nr. 69
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 december 2009
Op 8 december jl. heeft het lid Eijsink (PvdA) verzocht om een brief
over de voorgestelde kortingen op de centrale budgetten van Defensie voor Research en Development (R&D). Hiermee voldoe ik aan
dat verzoek. Deze brief is tevens de reactie op de motie (32 123 X, nr. 73)
ook voor 2010 geen onomkeerbare stappen te zetten in het onderzoeksprogramma
van TNO.
Tot op heden zijn, in overleg met TNO, nog geen onomkeerbare besluiten
genomen over het behoud van expertisegebieden. Dat geldt ook voor de kortingen
op het R&D budget voor 2010 waarover de kamer op 26 november jl.
(Kamerstuk 27 830, nr. 47) is geïnformeerd. Die brief bevatte
het overzicht van de kortingen op de centrale budgetten voor programmafinanciering
en kennisgebruik en maakte duidelijk dat het centrale budget voor technologieontwikkeling
behouden blijft. De kortingen in 2010 op het centrale budget voor programmafinanciering
leiden niet tot het opheffen van expertisegebieden (onderzoeksgroepen) bij
TNO. Daarom is er voor kennisontwikkeling geen sprake van onomkeerbare stappen.
Wel zal een aantal programma’s, die in de brief van 26 november
jl. zijn genoemd, in 2010 niet worden uitgevoerd. Dit betreft uiteraard onderzoeksprogramma’s
waar Defensie op dit moment een relatief lagere prioriteit aan toekent en
die niet de technologische ontwikkelingen raken.
Wanneer uit de herijking blijkt dat deze onderzoeksprogramma’s alsnog
moeten worden uitgevoerd dan blijft die mogelijkheid bestaan. In diezelfde
brief is ook een overzicht opgenomen van de door de korting op het centrale
budget voor kennisgebruik niet in behandeling genomen projectvoorstellen.
Het is ook zonder bezuinigingen niet ongebruikelijk dat projectvoorstellen
vanwege een ontoereikend centraal budget niet meer in behandeling kunnen worden
genomen. De indieners van de projectvoorstellen maken daarna de keuze of de
projectvoorstellen alsnog vanuit decentrale budgetten worden gefinancierd.
De kortingen op kennisgebruik hebben mede tot doel dergelijke projectvoorstellen
in de komende jaren steeds meer decentraal door de betreffende behoeftesteller
binnen Defensie te laten financieren. Ik beschouw de motie (Kamerstuk
32 123 X, nr. 73) daarom als ondersteuning van het gevoerde beleid.
Om de bezuiniging over de jaren 2011 tot en met 2013 zorgvuldig toe te
passen voert Defensie tot eind 2009 een herijking uit van de gehele kennisportfolio.
Het uitgangspunt daarbij is dat de operationele capaciteiten van Defensie
zo veel mogelijk behouden blijven. In deze herijking zullen wél keuzes
worden gemaakt over de te behouden expertisegebieden. Sommige expertisegebieden
zullen geheel worden gehandhaafd, andere worden verminderd en een derde categorie
zal worden beëindigd. Defensie is momenteel, in overleg met TNO, bezig
deze herijking te voltooien. Begin 2010 ontvangt de Kamer een brief waarin
de resultaten van deze herijking worden toegelicht en waarin de keuzes worden
beargumenteerd.
Ik hecht eraan nogmaals te benadrukken dat het budget voor technologieontwikkeling
behouden blijft en dat Defensie dus blijft investeren in technologieontwikkeling.
Dit is geheel in overeenstemming met het streven het onderzoek meer toepassingsgericht
te maken. Technologieontwikkeling is ook een belangrijke schakel in de ontwikkeling
van concrete producten waar Defensie behoefte aan heeft. Daarom draagt dit
budget in belangrijke mate bij aan een versterking van de in de Defensie Industrie
Strategie (DIS) genoemde prioritaire technologiegebieden en daarmee aan de
uitvoering van de DIS.
Deze prioritaire technologiegebieden zijn gebaseerd op onderzoek naar
de toekomstige behoeften van Defensie, de sterke punten van de Nederlandse
defensiegerelateerde industrie (DGI) en de kansen van de Nederlandse DGI op
de internationale markt. De Kamer is daarover op 20 juni 2008 geïnformeerd
(Kamerstuk 31 125, nr. 7).
De staatssecretaris van Defensie,
J. G. de Vries