Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 27813 nr. 10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 27813 nr. 10 |
Vastgesteld 8 maart 2005
De vaste commissie voor Economische Zaken1, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2, de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit3, de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid4 en de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer5 hebben op 2 februari 2005 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken over:
Voortgang uitvoering structuurfondsenprogramma's in Nederland tot en met 2003 (27 813, nr. 8).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Van Dijk (CDA) constateert dat er, hoewel er bij de committeringen sprake is van een positieve ontwikkeling, desondanks een bedrag van 218 mln euro is teruggestort. Bovendien staat er in de stukken dat het totaal aan teruggestorte bedragen over de hele EU 280 mln is. Dat betekent dat Nederland driekwart van dat totale bedrag heeft teruggestort. Dat vindt de heer Van Dijk onaanvaardbaar. Hoe denkt de staatssecretaris dat in de toekomst te voorkomen? De meest gehoorde verklaring daarvoor is de nasleep van de ESF-affaire. Maar is dat wel de volledige verklaring? Zijn er ook andere verklaringen voor? Hij verwijst naar het voorbeeld van de provincie Flevoland. Door de actieve opstelling van deze provincie is er geen sprake van een grote onderuitputting. Verdient dat voorbeeld geen navolging? Hoe kan Nederland voorkomen dat het volgend jaar weer zo'n hoog bedrag moet terugstorten?
De heer Van Dijk vraagt zich af of Nederland niet op achterstand is gezet door de ontwikkelingen in de afgelopen tijd. In Berlijn kreeg Nederland opeens een grote som geld toegewezen, maar het probleem was dat er nog geen plan klaar lag. Hoe wil de staatssecretaris daar in de toekomst mee omgaan?
De conclusie in de evaluatie is dat de meeste programma's aansluiten bij de huidige tijd, maar dat bevreemdt de heer Van Dijk enigszins. In de periode dat de plannen zijn ontwikkeld, profiteerde Nederland nog van een economische hoogconjunctuur. Nu heeft Nederland met een economische laagconjunctuur te maken, maar toch komt de staatssecretaris tot de conclusie dat er niets mis is met de plannen. Kan de staatssecretaris dat uitleggen? Vraagt een stijgende werkloosheid niet om een andere inzet van ESF-middelen?
Uit de rapportage over de regio's blijkt dat er nogal grote problemen zijn bij de landbouwprojecten. Hoe komt dat? Draagt de sector te weinig goede plannen en projecten aan? Heeft het te maken met het probleem van de cofinanciering vanuit het ministerie of vanuit de provincie? Waarom blijven juist die projecten zo achter?
De regio's moeten op verschillende momenten rapporteren aan de Europese Commissie en aan het betreffende ministerie, maar die momenten lopen niet synchroon. Dat heeft tot gevolg dat de regio's in totaal vijf keer per jaar moeten rapporteren over wat zij doen. Daar komt bij dat ze steeds over verschillende onderwerpen moeten rapporteren. Het gevolg is dat één afdeling bijna alleen maar bezig is met deze rapportages. Kan daar niet enige stroomlijning in komen? Vermindering van de administratieve lastendruk is niet alleen van belang voor het bedrijfsleven, maar ook voor provincies en andere overheden. Kan de staatssecretaris ook iets doen aan de hoeveelheid audits?
Een belangrijk onderwerp is de discussie over de toekomst. Hoe gaat het met de nieuwe kaderverordening Structuurfondsen voor de periode 2007–2013? De Kamer is unaniem van mening dat geld zo min mogelijk rondgepompt moet worden. Eigenlijk zouden rijke landen niet in aanmerking moeten komen voor steun uit het Cohesiefonds en de Structuurfondsen. Het probleem is dat Nederland met dit standpunt volstrekt alleen staat in Brussel. Hoe gaat de staatssecretaris daarmee om? Hoe denkt zij zo dicht mogelijk in de buurt van deze doelstelling te blijven, zonder dat zij straks met lege handen komt te staan? Hoe stemt zij haar strategie af? Hoe kan Nederland toch een evenredig deel uit de structuurfondsmiddelen krijgen?
