nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal Aan de Staten van de Nederlandse
Antillen Aan de Staten van Aruba
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van rijkswet houdende
goedkeuring van het op 26 februari 2001 te Nice totstandgekomen Verdrag van
Nice houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen
tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten,
met Protocollen (Trb. 2001, 47).
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
18 juni 2001
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN RIJKSWET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 26 februari 2001 te
Nice tot stand gekomen Verdrag van Nice houdende wijziging van het Verdrag
betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese
Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten, met Protocollen, ingevolge artikel
91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft,
alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met
gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het
Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
Het op 26 februari 2001 te Nice tot stand gekomen Verdrag van Nice houdende
wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting
van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten, met Protocollen,
waarvan de tekst is geplaatst in Tractatenblad 2001, 47, wordt goedgekeurd
voor het gehele Koninkrijk.
Artikel 2
Met de verklaringen gehecht aan de Slotakte van het in artikel 1 genoemde
Verdrag wordt ingestemd, voor zover deze een nadere uitleg bevatten van bepalingen
van het Verdrag.
Artikel 3
1. Een ontwerp van een besluit dat beoogt het Koninkrijk te binden, wordt
voordat daaromtrent enigerlei besluitvorming door de Raad overeenkomstig Titel
VI van het door het in artikel 1 genoemde Verdrag gewijzigde Verdrag betreffende
de Europese Unie plaatsvindt, terstond nadat de tekst van dat ontwerp tot
stand is gekomen openbaar gemaakt en aan de Staten-Generaal voorgelegd.
2. Een ontwerp-besluit als bedoeld in het eerste lid kan, in afwijking
van het bepaalde in dat lid, ter vertrouwelijke kennisneming door de leden
van de Staten-Generaal worden voorgelegd indien buitengewone omstandigheden
van dwingende aard het bepaald noodzakelijk maken dat het ontwerp een geheim
of vertrouwelijk karakter draagt.
3. Instemming van de Staten-Generaal is vereist voordat de vertegenwoordiger
van het Koninkrijk zijn medewerking kan verlenen aan het totstandkomen van
een besluit als bedoeld in het eerste lid.
4. Stilzwijgende instemming is verleend indien niet binnen vijftien dagen
na overlegging van het ontwerp-besluit aan de Staten-Generaal door of namens
een van de Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het ontwerp-besluit
de uitdrukkelijke instemming behoeft.
5. Het derde lid is niet van toepassing op de vaststelling van verdragen.
Artikel 4
1. Het bepaalde in artikel 3, eerste tot en met vierde lid, is van toepassing
op een ontwerp van een besluit, genomen krachtens Titel IV van het door het
in artikel 1 genoemde Verdrag gewijzigde Verdrag tot oprichting van de Europese
Gemeenschap, dat beoogt het Koninkrijk te binden, voorzover dat besluit door
de Raad niet wordt aangenomen met toepassing van de procedure, bedoeld in
artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
2. Het bepaalde in het eerste lid blijft buiten toepassing met betrekking
tot maatregelen welke worden aangenomen door de Raad volgens de procedure,
bedoeld in het derde lid van artikel 67 van het door het in artikel 1 genoemde
Verdrag gewijzigde Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en in
het Protocol betreffende artikel 67 van het Verdrag tot oprichting van de
Europese Gemeenschap, behorend bij het in artikel 1 genoemde Verdrag.
Artikel 5
Deze rijkswet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad, waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van
de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
De Minister van Buitenlandse Zaken,
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,