27 813
EU-Structuurfondsen

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 februari 2006

Naar aanleiding van uw verzoek d.d. 21 februari 2006 (06-EZ-B-013) om u te informeren over de inzet bij en stand van zaken van de onderhandelingen met de Europese Commissie over de verdeling van de structuurfondsen in Nederland bericht ik u het volgende.

Op 15/16 december 2005 is er op de Europese Raad een akkoord gesloten over de verdeling van de structuurfondsen tussen de lidstaten. Nederland komt in aanmerking voor middelen voor Doelstelling 2 Regionale Concurrentiekracht en Werkgelegenheid en Doelstelling 3 Europese Territoriale Samenwerking. Onder voorbehoud van instemming van het Europees Parlement zal Nederland in totaal een bedrag van € 1 685 miljoen ontvangen.

Het bedrag voor Doelstelling 2 bedraagt € 1 473 miljoen. Dit bedrag is bepaald op basis van een objectieve set criteria op het schaalniveau van provincies. De criteria zijn bevolkingsdichtheid, participatie, werkloosheid, opleidingsniveau en bevolkingsdichtheid en een bonus/malus regeling voor regio’s met een hoog of laag bruto regionaal product. Deze set criteria is ook in december jl. door de Europese Raad vastgesteld.

Het is nu de verantwoordelijkheid van de lidstaat om de nationale verdeling van de middelen te bepalen. Dit is in een recente brief van de Europese Commissie nog eens bevestigd. Het is geen verplichting om daarbij bovengenoemde criteria over te nemen, maar ik ben van mening dat deze criteria wel recht doen aan de economische situatie in Nederland en aan de doelstelling van het regionaal economisch beleid conform de nota Pieken in de Delta. De verdeling zal worden vastgelegd in het Nationaal Strategisch Referentiekader (NSR). Dit document zal door het kabinet voor de zomer worden vastgesteld. Voordat het NSR aan de Europese Commissie wordt verstuurd, zal het aan uw Kamer worden gezonden, zodat wij daarover van gedachten kunnen wisselen.

Uit een ambtelijke brief van DG Regio blijkt nu echter dat er binnen de Europese Commissie andere gedachten leven over de verdeling van de structuurfondsmiddelen binnen de lidstaten. Ik had graag gezien dat de Commissie eerst onze voorstellen had afgewacht. Ook andere lidstaten zijn deze mening toegedaan.

De eerste gedachten van de Commissie wijzen erop dat de Commissie nog veel belang hecht aan het investeren in achterstandsregio’s. De Commissie heeft criteria geschrapt, andere gewichten toegepast en als criterium toegevoegd dat regio’s er maar 25% van hun aandeel in de huidige Nederlandse structuurfondsontvangsten op mogen voor- of achteruitgaan.

Daarom heeft er op 16 februari jl. een eerste ambtelijk overleg plaatsgevonden met de Europese Commissie. Hierbij waren vertegenwoordigers aanwezig van mijn departement, van andere departementen en van de decentrale overheden. Dit overleg had het karakter van een eerste gedachtewisseling. Komende weken zal nader overleg plaatsvinden. De inzet in deze gesprekken is dat de criteria zoals deze zijn vastgesteld door de Europese Raad worden gebruikt om de middelen binnen Nederland te verdelen en aldus bijdragen aan realisatie van de Lissabondoelstellingen. Conform het verzoek van uw Kamer zal ik de Kamer betrekken bij de Nederlandse inzet voordat er onomkeerbare stappen worden genomen.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Naar boven