De Europese Commissie zou eigenlijk met nieuwe voorstellen moeten komen. Aan de ene kant is er kritiek van lidstaten die vinden dat er in het voorstel dat nu op tafel ligt te veel sprake is van hervorming. Aan de andere kant zijn er lidstaten die vinden dat er te weinig hervormd is. Hoe zit het precies met die coalitie van de 1%? Staan deze landen gelijkluidend in deze discussie? Hoe staat het met het standpunt van Frankrijk, Duitsland en Spanje? Vorig jaar september spraken deze lidstaten nog uit dat de hervormingen op het terrein van de Structuurfondsen weer teruggedraaid moeten worden. Zij steunen de voorstellen van Commissaris Barnier dus niet. Duitsland lijkt bezig te zijn met een strategie om er in ieder geval voor te zorgen dat de neue Länder voldoende geld krijgen. Hoe zit het daar precies mee?
Op dit moment is er in Brussel een discussie over de nieuwe doelstelling 2. Het uitgangspunt is dat de nieuwe doelstelling 2-gebieden alleen nog maar ingezet kunnen worden voor de zogeheten Lissabon-ontwikkeling. Hoe ziet de staatssecretaris dat? Hoe kan dit programma het beste handen en voeten gegeven worden? Sluit het bijvoorbeeld aan bij de discussie over Pieken in de Delta? Wat is de relatie met het Zevende Kaderprogramma? Ook over dit programma wordt op dit moment gediscussieerd. De heer Van Dijk kan zich voorstellen dat er op een of andere manier een verband is tussen het doelstelling 2-programma en het Zevende Kaderprogramma. Kan de staatssecretaris daar haar licht over laten schijnen?
Voor de manier waarop wordt omgegaan met de Structuurfondsen is er een nationaal strategisch programma. Hoe dwingend en sturend wordt dat programma? Moeten de regio's allemaal individueel plannen indienen in Brussel of worden de plannen straks gebundeld? Is het nationaal strategisch programma het kader voor de regio's? Moeten zij op basis daarvan hun projecten verder invullen?
Er is een bedrag van 10 mld gereserveerd voor de zogeheten infasering in doelstelling 2 en de uitfasering in doelstelling 1. De provincie Flevoland heeft de indruk dat zij in aanmerking komt voor de middelen uit dat potje. Deelt de staatssecretaris die mening of vindt zij dat dit fonds er eigenlijk niet zou moeten zijn in het kader van de 1%-operatie?
Het is ook de heer Douma (PvdA) opgevallen dat er aan de ene kant sprake is van een betere committering en dat er aan de andere kant een hoog bedrag wordt teruggestort naar de EU. In een aantal regio's is nog steeds sprake van een onderbenutting van de middelen. Ziet de staatssecretaris kansen om een deel van die onderbenutting te voorkomen door alsnog goede projecten in te dienen of is dit een gelopen race?
De heer Douma vraagt zich af wat de erfenis van het verleden is. Er spelen in ieder geval drie dingen:
1. de aanwending van de ESF-middelen. Hanteert Nederland voor de aanwending daarvan moeilijker en minder toegankelijke regels dan andere EU-lidstaten?
2. de verhouding van de onderbenutting van de middelen in de Structuurfondsen en de ESF-regeling. Is er indertijd voor de juiste compartimentering gekozen? Het is vooral moeilijk gebleken om de ESF-middelen te besteden.
3. de discussie over de toekomst. Minister Zalm wist op de valreep nog een groot bedrag binnen te slepen in Berlijn. Lukt dit de volgende keer weer? Is Nederland dan beter voorbereid?
