veelplegers die op dit moment door het WODC wordt ontwikkeld. Tevens biedt het een handvat voor de verdere intensivering van de nazorg zoals opgenomen in het Coalitieakkoord 2007.
Ik vertrouw erop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27834-49.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.