27 813
EU Structuurfondsen

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 januari 2006

Ik kan u dit jaar positief berichten over de voortgang van de uitvoering van de structuurfondsenprogramma’s in 2004.

SAMENVATTING

In 2004 is de achterstand in committeringen in alle programma’s nagenoeg weggewerkt. Het gereed komen van een aantal provinciale plannen voor de reconstructiegebieden heeft daar in belangrijke mate toe bijgedragen.

De realisaties liggen over het algemeen op koers. Het vergt echter forse inspanningen van alle betrokken partijen om dit zo te houden.

Op een zeer klein bedrag bij één programma na zijn geen middelen automatisch teruggevloeid naar de Europese Commissie, omdat ze niet tijdig waren besteed.

In 2004 zijn de gereserveerde extra bedragen toegekend door de Commissie omdat er voldoende voortgang is geboekt met de uitvoering van de programma’s.

De controleorganen zijn doorgaans positief over het beheer en de uitvoering van de programma’s. Het belangrijkste aandachtspunt is de naleving van de aanbestedingsregels.

1. INLEIDING

In 2001 heb ik toegezegd jaarlijks de Tweede Kamer te informeren over de voortgang van de uitvoering van de Structuurfondsenprogramma’s 2000–2006 (TK 2001–2002: 27 813, nr. 2). Deze brief schetst de voortgang tot en met eind 2004. De brief bied ik u aan mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (LNV), de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties (BVK), de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Overigens heeft de Staatssecretaris van SZW u in 2005 jaar twee maal een brief gezonden over de voortgang en de decommittering van ESF/EQUAL (TK 2004–2005: 26 642, nr. 71 en 72), overeenkomstig de afspraak om de uitputting van de ESF-middelen nog beter te kunnen volgen.

De cijfers in deze brief volgen de opzet, die ook in eerdere jaren is toegepast. Mede op verzoek van uw Kamer zijn dit jaar voor het eerst realisatiecijfers toegevoegd aan de tabellen. Nu vijf van de zeven jaar zijn afgerond, kan daaruit ook een beeld worden afgeleid over de daadwerkelijke voortgang. Indien die onvoldoende is, beslist de Europese Commissie of er middelen voor automatische decommittering in aanmerking komen, de zgn. -regel. Deze regel houdt in dat toegekende bedragen, die niet daadwerkelijk binnen twee jaar zijn uitgegeven, moeten worden terugbetaald aan de Europese Commissie.

Evenals voorgaande jaren wordt met deze brief invulling gegeven aan de informatieplicht die voortvloeit uit de Wet Toezicht Europese subsidies (Wet TES), voorzover het de voortgang van de uitvoering van de structuurfondsenprogramma’s in Nederland betreft.

De opbouw van deze brief is als volgt. Eerst wordt een toelichting gegeven op de voortgang van de verschillende Structuurfondsenprogramma’s tot en met 2004 en vervolgens komt het toezicht aan de orde. Bijlage één1 geeft een korte beschrijving van de programma’s en fondsen, terwijl de tabellen uit bijlagen twee tot en met vijf1 een cijfermatige toelichting op de tekst geven.

2. VOORTGANG TOT EN MET 20042

2.1 Algemeen

In mijn verslag over de voortgang tot en met het jaar 2003 heb ik aangegeven dat de meeste programma’s nog een forse inhaalslag moesten maken. Thans kan ik u berichten dat in 2004 inderdaad over de volle breedte van de programma’s een inhaalslag heeft plaats gevonden. Dit kan voor een belangrijk deel worden toegeschreven aan het gereed komen van de provinciale plannen voor reconstructiegebieden. De committeringen liggen overal nagenoeg op het gewenste niveau en ook de realisaties van de projecten verlopen op schema. Wel moet daarbij worden aangetekend dat voor dit resultaat alle zeilen bijgezet moeten worden. In 2004 heeft de Commissie de prestatiereserve toegekend, dat wil zeggen dat de gereserveerde extra bedragen zijn toegekend omdat voldoende voortgang is geboekt met de uitvoering van de programma’s. Als gevolg daarvan en van de Mid Term Evaluaties uit 2003 zijn alle budgetten van de programma’s opgehoogd en gewijzigd.