Nederland stelt zich terecht op het standpunt dat er geen EU-geld mag gaan naar arme regio's in rijke landen, maar het ziet ernaar uit dat Nederland daarin alleen staat. Commissaris Barnier heeft voorgesteld om een deel van de middelen te verleggen naar de Lissabon-agenda en ook de heer Kok pleit daarvoor. Tot nu toe heeft de regering zich echter buitengewoon terughoudend opgesteld op dat punt. Wordt het niet eens tijd voor een andere strategie?
De heer Douma zou het op prijs stellen als de regering overleg zou voeren met de bestuurlijke partijen in de provincies over de manier waarop hiermee kan worden omgegaan. Hij heeft de indruk dat er wel op ambtelijk niveau contacten zijn, maar dat er op bestuurlijk niveau een stilzwijgen heerst. Om de positie van Nederland niet tekort te doen, is het van belang dat er ook op dat niveau bestuurlijk overleg wordt gevoerd.
De heer Hofstra (VVD) steunt de redenering van het kabinet dat er minder geld moet worden rondgepompt in Europa, maar hij stelt tegelijkertijd vast dat dit spoor niet haalbaar is. Dat betekent dat Nederland moet inzetten op een ander spoor, namelijk op de mogelijkheden van de Structuurfondsen. Hij vraagt de staatssecretaris om dit tweede spoor goed te onderzoeken. Als er geld is voor zinvolle projecten in Nederland, dan moet zij die kans ook benutten.
De heer Hofstra vindt het van groot belang dat er bestuurlijk overleg plaatsvindt met de regio's. Hij meent ook dat de regering eerder al heeft toegezegd dat dit overleg zou plaatshebben. Heeft er inmiddels al bestuurlijk overleg plaatsgevonden? Hoe wil de staatssecretaris zich anders goed voorbereiden om die financiële mogelijkheden van de Structuurfondsen?
Het antwoord van de staatssecretaris
De staatssecretaris wijst erop dat zij als coördinerend bewindspersoon de Kamer jaarlijks informeert over de stand van zaken en de voortgang in het algemeen. Over ESF vindt er apart overleg plaats met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De rapportage over 2003 geeft een overwegend positief beeld te zien. Het gaat meestal goed, behalve met de ESF-middelen. De prestatiereserve is toegekend aan de Nederlandse doelstellingsprogramma's. In totaal is er aan Nederland 119 mln extra toegekend voor programma's die het goed hebben gedaan.
De ESF-aanvragen zijn blijvend hoger, zowel in de eerste helft als in de tweede helft van 2004. Dat bericht heeft staatssecretaris Van Hoof onlangs naar de Kamer gestuurd. Het gaat om een bedrag van 283 mln. Een van de problemen is dat de kleine en de middelgrote bedrijven weinig aanvragen indienen. Daardoor komt driekwart van de decommitteringen in Brussel uit het Nederlandse ESF-fonds. Flevoland is inderdaad best practice. Van de ervaringen in die provincie kunnen de andere regio's nog wat leren en daar maakt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook zeker gebruik van. Flevoland is echter wel een geval apart. In Flevoland maakt ESF deel uit van het gehele programma, terwijl in de rest van Nederland de uitvoering van het EFRO-programma en het ESF-programma gescheiden is. In ieder geval is wel duidelijk dat er veel actiever moet worden ingezet op voorlichting en op projectbegeleiding.
Om de kleine en middelgrote bedrijven te stimuleren om aanvragen in te dienen, wordt een aantal activiteiten ondernomen. De staatssecretaris van SZW heeft de Kamer in augustus 2004 al gerapporteerd over de activiteiten die SZW heeft ondernomen om wat aan die onderbenutting te doen:
communicatie door het eigen agentschap, het instellen van een gemeentelijk steunpunt en het inrichten van een pilot met SNN, gericht op extra deelnemers en extra ESF-projecten. Die pilot wordt in maart 2005 afgerond. Dan worden ook de resultaten daarvan bekendgemaakt;
beleidsmatige verruiming, gericht op het voorkomen van instroom in de WAO, het uitbreiden tot scholing op hbo-niveau, het vergemakkelijken van het samengaan van arbeid en zorg en het mogelijk maken van taalcursussen.
