27 797 (R 1686)
Regeling van cassatie in Antilliaanse en Arubaanse uitleveringszaken

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 6 juni 2002

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onder b, wordt na «(Pb. 1983, 84)» ingevoegd:, voor zover dit advies betreft de toelaatbaarheid van de uitlevering en de afgifte dan wel teruggave van in beslag genomen voorwerpen.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid vervalt: , die handelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 452, derde en vierde lid, van het Wetboek.

b. Het derde lid komt te luiden:

3. Het beroep in cassatie moet binnen veertien dagen na dagtekening van de einduitspraak worden ingesteld, tenzij de opgeëiste persoon op die dag met de einduitspraak redelijkerwijs niet bekend kon zijn. In laatstbedoeld geval moet cassatie worden ingesteld binnen veertien dagen nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de einduitspraak de opgeëiste persoon bekend is.

c. In het vierde lid wordt «tien dagen» vervangen door «een maand» en wordt «op de griffie van het Gemeenschappelijk Hof» vervangen door: bij de Hoge Raad.

d. In het vijfde lid wordt «binnen twintig dagen nadat hij beroep in cassatie heeft ingesteld,» vervangen door «vóór de dienende dag» en wordt «op de griffie van het Gemeenschappelijk Hof» vervangen door: bij de Hoge Raad.

e. In het zesde lid vervalt: onderscheidenlijk de Hoge Raad.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid wordt «het verzoek tot» vervangen door «de» en wordt «beveelt hij de beëindiging» vervangen door «kan hij de beëindiging bevelen».

b. In het derde lid, eerste volzin, wordt «het rechtspunt» vervangen door: het punt.

c. In het vierde lid, tweede volzin, en het vijfde lid vervalt telkens: door de griffier ondertekend en door de voorzitter. In het vierde lid, tweede volzin, vervalt tevens: , bevattende de beslissing en de gronden waarop deze berust,.

D

In artikel 5, eerste lid, wordt «einduitspraken» vervangen door: de einduitspraken of enige andere beslissing of handeling.

Toelichting

Zoals aangegeven in de nota naar aanleiding van het verslag heeft de Hoge Raad zich tot het Ministerie van Justitie gewend met een aantal opmerkingen bij het voorstel zoals het is ingediend. Door een misverstand was de Hoge Raad eerder wèl geraadpleegd over de uitgangspunten van een cassatieregeling voor Antilliaanse en Arubaanse uitleveringszaken, maar nog niet in de gelegenheid gesteld om zich te buigen over de concrete uitwerking in het voorstel. De opmerkingen van de Raad leiden tot enkele wijzigingen, die hieronder worden toegelicht.

A

Artikel 1 onder b van het voorstel merkt het advies van het Gemeenschappelijk Hof inzake de gevraagde uitlevering aan als een «einduitspraak» waartegen ingevolge de voorgestelde regeling beroep in cassatie openstaat. Zoals in de memorie van toelichting al is uiteengezet, is het niet de bedoeling dat dit cassatieberoep meer of anders omvat dan het cassatieberoep in Nederlandse uitleveringszaken. Om dit duidelijk in de wettekst tot uitdrukking te brengen wordt aan de definitiebepaling toegevoegd: voor zover dit advies betreft de toelaatbaarheid van de uitlevering en de afgifte dan wel teruggave van in beslag genomen voorwerpen.

B

a. Artikel 3, tweede lid, bepaalt dat de griffier bij het Gemeenschappelijk Hof de akte die is opgemaakt van het instellen van beroep in cassatie, terstond per fax aan de griffier bij de Hoge Raad zendt. Dit voorschrift strekt ertoe bij te dragen aan een voortvarende behandeling bij de Hoge Raad. Van een ontvankelijkheidsvoorwaarde met betrekking tot het ingestelde appèl is echter geen sprake. De bepaling dat de griffier van de Hoge Raad de ontvangst van de akte op de voet van artikel 452, vierde lid, Sv aantekent in een speciaal daartoe aangelegd register, heeft bij nader inzien dan ook geen toegevoegde waarde. De verwijzing naar artikel 452, derde en vierde lid, Sv kan dan ook worden gemist. Uiteraard dient de griffier bij het Gemeenschappelijk Hof van de instelling van het appèl wèl aantekening te doen in het daartoe bestemde register (artikel 2, tweede lid, jo. artikel 451, vijfde lid, Sv).