2.2 Voortgang Flevoland (doelstelling 1)

Het programma Flevoland ligt met de committeringen en realisatie op schema. Eind 2004 heeft de Commissie ingestemd met een herziening van het Enkelvoudig Programmeringsdocument (EPD). Van de beschikbare 132 miljoen euro aan EU-middelen, inclusief de Prestatiereserve, is voor 106 miljoen euro gecommitteerd. Hiermee wordt een investeringsvolume van 565 miljoen euro bereikt, waardoor de streefwaarde van de prestatie-indicator van 492 miljoen euro is overschreden. De projectontwikkeling is geïntensiveerd, zoals in de Mid Term Evaluatie (MTE) is aanbevolen, maar werd daarbij gehinderd door de tegenvallende economische conjunctuur.

Ultimo 2004 waren in Flevoland 290 EPD-projecten in uitvoering en 70 in behandeling. Over 2004 is voor geen van de vier structuurfondsen in Flevoland decommittering als gevolg van deregel aan de orde.

2.3. Voortgang Zuid, Noord, Oost en de Steden (doelstelling 2)

Vorig jaar gaf ik aan dat voor de programma’s Zuid en Oost in 2004 extra inspanningen verricht moesten worden om de achterstand in de committeringen in te lopen. De oorzaak van de achterstand lag met name in het langzaam op gang komen van de maatregelen, die zich richten op de plattelandsgebieden en die voor een belangrijk deel betrekking hebben op de reconstructie van de intensieve veehouderij. Dankzij de urgentieprogramma’s voor de reconstructie en het gereed komen van de provinciale reconstructieplannen, is de achterstand in de committeringen in Zuid- en Oost-Nederland ingelopen.

2.3.1 Zuid

Het programma Zuid heeft door actieve projectenverwerving en extra acties op de landbouwontwikkelingsgebieden de eerder opgelopen achterstand in de committeringen ingelopen. Van de tot en met 2004 beschikbare 108,9 miljoen euro is eind 2004 7,3 miljoen euro nog niet gecommitteerd. Het programmamanagement volgt de resultaten van de extra inspanningen nauwgezet.

Naar aanleiding van de MTE en de toekenning van de prestatiereserve is begin 2004 een herzien EPD aan de Europese Commissie aangeboden. In dit herziene EPD zijn de eerdere overhevelingen in de financiële tabellen verwerkt. De Europese Commissie heeft het herziene EPD in december 2004 goedgekeurd. Ultimo 2004 zijn er in het programma 329 projecten gecommitteerd. De realisaties blijven weliswaar achter (10%-punten bij de gehanteerde norm van 46%), maar leiden nog niet tot problemen. De problematiek heeft voortdurend de aandacht.

Binnen het programma zijn er nog wel achterblijvers. Vooral de ruimtelijke herstructurering van Noordoost-Brabant en de maatregel voor de versterking van de positie van het MKB springen daarbij in het oog. Vooral de versterking van de positie van het MKB zal, aangezien het hier om een centraal doel in het programma gaat, een extra inspanning vragen van de beheersautoriteit.

2.3.2 Oost

Het programma Oost heeft door een inhaalslag in 2004 een bevredigend niveau van committeringen bereikt. Er zijn in 2004 in totaal 112 nieuwe projecten gehonoreerd. Met name de projectenstroom van de deelprogramma’s in de plattelandsgebieden is in 2004 flink aangetrokken. De beschikbare budgetten voor de Phasing Out deelprogramma’s zijn inmiddels volledig gecommitteerd. Eind 2004 is 4 miljoen euro van de beschikbare 106 miljoen euro aan EFRO middelen nog niet gecommitteerd. De verwachting is dat de beschikbare budgetten voor de meeste maatregelen in de loop van 2005 volledig of nagenoeg volledig zijn vastgelegd.

De aanpassingen die in 2003 in het EPD zijn doorgevoerd, hebben al geleid tot een betere benutting van de budgetten. Toen zijn budgetten overgeheveld uit de maatregel «herschikking buitengebied» naar andere prioriteiten. Deze aanpassing was destijds noodzakelijk om te kunnen aansluiten bij de praktijk van de beleidsontwikkeling op het terrein van de reconstructie. Het nu nog resterende probleem is de te geringe opnamecapaciteit in de plattelandsgebieden (te weinig MKB) om de beschikbare budgetten volledig te kunnen besteden. Ik verwacht dat de overheveling van een gedeelte van deze budgetten noodzakelijk zal zijn om onderuitputting te voorkomen.