Daarnaast is het sinds kort mogelijk om de ge-AVV'de middelen van de sectorfondsen in te zetten als private cofinanciering. Die middelen kunnen ingezet worden voor de scholing van werknemers. Daar zijn lange onderhandelingen in Brussel aan voorafgegaan. Het kost tijd om nieuwe ideeën door Brussel te laten goedkeuren en vervolgens duurt het een tijd voordat de mensen in de regio's met plannen komen. Dat heeft ook meegespeeld in de decommitteringen van de afgelopen tijd. Bovendien heeft de ESF-affaire een grote impact gehad in Nederland, maar dat is nu aan het veranderen. Uit de gegevens blijkt dat de aanvragers nu in groten getale de weg naar de ESF-middelen hebben gevonden. Overigens hebben ook andere landen problemen met de ESF-gelden.
Uit de tussenbalans blijkt dat de programma's relatief weinig hinder ondervinden van de economische laagconjunctuur. De programma's zijn gericht op de versterking van de economische structuur op de langere termijn. Dat betekent dat men in principe weinig last heeft van de conjunctuur. Arbeidsmarktbeleid wordt meestal ingezet voor een langere periode, vijf jaar of meer, en economische en ruimtelijke samenwerking – bijvoorbeeld bedrijventerreinen of landschapherstructurering – is gericht op de nog langere termijn.
Op 5 november 2004 heeft minister Veerman de Kamer de derde voortgangsrapportage over de reconstructiegebieden gestuurd. De reconstructiemaatregelen binnen de structuurfondsenprogramma's Oost en Zuid zijn gericht op natuur en toeristische infrastructuur en ze hebben substantieel bijgedragen aan de realisatie van de brede integrale doelen van de reconstructie. De meeste reconstructieplannen komen echter pas begin 2005 tot stand. De maatregel die specifiek de herstructurering moest ondersteunen in 2003 en 2004 heeft minder projecten opgeleverd. Anticiperend daarop is in 2003 in overleg met de provincies besloten tot het overhevelen van het geld voor deze maatregel naar maatregelen die wel goed lopen, zoals natuurontwikkeling, toeristische infrastructuur en bedrijventerreinen. De cofinanciering voor de reconstructieonderdelen loopt via het zogeheten urgentieprogramma. Daarvoor staat in de periode 2005 en 2006 nog 90 mln open. In 2004 is een aantal reconstructieplannen gereedgekomen en de minister van LNV gaat ervan uit dat in 2005 het overgrote deel van de plannen wordt vastgesteld. Het resterende geldbedrag zal dus in 2005 en 2006 worden besteed.
De rapportage van de regio's aan de ministeries in Den Haag en aan de EU is inmiddels in overleg met de regio's gewijzigd. De rapportage aan het ministerie van EZ en aan de EU loopt nu gelijk op. De regio's hoeven in totaal nu nog maar tweemaal te rapporteren en tegelijkertijd aan de ministeries in Den Haag en aan Brussel. Het ministerie van EZ vraagt maar in zeer beperkte mate om extra informatie aan de regio's. EZ vraagt de regio's om ook te rapporteren over de uitputting van de EZ-cofinanciering. In het najaar vraagt EZ met het oog op de decommittering nog naar de verwachte uitputting aan het einde van het jaar.
