27 816 (R 1690)
Overeenkomst tussen de Regeringen van de Beneluxstaten (het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden, het Groothertogdom Luxemburg) en de Regering van de Republiek Letland betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen, met bijlage; Brussel, 9 juni 1999

nr. 316
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juni 2001

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 15 juni 2001.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk van Aruba te kennen worden gegeven uiterlijk op 15 juli 2001.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 9 juni 1999 te Brussel totstandgekomen Overeenkomst tussen de Regeringen van de Beneluxstaten (het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden, het Groothertogdom Luxemburg) en de Regering van de Republiek Letland betreffende de overname van onregelmatig verblijvende personen (Trb. 1999, 117).1

Een toelichtende nota bij deze Overeenkomst treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor Nederland en de Nederlandse Antillen gevraagd.

Aan de Gouverneur van de Nederlandse Antillen is verzocht hogergenoemde stukken op 15 juni 2001 over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen.

De Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen is van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

TOELICHTENDE NOTA

Algemeen

Het onderhavige verdrag vormt tezamen met andere verdragen van dezelfde strekking, zoals de overnameverdragen met Roemenië (Boekarest, 6 juni 1995; Trb. 1995, 155), Bulgarije (Brussel, 7 oktober 1998; Trb. 1998, 250) en Estland (Brussel, 3 februari 1999; Trb. 1999, 78), een uitvloeisel van hetgeen reeds verschillende malen met de Staten-Generaal is besproken, onder andere in het kader van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst, met betrekking tot de betekenis van dergelijke verdragen. De laatste keer dat met de Staten-Generaal hierover van gedachten is gewisseld betreft het overnameverdrag met Slovenië (Wenen, 16 november 1992; Trb. 1992, 197).

Het verdrag

Door de totstandkoming van het onderhavige verdrag wordt de medewerking verzekerd van de Letse autoriteiten bij de terugkeer van Letten wier illegaal verblijf moet worden beëindigd nadat ten aanzien van hen onherroepelijk tot verwijdering is beslist op basis van de Vreemdelingenwet.

Deze medewerking wordt gerealiseerd doordat praktische afspraken zijn gemaakt omtrent de te volgen procedure met betrekking tot een verzoek tot overname en doordat is vastgelegd hoe de Letse respectievelijk de Belgische, de Luxemburgse of de Nederlandse nationaliteit kan worden vastgesteld of verondersteld.

De praktijk heeft geleerd dat door het bestaan van dergelijke afspraken de procedures die moeten leiden tot het vaststellen van de identiteit en nationaliteit van vreemdelingen aanzienlijk worden bekort en dat deze met grotere zekerheid kunnen worden vastgesteld. Dit heeft tot gevolg dat verwijdering na het onherroepelijk worden van het vonnis eerder kan plaatsvinden, hetgeen met name van belang is met betrekking tot personen ten aanzien van wie op grond van de Vreemdelingenwet vrijheidsontnemende of -beperkende maatregelen zijn opgelegd.

In het onderhavige verdrag wordt geen verplichting aangegaan tot het verwijderen van personen. Het vormt geen rechtsbasis voor de beslissing tot verwijdering en bevat geen bepalingen die wijziging brengen in de rechtsbescherming welke een vreemdeling naar het nationale recht van partijen geniet.

Hoewel in de titel en de preambule de regeringen als verdragsluitende partijen worden genoemd, zal het verdrag uiteraard tussen de staten gelden.

Zoals hierboven reeds is aangegeven, is over het onderwerp overname verschillende keren met de Staten-Generaal gesproken, onder andere in het kader van Schengen (kamerstukken II, 1985/86, 19 326 en 1991/92, 1992/93, 22 140) en uiteraard bij de parlementaire behandeling van vergelijkbare verdragen met bijvoorbeeld: Frankrijk (Parijs, 16 april 1964, Trb. 1964, 122), de Bondsrepubliek Duitsland (Bonn, 17 mei 1966; Trb. 1966, 166), Oostenrijk (Wenen, 15 februari 1965; Trb. 1965, 60) en ook Slovenië.