Naar aanleiding van de Mid Term Evaluatie en het realiseren van de doelstellingen met betrekking tot de prestatie-indicatoren, is er begin 2004 een herzien EPD Oost-Nederland aan de Europese Commissie aangeboden, dat 28 december 2004 is goedgekeurd.

De constatering in de Mid Term Evaluatie dat de financiële voortgang van het programma beter kan, heeft geleid tot een constante bewaking van de realisatie van projecten. Mede daardoor is in 2004 aan de regels van voldaan en is automatische decommittering voorkomen.

2.3.3 Noord

In het licht van de minder gunstige conjuncturele omstandigheden heeft het EPD Noord-Nederland zich in 2004 behoorlijk goed staande gehouden. De groei is enigszins afgevlakt, in het bijzonder als deze vergeleken wordt met eerdere uitvoeringsjaren, maar is nog steeds voldoende om de belangrijkste doelstellingen te kunnen realiseren.

De uitvoering van het programma ligt grotendeels op schema. Per ultimo 2004 zijn 173 beschikkingen aan projecten verleend. Tot en met 2004 is in totaal een bijdrage van 249,3 miljoen euro verleend aan projecten, waarvan 234,4 miljoen euro betrekking heeft op het EPD 2000–2006 en 14,9 miljoen euro op het Phasing Out programma.

Aan Noord-Nederland is in totaal 14,7 miljoen euro prestatiereserve beschikbaar gesteld. In totaal heeft de Europese Commissie daarmee het budget op 356,6 miljoen euro vastgesteld, waarvan 341,58 miljoen euro voor het deelprogramma Doelstelling 2 en 15,02 miljoen euro voor het deelprogramma Phasing Out. In totaal is ultimo 2004 69,9% van het totale beschikbare programmabudget toegekend ten behoeve van de verschillende projecten.

Van het deelprogramma Phasing Out is 99% gecommitteerd. Het Doelstelling 2-programma loopt met 68,6% iets achter op schema. Binnen het EPD is sprake van een omvangrijke onderuitputting bij de op de ontwikkeling van stedelijke kernen gerichte maatregelen. Inmiddels zijn acties in gang gezet om het EPD te wijzigen door onbenutte middelen vanuit deze maatregelen over te hevelen naar op de marktsector en op stimulering van kennis en innovatie gerichte maatregelen.

Het programma Noord voldoet aan de regel voor de budgetjaren tot en met 2002. Er hoeft dus geen geld terug te worden betaald aan de Commissie vanwege niet-tijdige besteding. Van het EPD 2000–2006 jaarbudget tot en met 2004 is 82% besteed.

2.3.4 Steden

Het Stedelijk programma heeft ook in 2004 een goed committeringsniveau van het EFRO budget bereikt. Er zijn in 2004 in totaal 119 nieuwe projecten gehonoreerd. Het programma zit wat betreft de committeringen op 77%.

Met de thans bekende projectvoorstellen zullen de beschikbare budgetten voor de meeste maatregelen in de loop van 2005 vrijwel volledig worden vastgelegd. Een aantal steden verwacht vrijval van middelen als gevolg van vertraging in de projecten. Daarom wordt er in deze steden serieus gekeken naar extra projecten om zo maximaal mogelijk het Europese budget te benutten.

In 2004 is aan alle voorwaarden voldaan en is de prestatiereserve van 8,5 miljoen euro toegekend. Deze toekenning is gebaseerd op de voortgang in de realisatie van de doelstellingen.

De werking van de beheersstructuur van het EPD Stedelijke Gebieden Nederland is in 2004 bevredigend geweest. Uit de accountantscontrole is gebleken dat de systemen betrouwbaar zijn.

De constatering in de MTE dat de financiële voortgang van het programma verbetering behoefde, heeft geleid tot een constante bewaking van de realisatie van projecten in alle steden. Per stad een oplossing op maat gezocht om een versnelling aan te brengen in de betaalaanvragen. Mede daardoor is in 2004 aan de regels van voldaan en is automatische decommittering voorkomen.

In de Update van de MTE, met als peildatum eind 2004, is naast de realisatie van de financiële en inhoudelijke doelstellingen vooral gekeken naar de meerwaarde van het stedelijke programma. Het stedenprogramma is het enige programma dat op deze wijze is opgezet.