b. Het beginpunt van de beroepstermijn verdient verduidelijking. Artikel 432 Sv, waarbij het voorstel zoals het is ingediend aansluit, knoopt daarvoor aan bij het al dan niet bekend (kunnen) zijn met de dag van de terechtzitting. Wie op de terechtzitting verschijnt, krijgt immers te horen wanneer de openbare uitspraak zal plaatsvinden en weet dus wanneer de beroepstermijn gaat lopen (artikel 345, eerste lid, Sv). Bij het Nederlands-Antilliaanse Uitleveringsbesluit is dit anders. Dit regelt namelijk niets over de dag van de uitspraak en het bekendmaken van de uitspraak aan de opgeëiste persoon; artikel 15 zegt alleen dat het Gemeenschappelijk Hof zijn advies binnen veertien dagen na het verhoor aan de Gouverneur zendt. Gelet hierop wordt nu voorgesteld de beroepstermijn te laten aanvangen met de dagtekening van de einduitspraak, tenzij de opgeëiste persoon op die dag met de einduitspraak redelijkerwijs niet bekend kon zijn. In dat geval moet cassatie worden ingesteld binnen veertien dagen nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de einduitspraak de opgeëiste persoon bekend is.

c en d. Aanvankelijk werden, met het oog op een voortvarende afhandeling van de onderhavige cassatieberoepen, voor het indienen van de schriftuur kortere termijnen voorgesteld dan in Nederlandse uitleveringszaken. Op verzoek van de Hoge Raad worden deze termijnen nu gelijkgetrokken met die in de Uitleveringswet (zie artikel 31, derde en vierde lid, Uitleveringswet). Dit is voor de administratieve organisatie bij de Hoge Raad eenvoudiger. Hierbij heeft de Hoge Raad aangegeven dat de termijn voor de opgeëiste persoon tot «vóór de dienende dag» juist bevorderlijk is voor een spoedige behandeling van de zaak.

Verder wordt, net als in artikel 31, derde en vierde lid, van de Uitleveringswet, voorgeschreven dat de schriftuur wordt ingediend rechtstreeks bij de Hoge Raad, in plaats van op de griffie van het Gemeenschappelijk Hof. Dit voorkomt doorzendproblemen en kan de procedure nog enigszins versnellen. De schriftuur kan per brief of per fax worden ingediend en dit kan ook gebeuren door een advocaat ingeschreven bij het Gemeenschappelijk Hof (artikel 2, derde lid, van het voorstel).

e. Voor de toezending van de schriftuur door de griffier bij het Gemeenschappelijk Hof aan de Hoge Raad geldt mutatis mutandis hetzelfde als hiervoor, onder a, met betrekking tot de akte van instelling beroep in cassatie is opgemerkt.

C

a. Naast het herstel van een kleine terminologische misslag wordt in het tweede lid de verplichte beëindiging van de uitleveringsdetentie na een ontoelaatbaarverklaring veranderd in een facultatieve. De mogelijkheid om de uitleveringsdetentie te laten voortduren is met name gegeven voor de situatie dat de Hoge Raad de uitlevering ontoelaatbaar verklaart vanwege ongenoegzaamheid van de stukken, in welk geval het aangewezen kan zijn dat de Gouverneur zijn beslissing op het uitleveringsverzoek aanhoudt teneinde de verzoekende staat in de gelegenheid te stellen het verzoek aan te vullen. Ook de Uitleveringswet bevat voor die situatie een regeling (artikel 38, derde lid, onder b, jo. 33, derde lid). Indien de opgeëiste persoon bezwaar wil maken tegen het voortduren van de uitleveringsdetentie, dient hij voorziening te vragen bij de rechter in de Nederlandse Antillen en Aruba.

b. Artikel 4, derde lid, eerste volzin, bepaalt uitdrukkelijk dat de Hoge Raad in geval van terugwijzing een terugwijzingsopdracht aan het Gemeenschappelijk Hof formuleert. De term «rechtspunt» (waarover het Gemeenschappelijk Hof opnieuw dient te beslissen) is bij nader inzien te beperkt. Terugwijzing kan uiteraard ook nodig zijn zonder dat het om een rechtspunt gaat (bijvoorbeeld een getuige is niet beëdigd).

c. Deze wijzigingen zijn van louter terminologische aard en brengen meer lijn in de administratieve voorschriften betreffende toezending van afschriften van arresten (zie bijvoorbeeld artikel 4, vierde lid, eerste volzin, van het voorstel, artikel 31, negende lid, Uw, artikel 444, eerste lid, Sv).

D

Het is wenselijk dat de mogelijkheid van cassatie in het belang der wet, net als in artikel 456 Sv, ook openstaat tegen andere beslissingen of handelingen van het Gemeenschappelijk Hof dan de einduitspraak.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven