27 791
Wijziging van de Wet milieubeheer (uitbreiding taak Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

I. ALGEMEEN

§ 1. Strekking van het wetsvoorstel

Dit wetsvoorstel strekt ertoe de taak van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening – verder aan te duiden als StAB – betreffende het adviseren aan de administratieve rechter over beroepen op grond van artikel 20.1 van de Wet milieubeheer, uit te breiden met de beroepen op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet verontreiniging zeewater en de Grondwaterwet.

§ 2. Bestaande situatie

De advisering over beroepen op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet verontreiniging zeewater vindt thans plaats door een door de Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen deskundige, genaamd de Deskundige Beroepen Water, alsmede een waarnemend deskundige. Zij zijn in dienst van het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (het RIZA), en hebben daar tevens een reguliere functie. De deskundige is hoofd van de onderafdeling Beroepen, diens waarnemer hoofd van de afdeling Voorbereiding Emissiebeleid. Het RIZA ressorteert onder het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Bij het opstellen van hun adviezen worden zij technisch bijgestaan door het apparaat van het RIZA. De Deskundige brengt zijn adviezen op eigen naam uit. De bevoegdheid daartoe ontleent hij aan de ministeriële regeling aanwijzing positie, taak en bevoegdheid Deskundige beroepen water van 21 juni 1993, Stcrt. 127, zoals deze is gewijzigd op 21 mei 1996, Stcrt. 104.

Het aantal deskundigenberichten in WVO-zaken bedraagt de laatste jaren gemiddeld niet meer dan 20 en over WVZ-zaken zijn de afgelopen jaren nauwelijks adviezen uitgebracht.

Het aantal deskundigenberichten in Grondwaterwetzaken, afkomstig van het RIZA, bedraagt de afgelopen 5 jaar jaarlijks 5 à 10.

§ 3 Aanleiding tot wetgeving

In 1995 werden de wetswijzigingen in de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Wet milieubeheer tot stand gebracht, waarmee de adviestaak in het merendeel van de milieuberoepen in handen werd gelegd van een onafhankelijke stichting, die uiteindelijk de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening zou gaan heten. Reeds bij die gelegenheid gingen veel stemmen op om ook de advisering omtrent beroepen inzake het waterbeheer bij die stichting onder te brengen. Daarvoor is toen niet gekozen.

Door het komende afscheid van de fungerend Deskundige Beroepen Water, die het leeuwendeel van de adviezen heeft uitgebracht, is een geschikt moment gekomen voor een verandering van de opzet van de adviesfunctie voor de drie genoemde wetten.

Het heeft ook praktische voordelen de voor de adviestaak benodigde technische kennis binnen één organisatie te concentreren. Voorts moet worden vastgesteld dat de onpartijdigheid van de adviseur bij onderbrenging binnen het apparaat van de StAB zeker is gesteld. Daarmee wil niet zijn gezegd dat de advisering door de huidige deskundigen, althans in WVO- en WVZ-zaken, niet onpartijdig zou plaatsvinden, maar er kan niet aan worden voorbij gezien dat het RIZA, waarvan het apparaat de deskundigen terzijde staat, tevens een adviesfunctie heeft bij de vergunningverlening, bijvoorbeeld neergelegd in de artikelen 7 en 7a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en daarop berustende regelgeving. Iedere schijn van betrokkenheid behoort bij deze advisering aan de rechter te worden vermeden.

De StAB heeft verklaard goede mogelijkheden te zien de advisering over te nemen.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Artikel I bevat de benodigde wijziging in de Wet milieubeheer. In artikel 20.15 zijn door de wijziging geen uitzonderingen overgebleven op de adviestaak van de StAB. Dit betekent dat de StAB een adviestaak krijgt ten aanzien van alle beroepen op grond van artikel 20.1.

Artikel II

Dit voorstel moet op korte termijn in werking treden. Dit is vooral van belang om de continuïteit in de advisering over de betreffende beroepen zeker te stellen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Naar boven