27 826
Wetsvoorstel wijziging van artikel 670 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 8 november 2001

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag voldoende zullen zijn beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Algemeen

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Genoemde leden zijn verheugd dat de regering werk maakt van het arrest in de zaak Brown/Rentokil, getuige ook de schriftelijke vragen die zij de regering in een eerder stadium hierover hebben gesteld. Toch hebben zij behoefte de regering enkele vragen voor te leggen over de wijze waarop invulling is gegeven aan dit arrest.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering en toelichting bij de ondertekening van het wetsvoorstel. Waarom is de minister van Justitie eerste ondertekenaar en niet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid?

Deze leden vragen voorts om een overzicht van het aantal gevallen van ziekte ingevolge van zwangerschap direct voorafgaand aan en tijdens het zwangerschapsverlof in de afgelopen jaren. Wat is de ontwikkeling van het gebruik van het ZW-vangnet bij zwangerschap? Door wie en op welke wijze wordt bepaald dat een ziekte haar oorsprong vindt in zwangerschap? Speelt bij de vaststelling van de vier weken het een rol of de ziekte na het bevallings- en zwangerschapsverlof een relatie heeft met de bevalling of de zwangerschap? Is de regering met deze leden van mening dat, indien de oorzaak van de ziekte geen rol speelt, dit wel een ongelijke behandeling van vrouwen kan inhouden? Genoemde leden vragen de regering om een nadere motivering van de conclusie dat bij de regel tot het samentellen van tijdvakken geen sprake zou zijn van ongelijke behandeling. Immers, de bepaling geldt alleen voor vrouwen. Zij willen ook graag een grondige toelichting op de opmerking dat deze regel los staat van de algemene regel over beperking van tijdvakken. Dat het daarvan los staat, neemt toch niet weg dat deze regel alleen vrouwen treft?

De leden van de PvdA-fractie vragen of het voorstel 27 208 (Invoeringswet Arbeid en Zorg, artikel IX, artikel 7:670, eerste lid) in overeenstemming is met het voorliggende voorstel, wat betreft het niet meetellen van de perioden van arbeidsongeschiktheid wegens zwangerschap voorafgaande aan het zwangerschapsverlof in het kader van de berekening van de «vier weken periode». De regering wordt gevraagd toe te lichten welke ziekteperioden nu precies wel en welke niet meetellen voor de WAO-wachttermijn. Kan daarbij worden medegedeeld welke rol de oorzaak van de ziekte speelt en welke rol de samentellingsregel speelt? Voorts begrijpen deze leden niet dat er in de memorie van toelichting bij dit voorstel geen relatie is gelegd met het VN-vrouwenverdrag, zoals dat nog wel in brief van 16 juli 1999 wordt gedaan. Graag vragen zij alsnog om een passage waarin de relatie met het VN-vrouwenverdrag wordt gelegd.

Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie op welke wijze invulling wordt gegeven aan de gerichte voorlichtingsactiviteiten ten behoeve van werknemers en werkgevers.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende wijziging van artikel 670, eerste lid, Boek 7, van het Burgerlijk Wetboek. De aanleiding voor het wetsvoorstel vormt een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (het Hof), het zogenaamde Brown-Rentokil-arrest. Het Hof overweegt in dit arrest dat ontslag van een werknemer wegens een voornamelijk op zwangerschap gebaseerde reden alleen vrouwen kan treffen en derhalve een rechtstreekse discriminatie op grond van geslacht vormt. De leden van de CDA-fractie vragen wat de consequenties van dit arrest zijn voor werknemers die arbeidsongeschikt zijn als gevolg van een seksespecifieke ziekte, zoals prostaatkanker of baarmoederhalskanker.

Voorliggende wetswijziging beoogt dat slechts ziekte als gevolg van zwangerschap voorafgaand of tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof niet mag worden meegeteld bij de berekening van de termijn van twee jaar gedurende welke het opzegverbod wegens ziekte geldt. Ziekte die met zwangerschap en bevalling verband houdt na afloop van het bevallingsverlof valt onder de gewone ziekteregeling. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of dit niet haaks staat op het eerder genoemde argument dat ontslag wegens een door de zwangerschap veroorzaakte ziekte een rechtstreekse discriminatie op grond van geslacht vormt.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij zijn in beginsel tevreden dat de periode van ziekte ingevolge zwangerschap voorafgaande aan het zwangerschapverlof, alsmede de periode gedurende dat verlof, niet mogen worden meegeteld bij de berekening van de termijn van twee jaren gedurende welke het opzegverbod wegens ziekte geldt. Alvorens met dit wetsvoorstel akkoord te kunnen gaan hebben zij echter nog wel een enkele opmerking en vraag.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat het advies van het ICER, voortvloeiende uit het Brown/Rentokil-arrest, nu in nationale wetgeving gestalte krijgt. Deze leden vragen de regering op welke wijze de aanbevelingen van de ICER over voorlichting invulling krijgen. Genoemde leden kunnen zich echter minder vinden in de constructie van het samentellen van tijdvlakken. Zij zouden graag een grondige toelichting over deze situatie krijgen. Op grond waarvan heeft de regering besloten dat het gerechtvaardigd is dat voor een werkneemster die binnen twee weken na herstel van ziekte met zwangerschaps- en bevallingsverlof gaat en die na afloop daarvan gedurende een week weer aan het werk is en vervolgens weer ziek wordt, de twee perioden bij elkaar worden opgeteld? Gaarne ontvangen zij een grondige motivering. Is de regering van mening dat het vaststellen van de periode van vier weken in overeenstemming is met het Brown/Rentokil-arrest? Wat voor invloed zal dit hebben op de administratieve lasten voor een werkgever?

De voorzitter van de commissie,

Terpstra

De griffier voor dit verslag,

Sjerp


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Van Lente (VVD), Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Van der Knaap (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Balkenende (CDA), Van Gent (GroenLinks), Smits (PvdA), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Spoelman (PvdA), Örgü (VVD), Van der Staaij (SGP), Santi (PvdA), Wilders (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA) en Bolhuis (PvdA).

Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van Vliet (D66), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), J. Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Schoenmakers (PvdA), Dankers (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Middel (PvdA), Weekers (VVD), Van Walsem (D66), Oudkerk (PvdA), De Vries (VVD), Van Splunter (VVD), Van der Hoek (PvdA) en Hamer (PvdA).

Naar boven