Door het gezamenlijk optrekken van negen steden binnen het programma blijkt er een duidelijke meerwaarde in de uitwisseling van kennis en ervaring, bijvoorbeeld door themabijeenkomsten en projectbezoeken. Hier gaat een stimulerende werking van uit. Het gekoppeld zijn biedt ook het voordeel dat een achterblijvende stad wordt gecompenseerd in het streven om de te behalen. Het EPD als geheel wordt door de Commissie afgerekend. Tijdens de internationale Best practices conferentie in Maastricht in mei 2004 en tijdens het Nederlands voorzitterschap bleek dat het Nederlandse stedenbeleid internationaal veel waardering krijgt.

2.4 Voortgang Communautaire initiatieven

2.4.1 Leader

In totaal zijn ultimo 2004 664 projecten gecommitteerd, een aanzienlijke groei ten opzichte van vorig jaar. Hier kan uit worden afgeleid dat de LEADER programma’s nu op schema liggen. In 2004 hebben alle regio’s de n+2 gehaald, behalve regio Oost. Er was sprake van een decommittering van 262 000 euro, ofwel 5% van het bedrag dat gerealiseerd had moeten worden. Redenen voor deze decommittering zijn onder andere de staatssteuntoetsen, die meer tijd kosten dan was voorzien, en het onvoldoende uitvoeringsgereed zijn van projecten. Bovendien heeft men vaak te maken met kleine projecten, waardoor het budget niet altijd volledig is benut. Dit, tezamen met de noodzaak om te voldoen aan de doelstelling, heeft bij een aantal plaatselijke groepen geleid tot een andere strategie voor projectontwikkeling. Meer en meer wordt ingezet op de ontwikkeling en honorering van grotere projecten.

De eindafrekening van de programma’s 1994–1999 is voor één van de vijf programma’s afgerond. De andere eindafrekeningen zijn in een afrondend stadium.

2.4.2 FIOV

Eind 2004 is ruim 19,2 miljoen euro van de beschikbare FIOV-middelen gecommitteerd. Het programma verloopt naar verwachting en de voortgang is goed. In totaal zijn uit de FIOV-middelen ultimo 2004 tien projecten gecommitteerd en zijn er zeven regelingen getenderd. Ook in 2004 kent het FIOV geen onderuitputting. De realisatiegraad ligt aanmerkelijk hoger dan de streefwaarde.

LNV zet met het FIOV onder meer in op innovatie en vernieuwing. Zo is in 2004 een regeling voor innovatieve aquacultuur opengesteld. LNV heeft in december 2004 een verzoek tot wijziging van het FIOV-programma ingediend dat door de Commissie is goedgekeurd. LNV heeft onder meer de aanbevelingen uit de tussentijdse evaluatie als leidraad gebruikt voor de wijzigingsvoorstellen. De Europese Commissie heeft het FIOV-programma van 1994–1999 gedeeltelijk afgesloten.

2.4.3 EQUAL/ESF

EQUAL is een transnationaal programma van de Europese Unie, gericht op het creëren van gelijke kansen en het bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt. De projecten hebben een innovatief karakter en zijn bedoeld voor het ontwikkelen van nieuwe methoden. Over de resultaten en beleidsaanbevelingen van de eerste tranche zal de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid u dit jaar nog informeren, waarbij u ook de eindrapportage van de Nationaal Thematische Netwerken EQUAL met good practices wordt aangeboden. Inmiddels is de tweede tranche in volle gang.

De decommittering ESF is afgenomen omdat de grote golf van aanvragen van eind 2003 nu tot betaling komt, waardoor kosten gedeclareerd kunnen worden bij de Commissie.

2.4.4 URBAN

De drie Urban II programma’s in de steden Amsterdam, Rotterdam en Heerlen lopen op schema. De drie steden hebben geen prestatiereserve systematiek, maar wel een bedrag voor indexering van de Commissie ontvangen in 2004. Een deel van dit bedrag is gereserveerd voor Urbact. Dit zijn projecten waarbij kennisuitwisseling tussen lidstaten centraal staat. Het European Urban Knowledge Network, waaraan 15 lidstaten deelnemen, is in 2005 opgezet. Hierbij zal ook een beroep worden gedaan op het Urbact programma. Daar waar mogelijk worden activiteiten, zoals themabijeenkomsten, voor het Urban programma gecombineerd met het Doelstelling 2-Stedenprogramma.