De besteding van de ESF-middelen wordt nauwlettender in de gaten gehouden vanwege de ESF-affaire. Het ministerie van SZW wil ook een vinger aan de pols houden in verband met de onderuitputting. Het zijn overigens niet de regio's die rapporteren, maar gemeenten, UWV, sectorfonds en zelfs OCW. Over de projecten wordt gerapporteerd aan het agentschap SZW en dat agentschap verzorgt vervolgens een jaarlijkse rapportage aan de EU. Voor een extra voorschot wordt een tussentijds rapport verlangd. Single audit is het uitgangspunt. De accountantsdiensten van de ministeries baseren zich op de uitkomsten van het auditprogramma. Daarnaast verrichten EZ en LNV op verzoek van de Kamer nog projectcontroles. Op de audits door de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer heeft de lidstaat Nederland geen invloed. In de praktijk vormen deze controles de zwaarste last voor de regio's. Overigens vindt er op dit moment overleg plaats met de Europese Commissie over de single audit, vooral ook om de informatievraag vanuit Brussel te stroomlijnen. Daar hoort de Kamer binnenkort meer over.
Tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de EU, in de tweede helft van 2004, is er behoorlijk wat gebeurd. De onderhandelingen over de verordeningen van de structuurfondsenperiode 2007–2013 zijn gestart. Nederland heeft de grootste discussiepunten geïnventariseerd en op een aanmerkelijk aantal onderdelen naar consensus gezocht. Nederland heeft dit voortvarend aangepakt, tot grote verrassing van lidstaten als Spanje, Griekenland en Portugal. Nu ligt de bal op de stip voor Luxemburg. Daardoorheen loopt de discussie over de financiële perspectieven. De financiële perspectieven zijn maandag 31 januari 2005 besproken in de RAZEB en toen is gebleken dat de standpunten aanzienlijk verschillen. Sommige lidstaten vinden het Commissievoorstel budgettair het absolute minimum. Andere lidstaten, waaronder Nederland en de andere vijf 1%-landen, willen het budget juist verlagen. Sommige lidstaten willen dat het Cohesiebeleid zich richt op de armste lidstaten; andere lidstaten willen juist dat dit zich richt op de armste regio's in alle lidstaten. Duitsland zet in op geld voor haar neue Bundesländer. Nederland zet in op een verlaging van het plafond. En zo zet elk land in op het meest voordelige standpunt. Nederland heeft zich als voorzitter ingezet voor het tegengaan van versnippering en vereenvoudiging van de regelgeving en daar is veel consensus over bereikt. Het blijft lastig te voorspellen wanneer de discussie over de financiële perspectieven afgerond zal zijn, maar uiteindelijk zal er toch een top moeten komen om een beslissing te nemen over de financiële perspectieven waar de Structuurfondsen onderdeel van zijn.
De staatssecretaris heeft een afschrift gekregen van de brief van IPO en VNG aan de Kamer. Zij is daar zeer ontstemd over. Zij vindt de brief onnodig, onjuist en daarmee ook onheus. Zij heeft IPO en VNG indertijd uitgenodigd om zitting te nemen in een ambtelijke werkgroep die de onderhandelingen over de verordeningen in Brussel voorbereidt. Het IPO heeft «ja» gezegd, maar de VNG heeft vorig najaar laten weten geen behoefte te hebben aan bestuurlijk overleg. Het was een van de agendapunten in het bestuurlijk overleg met de provincies. De staatssecretaris staat altijd open voor overleg en als IPO of VNG daar behoefte aan hebben, dan hebben zij dat aan haar te melden.
Er wordt vanzelfsprekend gebruik gemaakt van de expertise van lokale overheden. Zij kennen het klappen van de zweep en kunnen ervoor zorgen dat de bewindslieden goed voorbereid aan de onderhandelingstafel komen en de programma's zo inrichten dat men ermee uit de voeten kan. De staatssecretaris vindt het van groot belang om bestuurlijk te overleggen met alle provincies, dus niet alleen met de huidige ontvangers van de middelen. Het is nog niet bekend hoe alles zal uitpakken en het is best mogelijk dat straks meer provincies in aanmerking komen voor een van de doelstellingen.
