27 826
Wijziging van de artikelen 7:629 en 7:670 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 214 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek en van een aantal artikelen in enkele sociale zekerheidswetten

nr. 7
NADER VERSLAG

Vastgesteld 16 april 2004

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft na kennisneming van de Nota naar aanleiding van het Verslag en de Nota van Wijziging besloten een Nader Verslag uit te brengen. De commissie voert als reden voor haar besluit aan, dat de regering naar aanleiding van het Verslag het voorstel heeft heroverwogen en hiervoor advies heeft gevraagd aan de Commissie Gelijke Behandeling (CGB). Vervolgens is door de regering een ingrijpende wijziging voorbereid. De commissie heeft tegen die achtergrond de behoefte nog enkele opmerkingen te maken en vragen ter beantwoording aan de regering voor te leggen.

ALGEMEEN

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de Nota naar aanleiding van het Verslag van het voorstel tot wijziging van wet van artikel 670 lid 1 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Hoewel deze leden hier lang op hebben moeten wachten, zijn zij verheugd dat men het advies van de Commissie Gelijke Behandeling heeft meegenomen in het heroverwogen voorstel. Naar het inzien van de leden van de CDA-fractie bevordert dit voorstel een gelijke behandeling van mannen en vrouwen.

Toch hebben deze leden nog enige vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie zijn nog steeds van mening dat ontslag wegens een aantoonbaar door zwangerschap veroorzaakte ziekte, ook indien deze ziekte na het zwangerschaps- en bevallingsverlof plaatsvindt, discriminatie op grond van geslacht vormt. De regering licht in de Nota naar aanleiding van het Verslag op bladzijde 3 toe dat «de oorzaak van de ziekte, die zich na het zwangerschaps- of bevallingsverlof voordoet, niet relevant is». Dit houdt volgens de regering ook geen ongelijke behandeling van vrouwen in. Kan de regering deze visie onderbouwen? Hoe vaak komt het voor dat een vrouw in de Ziektewet komt vanwege een zwangerschapgerelateerde ziekte na het zwangerschapsverlof? Hoe lang blijft zij dan gemiddeld ziek? Is bekend hoe werkgevers hier mee omgaan? Zou het niet voor kunnen komen dat vrouwen in deze situatie nadelen ondervinden ten opzichte van hun mannelijke collega's, of hun vrouwelijke collega's zonder kinderen of kinderwens?

De leden van de CDA-fractie vragen of bij het genoemde voorbeeld 2 op bladzijde 5 geen ongelijke behandeling ontstaat tussen man en vrouw. In dit voorbeeld wordt de situatie geschetst waarbij een vrouw die al enige tijd ziek thuis zit, vervolgens met zwangerschaps- en bevallingsverlof gaat, waarbij na afloop van het verlof blijkt dat de vrouw om dezelfde reden als voorafgaand aan het verlof nog steeds ongeschikt is om haar arbeid te verrichten. In dit voorbeeld wordt de ziekteperiode voorafgaand en volgend op het verlof wel samengeteld, maar de 18 weken van het verlof worden buiten beschouwing gelaten.

Bij deze situatie zou men komen tot een ongelijke behandeling van man en vrouw, aldus de leden van de CDA-fractie. Immers een mannelijke collega of een vrouwelijke niet zwangere collega zou 18 weken eerder in de WAO terecht komen, dan de zwangere collega. Waarom is besloten hier de 18 weken niet mee te tellen en hoe past dit binnen de nieuwe arbeidsongeschiktheidsregels? Wat voor effect heeft dit op de arbeidsmarktpositie van vrouwen?

De leden van de CDA-fractie vragen of, indien de werkgever de ziekte in verband met zwangerschap voor het zwangerschaps- en bevallingsverlof zelf moet betalen, de werkgever dan niet de voorkeur zou gaan geven aan werknemers die geen kinderwensen hebben. Hoe kan dit voorkomen worden?

Tenslotte vragen de leden van CDA-fractie of deze nieuwe wijzigingen extra administratieve lasten met zich mee brengen voor onder andere de werkgevers.

De leden van de fractie van de PvdA zijn verheugd dat de regering, mede naar aanleiding van de eerder gestelde vragen van de leden van deze fractie, nog eens kritisch naar haar eerdere voorstellen heeft gekeken en bereid is gebleken deze aan te passen.

Deze leden denken dat de voorgestelde wijzigingen beter aansluiten bij het doel, namelijk voorkomen van ongelijke behandeling door het meetellen van zwangerschaps- en bevallingsverlof voor de ontslagtermijn in verband met ziekte (opzegverbod).

De leden van de PvdA-fractie spreken wel hun grote verbazing uit over het feit dat er zo'n tweeëneenhalf jaar zit tussen het Verslag en toezending van de Nota naar aanleiding van het Verslag. Deze leden willen graag weten waarom het zo ontzettend lang heeft moeten duren om enkele veranderingen aan te brengen in een overigens toch overzichtelijke stuk wetgeving. Vindt de regering dit een voorbeeld van een doortastende overheid? Moeten de leden uit de zeer lange wachttijd op de Nota naar aanleiding van het Verslag afleiden dat de regering geen prioriteit toekent aan deze problematiek? Zijn er andere oorzaken?

Deze leden spreken de hoop uit dat de regering op de thans voorliggen vragen spoedig zal reageren.

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de Commissie Gelijke Behandeling om advies is gevraagd. Kan de regering toelichten of de CGB zich in de nu voorgestelde wijzigingen kan vinden? Zijn ook andere organisaties om advies gevraagd, zoals sociale partners? Waarom niet?

Deze leden willen graag weten wat de stijging van het totaal aantal toekenningen vanwege ziekte als gevolg van zangerschap en bevalling is toegenomen vanwege administratieve redenen. Om welke administratieve veranderingen gaat het dan?

De leden van de PvdA-fractie vinden de gekozen oplossing, namelijk dat bij ziekteperioden die worden onderbroken door zwangerschapsverlof samenstelling te laten plaatsvinden tenzij het de ziekte redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak, een redelijke oplossing. Zij vragen zich wel af of voor keuringsartsen altijd voldoende duidelijk zal zijn hoe zij het al dan niet voorvloeien uit dezelfde oorzaak moeten bepalen.

Deze leden willen tot slot graag weten wat de mogelijke gevolgen van de voorgenomen herziening van de WAO zijn voor dit wetsvoorstel. Deze leden willen mede in dit verband graag weten in hoeverre de regering voornemens is wijzigingen aan te brengen in de ontslagbescherming van zieke werknemers.

De leden van de fractie van D66 zijn van mening dat de heroverweging van het wetsvoorstel en de advisering door de Commissie Gelijke Behandeling wel erg veel tijd (ruim twee jaar en drie maanden vanaf het verslag van de Tweede Kamer) heeft gekost. Desalniettemin hebben de leden van de D66-fractie met interesse kennis genomen van het gewijzigde voorstel met betrekking tot de samentelregeling in de Nota naar aanleiding van het Verslag (27 826, nr. 5) en in de Nota van Wijziging (27 826, nr. 6). Naar aanleiding hiervan stellen de leden van de D66-fractie de vraag of het in de praktijk altijd even goed uitvoerbaar is om onderscheid te maken tussen ziekte al dan niet als gevolg van zwangerschap.

De voorzitter van de commissie,

Hamer

Adjunct-griffier van de commissie,

Post


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Voorzitter Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), Ondervoorzitter Huizinga-Heringa (CU), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Dittrich (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vacature (algemeen), Vietsch (CDA), van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF) en Schippers (VVD).

Naar boven