nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met de wijziging van de
aanwijzingsvoorwaarden voor deelneming in het ABP.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
26 juni 2001
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de voorwaarden
voor de aanwijzing van een privaatrechtelijk lichaam waarvan de werknemers
deelnemen in de Stichting Pensioenfonds ABP worden gewijzigd;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet privatisering ABP wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
In onderdeel q, onder 9°, sub a, wordt na het zinsdeel «de aard
van de werkzaamheid van die instelling» een komma geplaatst en daarna
inge- voegd de woorden: de arbeidsvoorwaarden
B
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid, onder b, vervallen de zinsdelen «en voor het
tijdstip, bedoeld in artikel 21, derde lid,» en «met inachtneming
van artikel 3».
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het derde lid door een
puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. een privaatrechtelijk lichaam, waarvan de arbeidsvoorwaarden van de
werknemers van dat lichaam overeenkomen met de arbeidsvoorwaarden van het
personeel dat werkzaam is in een van de sectoren genoemd in artikel 1, onder
q, onderdeel 1 tot en met 8, dat voor het tijdstip, bedoeld in artikel 21,
derde lid, door Onze Minister, met inachtneming van artikel 3 is aangewezen
als lichaam waarvan de werknemers deelnemen in de Stichting Pensioenfonds
ABP.
3. Onder vernummering van het vierde lid tot zesde lid worden twee leden
ingevoegd, luidende:
4. De in het tweede lid, onder c, bedoelde aanwijzing vindt uitsluitend
plaats indien:
a. werknemers in dienst van het aan te wijzen lichaam overheidswerknemer
zijn op de dag voorafgaande aan het tijdstip waarop de beoogde deelneming
op basis van die aanwijzing in werking zal treden, en
b. het verzoek om aanwijzing een gezamenlijk verzoek is van werkgever
en werknemers die bevoegd zijn tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden
voor de werknemers van dat lichaam, dan wel een verzoek is van hun vertegenwoordigers.
5. Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid bij ministeriële regeling bepalen dat onderdelen
van de arbeidsvoorwaarden van de werknemers en onderdelen van de arbeidsvoorwaarden
van een sector, voor de vergelijking die volgt uit de toepassing van het derde
lid, onder c, buiten beschouwing blijven.
C
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, wordt «onderdeel b» vervangen door:
onderdeel c.
2. In het derde lid, wordt het zinsdeel «eisen ter zake van de doelstelling
en financiële verhouding van het privaatrechtelijke lichaam tot een of
meer publiekrechtelijke lichamen» vervangen door: eis inzake de arbeidsvoorwaarden,
bedoeld in artikel 2, derde lid, onder c.
3. In het vijfde lid, wordt het zinsdeel «, zijn doelstelling wijzigt
of indien de financiële verhouding van het lichaam tot de overheid verandert»
vervangen door: of aan de eisen als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder
b, onderscheidenlijk c.
ARTIKEL II
De voorwaarden voor aanwijzing van een lichaam waarvan de werknemers deelnemen
in de Stichting Pensioenfonds ABP zoals die gelden op de dag voorafgaande
aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op
aanwijzingen die op of na die datum plaatsvinden en waarvoor het schriftelijk
verzoek dat leidt tot de voordracht, bedoeld in artikel 3, eerste lid, voor
die datum bij genoemde stichting is binnengekomen.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,