In Brussel lopen twee onderhandelingstrajecten naast elkaar. Het eerste traject is de onderhandelingen over de financiële perspectieven. Nederland zet in op een aanzienlijk lager budget voor de Structuurfondsen en een focus op de armste lidstaten. Dat cohesiestandpunt is ook door de Kamer vastgesteld. Het tweede traject is de onderhandelingen over de verordeningen. De basis voor die onderhandelingen vormen de voorstellen van de Commissie over de verschillende doelstellingen. Een zeer groot deel van de discussie over de verordeningen kan afgehandeld worden zonder dat het raakt aan de financiële discussie, maar die twee zaken zullen natuurlijk op een gegeven moment wel bij elkaar moeten komen. De hoop is dat dit in juni 2005, aan het eind van de periode van het Luxemburgs voorzitterschap, zal gebeuren. Op het moment dat de financiële perspectieven duidelijk zijn, kan ook gezegd worden wat er met de verordeningen gebeurt.
Nederland zal alles uit de kast halen om niet achter het net te vissen tijdens de onderhandelingen. Dat zou kunnen gebeuren als er geen sprake is van «fair share». De staatssecretaris kan niet voorspellen hoe de plannen in de komende tijd zullen veranderen, maar op dit moment zien de criteria er niet ongunstig uit voor Nederland. Nederland kan ook achter het net vissen als het te laat start met de voorbereiding van de programmeerperiode. De staatssecretaris heeft echter geleerd uit de periode van de onderuitputting van de ESF-gelden en is met de betrokkendepartementen bezig aan de voorbereiding daarvan. Daarnaast moet Nederland ervoor zorgen dat de nationale strategie tijdig klaar is.
Voor Nederland is vooral doelstelling 2, regionale concurrentiekracht en werkgelegenheid, relevant. Nederland zet zich ervoor in om die programma's nog meer dan nu te focussen. De Lissabon-strategie staat daarbij centraal. De staatssecretaris is dan ook blij met de discussie in het Europees Parlement over het meer Lissabon-gericht maken van de tweede doelstelling. De eerste doelstelling gaat niet op voor Nederland, maar aan de derde doelstelling, INTERREG, hecht de staatssecretaris weer veel waarde. Economische ontwikkeling houdt niet op bij de grens. Voor de grensoverschrijdende samenwerking kan Europa echt een toegevoegde waarde hebben. Uiteraard vindt er nauwe samenwerking plaats tussen de ministeries van EZ en VROM en de andere overheden. De staatssecretaris heeft ook een aantal conferenties georganiseerd in een aantal grensstreken over grensoverschrijdende samenwerking. Verder wordt gediscussieerd met andere lidstaten, zoals Duitsland, over transnationale, grensoverschrijdende samenwerking.
Het Zevende Kaderprogramma richt zich op excellent onderzoek. De discussie daarover mag niet vermengd worden met de discussie over arme en rijke lidstaten. Wat men wel zou kunnen overnemen van het Zevende Kaderprogramma is de focus op Lissabon, op groei en concurrentiekracht. Economische structuurversterking van de regio's, vernieuwing, innovatie en creativiteit zijn belangrijk. Het verdeelmechanisme van de Structuurfondsen wil de staatssecretaris echter niet toepassen op het Zevende Kaderprogramma. Zij is een groot voorstander van het steunen van de kansen en de mogelijkheden van regio's en landen. Nederland heeft alle kans om dat te laten terugkomen in het nationale strategiedocument, waarvoor Pieken in de Delta de onderlegger zal zijn. Dat wil zeggen dat er per regio wordt gekeken wat de kansen zijn en waar Nederland op wil inzetten. Nederland probeert dat Europa-breed te doen. Het zal alleen wat moeite kosten om dat in andere landen even ambitieus te doen als in Nederland.