In gemeen overleg tussen Regering en Parlement is bij de goedkeuring van de bovengenoemde verdragen gebleken dat het goed is om, waar mogelijk en zinvol, overnameverdragen tot stand te brengen. Tegen deze achtergrond is ervoor gekozen het onderhavige verdrag ter stilzwijgende goedkeuring aan de Staten-Generaal voor te leggen.

Overigens heeft het onderhavige verdrag in materieel opzicht dezelfde inhoud als het verdrag met Slovenië en is daaraan dan ook nagenoeg identiek.

Het verdrag wordt vanaf 1 juli 1999 voorlopig toegepast. Dit werd noodzakelijk geacht omdat vanaf die datum tussen Nederland en Letland de visumplicht voor kort verblijf werd afgeschaft, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het visumafschaffingsverdrag dat op 9 juni 1999 met Letland werd gesloten (Trb. 1999, 120). Ingeval van een onregelmatig verblijf is het namelijk wenselijk dat voor de overname van eigen onderdanen een juridische basis aanwezig is.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Dit artikel dient in samenhang met artikel 6 te worden gelezen en heeft betrekking op de overname van eigen onderdanen door Letland. De bepaling heeft tot gevolg dat Letland op verzoek van elk van de Benelux-landen gehouden is Letse onderdanen die niet of niet meer voldoen aan de op het grondgebied van het verzoekende Benelux-land geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf, over te nemen.

Dit geldt ook voor voormalige onderdanen van Letland aan wie de nationaliteit is ontnomen en die niet ten minste een naturalisatietoezegging van de kant van de Benelux-landen hebben ontvangen.

Artikel 3

Dit artikel heeft betrekking op de overname van onderdanen van derde staten die niet of niet meer voldoen aan de geldende voorwaarden voor verblijf op het grondgebied van de verzoekende partij, zoals beschreven in dit artikel. De verplichting tot overname geldt niet voor een onderdaan van een derde staat die bij binnenkomst in het bezit was van een geldige verblijfstitel.

Artikel 4

Dit artikel behandelt de overname van onderdanen van derde Staten door de voor binnenkomst verantwoordelijke partij.

Artikel 5

Dit artikel behandelt de definitie van verblijfstitels. Onder de gehanteerde definitie wordt niet verstaan de tijdelijke toelating tot verblijf op het grondgebied van een partij met het oog op de behandeling van een asielverzoek.

Artikel 6

Dit artikel geeft aan, aan de hand van welke documenten de nationaliteit van een over te nemen persoon kan worden aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt.

Artikel 15

Op basis van dit artikel is op de dag van ondertekening van het onderhavige verdrag tevens een Uitvoeringsprotocol totstandgekomen, houdende praktische afspraken omtrent het administratief verwerken van een verzoek tot overname. In het protocol wordt aangegeven aan welke instanties en met welke gegevens een verzoek tot overname moet worden gedaan. Tevens worden er terzake termijnen gesteld en worden de plaatsen genoemd waar personen op grond van het verdrag feitelijk kunnen worden overgedragen.

Het Protocol betreft uitsluitend de uitvoering van het verdrag, zodat eventuele wijzigingen ervan op grond van artikel 7, onderdeel b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring behoeven, behoudens het bepaalde in artikel 8 van die Rijkswet.

De bijlage

De bijlage handelt over de overname van personen met de speciale positie van staatsburgers van de voormalige U.S.S.R. welke geregeld wordt door de Wet op status van de staatsburgers van de voormalige U.S.S.R. en die noch de Letse nationaliteit, noch de nationaliteit van een ander land hebben of van wie genoegzaam kan worden aangenomen dat zij onder deze wet vallen.

De bijlage maakt een integrerend onderdeel uit van het verdrag en is gelet op haar inhoud aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de bijlage behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht van goedkeuring terzake voorbehouden.

Koninkrijkspositie

Ingevolge artikel 16 kan de toepassing van het verdrag worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen en Aruba. De regering van de Nederlandse Antillen heeft de wens daartoe nog niet kenbaar gemaakt. De regering van Aruba heeft laten weten, van de mogelijkheid van uitbreiding geen gebruik te willen maken.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven