27 799
Wijziging van de Wet op de waterkering tot aanwijzing van het Markermeer als buitenwater

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).Met dit wetsvoorstel wordt uitvoering gegeven aan de brief van 26 maart 1999 (Kamerstukken II 1998/99, 21 136, nr. 28), waarin aangegeven werd te komen met een voorstel tot wijziging van de Wet op de waterkering, in die zin dat het Markermeer zal worden toegevoegd aan de definitie van «buitenwater» in het eerste artikel van de wet.

Door toevoeging van het Markermeer aan de definitie van buitenwater worden de Markermeerdijken onder het regime van de Wet op de waterkering gebracht, hetgeen de toepasselijkheid van de procedurele regeling van de artikelen 18 tot en met 31 van de wet, die zich kenmerkt door instrumenten ten behoeve van coördinatie en versnelling, met zich meebrengt voor de toekomstige verhoging van de betreffende dijken. Tevens betekent dit dat een veiligheidsnorm voor die dijken vastgesteld moet worden die de mate van bescherming tegen buitenwater weergeeft die de rondom een dijkringgebied gelegen primaire waterkeringen tezamen moeten bieden.

Met het aanwijzen van het oppervlaktewater van het Markermeer als buitenwater worden het (schier)eiland Marken en de nieuwe bouwlocatie IJburg nieuwe dijkringgebieden ingevolge de wet.

Zowel bij de schriftelijke als de mondelinge behandeling van het voorstel van de Wet op de waterkering (Kamerstukken II 1988/89, 21 195) is de vraag aan de orde geweest of naast het IJsselmeer niet ook het Markermeer aangemerkt dient te worden als buitenwater. Dit resulteerde in de motie Lilipaly c.s., die op 21 november 1995 is aangenomen (Kamerstukken II, 1995/96, 21 195, nr. 36). Hierin werd de regering verzocht om door een onafhankelijk deskundige een analyse te laten uitvoeren naar de effecten en de kansen van doorbraak van de dijken rondom het Markermeer, op grond waarvan opnieuw kan worden beoordeeld of het Markermeer een buitenwater in de zin van de Wet op de waterkering is.

In mei 1998 is het door WL/Delft Hydraulics opgestelde eindrapport getiteld «Onafhankelijk Onderzoek Markermeer» verschenen. Dit onderzoek had tot doel inzicht te geven in de effecten en de kansen van een doorbraak van de dijken rond het Markermeer.

Uit het onderzoek van WL/Delft Hydraulics is gebleken, dat het risicoprofiel van het Markermeer als gevarenbron voor overstromingen vergelijkbaar is met het IJsselmeer.

Weliswaar is het Markermeerpeil beter beheersbaar dan het IJsselmeerpeil, maar uit het onderzoek blijkt dat de maatgevende situatie voor de dijken bestaat uit een relatief laag meerpeil in combinatie met orkaanwinden. Het overstromingsrisico van de gebieden rond het Markermeer is daardoor van dezelfde orde van grootte als dat van de gebieden rond het IJsselmeer.

De Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (TAW) heeft vervolgens op 24 december 1998 in haar advies over het onderzoek van WL/Delft Hydraulics de conclusies daarvan onderschreven.

Op basis van het onderzoek en het advies is geconcludeerd dat het Markermeer dient te worden aangewezen als buitenwater in de zin van de Wet op de waterkering.

De bijlagen bij de wet bevatten de kaart met de primaire waterkeringen en de lijst van dijkringen en bijbehorende veiligheidsnormen, uitgedrukt in de overschrijdingskans per jaar van de hoogste hoogwaterstand waarop de tot directe kering van het buitenwater bestemde primaire waterkering moet zijn berekend, mede gelet op overige het waterkerend vermogen bepalende factoren.

Uit praktisch oogpunt is er voor gekozen om de vervanging van beide bijlagen niet bij algemene maatregel van bestuur, zoals artikel 2, tweede lid, van de Wet op de waterkering mogelijk maakt, maar in dit geval met het voorliggende wetsvoorstel te laten geschieden. Een nieuwe bijlage I, de kaart met daarop de primaire waterkeringen en de dijkringgebieden, is bijgevoegd en tevens een nieuwe bijlage II, waarop de dijkringgebieden en wettelijke veiligheidsnormen voor IJburg en Marken worden vastgelegd.

De normen zijn bepaald in overleg met de direct betrokken waterschappen en provincies. Deze overheden waren vertegenwoordigd in de Stuurgroep Markermeer, die eveneens de resultaten van WL/Delft Hydraulics heeft onderschreven.

De voorgestelde veiligheidsnorm voor Marken is 1/1250 en voor IJburg 1/4000.

De norm voor Marken is gebaseerd op de uitkomsten van het rapport Veiligheidsnorm Marken, opgesteld door de Dienst Weg- en Waterbouwkunde van de Rijkswaterstaat in het kader van het vervolgonderzoek Markermeer.

Bij de bepaling van de veiligheidsnorm is aansluiting gezocht bij vergelijkbare uitwerkingen die in het verleden voor gebieden rondom het IJsselmeer en het Markermeer hebben plaatsgevonden.

Het hoogheemraadschap van Uitwaterende Sluizen in Hollands Noorderkwartier heeft met de norm ingestemd bij brief van 3 mei 2000, de provincie Noord-Holland bij brief van 10 mei 2000.

De norm voor IJburg is in overeenstemming met de reeds in 1998 gemaakte afspraken met de gemeente Amsterdam en de betrokken provincies bij de concessieverlening op grond van de Wet droogmakerijen en indijkingen ten behoeve van de 1e fase van IJburg.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Naar boven