Uit de Commissievoorstellen blijkt dat Flevoland geen aanspraak kan maken op «phasing-in». Er is sprake van twee faseringsregimes. De uitfasering geldt voor achterstandregio's die door de komst van de nieuwe lidstaten niet meer onder doelstelling 1 vallen. De infasering in doelstelling 2 is bedoeld voor regio's die ook zonder de nieuwe lidstaten boven de grens van 75% van het BNP uitkomen. Flevoland voldoet niet aan de criteria en kan dus geen aanspraak maken op «phasing-in». Dat vindt de staatssecretaris overigens redelijk. Als de criteria voor Flevoland worden opgerekt, dan komen er nog meer regio's voor in aanmerking en dat wil de staatssecretaris juist voorkomen.
De heer Douma (PvdA) wijst op de twee trajecten die naast elkaar lopen voor de financiële perspectieven, die aan het eind weer gekoppeld worden. Uit de rapporten van de Europese Commissie blijkt dat er een flinke verschuiving van middelen naar de Lissabon-agenda moet plaatsvinden. De staatssecretaris heeft geschetst welke strategieën de verschillende partijen rond de financiële perspectieven hebben. Zijn grote vrees is dat er dadelijk zoveel wensen op het bordje liggen dat de Lissabon-agenda het kind van de rekening wordt. Kan de staatssecretaris waarborgen dat dit niet gebeurt?
Waarborgen kan de staatssecretaris natuurlijk niet geven. Zij wijst er wel op dat niet alleen zij inzet op de Lissabon-strategie, maar ook de Europese Commissie. Het gaat erom dat de concurrentiekracht van Europa wordt versterkt. Dat klinkt natuurlijk door in de discussies over de Structuurfondsen. De vraag is of wordt vastgehouden aan het plafond van 4% van het nationaal inkomen dat een lidstaat van structuurfondsen mag ontvangen. Daar hebben bijna alle lidstaten «ja» tegen gezegd, behalve een aantal nieuwe lidstaten. Er ontstaat discussie doordat de plannen van de Commissie veel meer geld kosten dan de zes landen die voor 1% van de totale EU-uitgaven willen gaan ophoesten. Deze zullen waarschijnlijk ergens tussen 1% en 1,14% zal uitkomen, maar de vraag is wat er vervolgens gebeurt met de inhoud van de Structuurfondsen. Zal Commissaris Hübner dan een van de drie doelstellingen afschaffen? Zal zij de criteria voor de drie doelstellingen aanscherpen? Zal zij onderdelen uit de doelstellingen halen? Of zal zij de kaasschaafmethode hanteren? Dat is nu nog niet bekend. In ieder geval staat voor de staatssecretaris vast dat de Lissabon-strategie van cruciaal belang is voor Europa.
Samenstelling:
Leden: Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Egerschot (VVD) en Jonker (CDA).
Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Dittrich (D66), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Joldersma (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Ruiter (SP), Van As (LPF), De Haan (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD), Weekers (VVD) en Van Dijk (CDA).
Samenstelling:
Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Wolfsen (PvdA), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Boelhouwer (PvdA), Szabó (VVD) en Van Hijum (CDA).
Plv. leden: Klaas de Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GroenLinks), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Kant (SP), Rijpstra (VVD), Slob (ChristenUnie), Hirsi Ali (VVD), Griffith (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GroenLinks), Çörüz (CDA), Hermans (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koser Kaya (D66), Bruls (CDA), Van Bochove (CDA), Algra (CDA), Hamer (PvdA), Varela (LPF), Leerdam (PvdA), Balemans (VVD), Eski (CDA) en Vergeer (SP).
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA) en Kruijsen (PvdA).
Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Veenendaal (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Van As (LPF) Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA) en Verdaas (PvdA).
Samenstelling:
Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).
Plv. leden: Depla (PvdA), Koser-Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF) en Schippers (VVD).
Samenstelling:
Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Geluk (VVD), Dijsselbloem (PvdA), ondervoorzitter, Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA) en Veenendaal (VVD).
Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GroenLinks), Luchtenveld (VVD), Boelhouwer (PvdA), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Algra (CDA), Kraneveldt (LPF), Varela (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koser-Kaya (D66), Gerkens (SP), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Wolfsen (PvdA) en Oplaat (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27813-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.