2.5 Interreg

Interreg omvat een aantal programma’s gericht op grensoverschrijdende samenwerking. Interreg IIIa richt zich op sociaal-economische aspecten. Interreg IIIB omvat een Noord-West Europa programma gericht op hoogwaterproblematiek en de Deltametropool en een Noordzeeprogramma gericht op verschillende aspecten van de waterproblematiek. Interreg C is tot slot het Westzone programma van zeven lidstaten gericht op samenwerking tussen regio’s en kandidaat lidstaten.

2.5.1 Interreg A

Interreg A is gericht op grensoverschrijdende samenwerking. Het bestaat uit zeven subprogramma’s (Euregio’s), die in drie programma’s zijn samengevat: Duitsland–Nederland, Vlaanderen–Nederland en België– Duitsland–Nederland. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering is verdeeld over de drie betrokken lidstaten: België (Vlaanderen), Duitsland (Niedersachsen resp. Nordrhein-Westfalen) en Nederland. Hierbij is Nederland verantwoordelijk voor het België–Duitsland–Nederland programma, de Euregio Maas-Rijn (EMR). Deze verantwoordelijkheid wordt ingevuld door het Ministerie van EZ. Voor de andere twee programma’s beperkt de verantwoordelijkheid zich tot het volgen van de uitvoering door de primair verantwoordelijke Belgische resp. Duitse overheden. Indien de situatie daartoe aanleiding geeft, spreekt EZ deze overheden op hun verantwoordelijkheden aan.

Het programmamanagement heeft van de uitkomsten van de in 2003 doorgevoerde mid term evaluatie gebruik gemaakt om extra aandacht te besteden aan de aanpassing van de gebruikte indicatoren evenals aan het uitgaventempo. Dit heeft ertoe geleid, dat niet alleen de committeringen, maar ook de feitelijke realisatie, in grote lijnen volgens plan verlopen. Dit betekent ook, dat tot op heden bij EMR van decommittering in het kader van de regel geen sprake is geweest.

2.5.2 Interreg IIIB

Het programma INTERREG IIIB Noord West Europa (NWE) heeft 2004 succesvol en zonder decommittering afgesloten. Uiteindelijk zijn er inmiddels in totaal 86 projecten goedgekeurd. Er resteert nog een kleine 15 miljoen euro om de laatste 2 jaren te investeren in projecten.

Voor het programma INTERREG IIIB Noordzee is geen sprake geweest van een dreigende decommittering. Veel lopende projecten zijn de implementatie fase ingegaan, waarbij opgemerkt dient te worden dat de projectplannen alle programmadoelen afdekken. Aan het eind van 2004 waren 54 projecten actief.

2.5.3 Interreg IIIC

Het programma INTERREG IIIC Westzone kende over 2004 een decommittering van 16,6 miljoen euro.

Het programma bestaat uit een samenwerkingsverband van 7 lidstaten, die vanuit een gezamenlijke budget projecten subsidiëren. Een Nederlands aandeel van de decommittering is niet precies te bepalen. De Nederlandse inbreng in het gezamenlijke budget was ongeveer 20%.

De hoofdoorzaken van de decommittering zijn institutioneel van aard.

In de eerste plaats publiceerde de Europese Commissie pas in mei 2001 de INTERREG IIIC Mededeling. Op basis hiervan is het programma ontwikkeld en door de EC goedgekeurd op 22 maart 2002.

In de tweede plaats heeft de organisatorische structuur van dit nieuwe programma (vier autonome programmagebieden, die samen alle lidstaten omvatten en die tot identieke programmavoorwaarden moesten komen), geresulteerd in een langdurige opstartperiode. De eerste projecten konden pas in de tweede helft van 2003 van start gaan.

De voortgang was echter zodanig dat door de INTERREG IIIC West projecten een extra tussentijds betalingsverzoek ingediend is in november 2004. Dit maakte het mogelijk om kosten gemaakt in het tweede semester van dat jaar nog in hetzelfde jaar uit te betalen. Hiermee is de totale decommittering met circa 3,2 miljoen euro gereduceerd.

