27 826
Wijziging van artikel 670 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 3 januari 2001 en het nader rapport d.d. 19 juni 2001, aangeboden aan de Koningin door de minister van Justitie, mede namens de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mw. A.E. Verstand-Bogaert. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 20 oktober 2000, no. 00.005772, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van artikel 670 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 20 oktober 2000, nr. 00.005772, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 3 januari 2001, no. W03.00.0483/1, bied ik U hierbij mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mr. A.E. Verstand-Bogaert, aan.

De Raad van State geeft in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met de opmerkingen van de Raad is rekening gehouden.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om naar aanleiding van het Brown-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen2 in artikel 670 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te verduidelijken dat een periode van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid ten gevolge van de zwangerschap voorafgaand aan het zwangerschapsverlof alsmede de perioden waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van de termijn van twee jaar gedurende welke het opzegverbod wegens ziekte geldt. Daarnaast wordt een regeling gegeven voor de samentelling van ziekteperioden. De Raad van State maakt over het wetsvoorstel de volgende opmerkingen.

1. Ingevolge de voorgestelde wijziging van artikel 670 lid 1 BW worden voor de berekening van de termijn, bedoeld in onderdeel a, niet in aanmerking genomen de perioden van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid ten gevolge van de zwangerschap voorafgaand aan het zwangerschapsverlof. Uit de toelichting blijkt dat het niet gaat om iedere periode van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van de zwangerschap maar, overeenkomstig de overwegingen van het Brown-arrest, om perioden van afwezigheid wegens ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid ten gevolge van ziekte die verband houdt met de zwangerschap of de bevalling in de periode voorafgaand aan het zwangerschaps- of bevallingsverlof. De Raad adviseert de tekst in deze zin aan te passen.

1. Dit voorstel van de Raad is niet overgenomen, aangezien uit de aanhef van artikel 670 lid 1 reeds blijkt dat het hier gaat om ongeschiktheid tot het verrichten van de arbeid wegens ziekte.

2. In de voorgestelde tekst wordt voorts bepaald dat de perioden waarin zwangerschaps- of bevallingsverlof wordt genoten niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van de termijn, bedoeld in onderdeel a.

Opneming van de verlofperiode als zodanig op deze plaats is niet juist omdat de perioden van zwangerschaps- of bevallingsverlof niet kunnen worden aangemerkt als perioden waarin sprake is van ongeschiktheid wegens ziekte.

Mocht de bedoeling van het uitzonderen van de verlofperiode zijn om iedere arbeidsongeschiktheid wegens ziekte – derhalve ook ziekte die geen verband houdt met de zwangerschap of bevalling – buiten beschouwing te laten, dan dient dit duidelijk in de tekst te worden opgenomen en in de toelichting te worden gemotiveerd.

De Raad geeft in overweging de voorgestelde eerste zin in overeenstemming met het vorenstaande aan te passen.

2. Het is de bedoeling van het onderhavige voorstel dat elke periode van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte tijdens het zwangerschaps/bevallingsverlof – ongeacht of de ziekte verband houdt met de zwangerschap of bevalling – buiten beschouwing blijft bij de berekening van de termijn van twee jaren. Teneinde dit te verduidelijken zijn het wetsvoorstel en de memorie van toelichting aangepast.

3. De Raad wijst er ten slotte op dat ingevolge de artikelen 98, zesde lid, onderdeel c, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, 129, zesde lid, onderdeel c, van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal en 101, zesde lid, onderdeel c, van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken en het voorgestelde artikel 11a, derde lid, onderdeel c, Wet RO ook samen wordt geteld indien een in die bepaling onder b bedoelde afwezigheid – afwezigheid wegens door zwangerschap of bevalling veroorzaakte ziekte in de periode vanaf het begin van de zwangerschap tot en met de laatste dag van het bevallingsverlof – wordt voorafgegaan of wordt gevolgd door een periode van arbeidsgeschiktheid, die in totaal minder dan vier weken bedraagt. Deze wijze van samentelling komt niet voor in de regeling in artikel 670 van Boek 7 BW. Aanbevolen wordt artikel 670 lid 1 van Boek 7 BW op dit punt aan te vullen.

3. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is de bijzondere samentelregeling gewijzigd. De voorgestelde wijziging sluit aan bij de in het kader van het Invoeringswetsvoorstel arbeid en zorg voorgestelde wijziging van artikel 629 lid 10 Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II 2000/2001, 27 208, nr. 5). Inhoudelijk stemt deze wijziging overeen met de door de Raad genoemde samentellingsregel in onder meer het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

4. Wijziging in het wetsvoorstel die niet het gevolg is van het advies van de Raad van State.

In lid 8 van artikel 670 wordt bepaald dat de mogelijkheid van afwijking bij c.a.o. of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan alleen geldt voor het bepaalde in de eerste zin van lid 1.

De redactionele kanttekening van de Raad is verwerkt.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 3 januari 2001, no. W03.00.0483/I, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In de considerans de aanduiding «Boek 1» vervangen door: Boek 7.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Arrest van 30 juni 1998 van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen inzake M. Brown vs Rentokil Ltd. (C-394/96).

Naar boven