27 818 (R 1692)
Goedkeuring van het op 26 februari 2001 te Nice totstandgekomen Verdrag van Nice houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten, met Protocollen (Trb. 2001, 47)

nr. 11
MOTIE VAN DE LEDEN VAN DEN BERG EN VAN MIDDELKOOP

Voorgesteld 21 november 2001

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

kennisnemend, van Verklaring 23 bij het Verdrag van Nice waarin met betrekking tot de toekomst van de Europese Unie onder meer gewezen wordt op de noodzaak van het vaststellen en handhaven van een nauwkeuriger bevoegdheidsafbakening tussen de Unie en de lidstaten conform het subsidiariteitsbeginsel;

van mening, dat met het oog op de uitbreiding van de Europese Unie een scherpere bevoegdheidsafbakening tussen de Unie en de lidstaten onvermijdelijk is;

van mening, dat het wenselijk is dat algemene criteria voor de subsidiariteit worden opgesteld die toepasbaar zijn bij nieuwe beleidsontwikkelingen en bij een kritische heroverweging van bestaand beleid;

van mening, dat de ontwikkeling van een ontvankelijkheids- of opportuniteitstoets daaraan een bijdrage kan leveren;

verzoekt de regering met het oog op de komende conventie en de nieuwe IGC voorstellen te doen ter concretisering van subsidiariteitscriteria en een ontvankelijkheidstoets en daarbij tijdig de Kamer te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van den Berg

Van Middelkoop

Naar boven