3. TOEZICHT EN CONTROLE

In algemene zin is door de controleorganen een verbetering geconstateerd in het beheer van de structuurfondsen. Inzake 2004 waren de controleorganen echter nog niet onverdeeld positief over het beheer en de uitvoering van de programma’s. Er zijn dan ook nog een aantal verbeterpunten.

Het belangrijkste aandachtspunt is de naleving van de aanbestedingsregels. Het gaat daarbij zowel om de specifieke Europese aanbestedingsregels boven het normbedrag als de beginselen inzake vrij verkeer uit het EG-verdrag inzake gelijke behandeling en transparantie. Bij de beheersorganisaties zijn inmiddels verbeteringsmaatregelen ingevoerd. Zo zullen ze meer preventieve controle gaan uitoefenen.

Verder constateert men wel een verbetering van de committeringen, maar tevens dat alle zeilen daarvoor bijgezet moeten worden. In het trendrapport van de Algemene Rekenkamer wordt dan ook aandacht gevraagd voor een betere bewaking en signaleringsfunctie van de betrokken Ministeries, zodat zij sneller en pro-actiever kunnen reageren op eventuele ongunstige ontwikkelingen inzake de (toekomstige) onderuitputting.

In 2004 heeft DG Visserij een systeemaudit uitgevoerd voor het FIOV-programma buiten het doelstelling 1 gebied. De Commissie heeft geconstateerd dat het beheers- en controlesysteem op hoofdlijnen voldeed aan de vereisten. De Commissie heeft LNV gevraagd het systeem op enkele kleine punten aan te passen. Vervolgens heeft LNV in nauw overleg met alle betrokkenen binnen het Ministerie en DG Visserij de beheers- en controlestructuur op de aangegeven punten aangepast. De Commissie heeft ingestemd met de wijzigingen. Het systeem voldoet sindsdien volledig aan de communautaire vereisten.

4. STRUCTUURFONDSEN 2007–2013

Op de Europese Raad van 15 en 16 december is er een akkoord bereikt over de Europese meerjarenbegroting. Dit betekent dat er ook overeenstemming is over de omvang van het budget voor de Europese Structuurfondsen. Het nieuwe structuurbeleid kent drie doelstellingen. Nederland komt in aanmerking voor Doelstelling 2 «Regionale Concurrentiekracht en Werkgelegenheid» en Doelstelling 3 «Europese Territoriale Samenwerking». Het totaalbedrag dat Nederland zal ontvangen is nog niet exact bekend. De voorlopige ramingen komen uit op een bedrag dat rond de € 1,7 miljard zal liggen, waarvan iets minder dan € 1,5 miljard voor Doelstelling 2 en ruim € 200 miljoen voor Doelstelling 3. Op het moment dat de exacte bedragen bekend zijn, zal ik u die melden.

Het Kabinet is inmiddels bezig met het opstellen van het Nationaal Strategisch Referentiekader Structuurfondsen (NSR) 2007–2013. In dit document wordt op hoofdlijnen vastgelegd op welke wijze de structuurfondsen zullen worden ingezet. Daarbij gaat het onder meer om de inhoudelijke prioriteiten en de verdeling van de financiële middelen over de operationele programma’s. Het NSR vormt daarmee het beleidskader voor de op te stellen operationele programma’s.

Het Kabinet betrekt de sociale partners, decentrale overheden, kennisinstellingen en andere maatschappelijke partijen bij het opstellen van het NSR. Zo is er onlangs bestuurlijk overleg met het IPO en de VNG geweest. Ook wordt er overlegd met de buurlanden over de programma’s voor Doelstelling 3 Europese Territoriale Samenwerking, de opvolger van het huidige Communautair Initiatief Interreg.

De verantwoordelijke partijen voor het opstellen van de operationele programma’s, dit gaat om Ministeries en decentrale overheden, zijn reeds bezig met de noodzakelijke voorbereidingen voor het opstellen van deze programma’s.

Het Kabinet zal het Nationaal Strategisch Referentiekader in de loop van 2006 vaststellen. Het streven is om medio 2006 het NSR met de operationele programma’s te kunnen indienen bij de Europese Commissie, zodat de programma’s na goedkeuring op 1 januari 2007 van start kunnen gaan.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Bijlage 6: overzicht van uitputting EU-gelden per 31-12-2004; ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven