27 789
Modernisering Successiewetgeving

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 november 2007

In het Algemeen Overleg met uw Kamer op 27 oktober 2005 (TK 27 789, nr. 12) hebben de toenmalige minister van Justitie en de toenmalige staatssecretaris van Financiën u een brief toegezegd over de voortgang inzake goededoelenorganisaties, de code-Wijffels en kansspelen. Mede namens de minister van Financiën wordt u hierover geïnformeerd. Tevens informeer ik u met deze brief over de voortgang inzake de kabinetsreactie op het slotadvies van de Taskforce Geven voor Weten.

Omdat het geven aan goede doelen per definitie een private aangelegenheid is, blijft de overheid terughoudend bij het formuleren van beleid – zelfregulering waar het kan, overheidsregulering waar het moet. Daarbij kunnen de volgende deelterreinen van overheidsbeleid worden onderscheiden:

a) De bevordering van transparantie en betrouwbaarheid.

b) Overheidstoezicht op de fiscale faciliteiten voor goededoelenorganisaties.

c) Het tegengaan van misbruik van goededoelenorganisaties voor terrorismefinanciering.

d) De begunstiging van goededoelenorganisaties door kansspelbegunstigden.

Ad a) De bevordering van transparantie en betrouwbaarheid

Het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) speelt, vooral door het verstrekte CBF-keur, een sleutelrol bij het bevorderen van transparantie en betrouwbaarheid. Daarom wordt het CBF actief ondersteund door het Ministerie van Justitie. Zo is het Ministerie van Justitie met een adviserend bestuurslid vertegenwoordigd in het bestuur van het CBF en ontvangt het CBF een jaarlijkse bijdrage van € 254 000,–. In aanvulling daarop is aan het CBF subsidie verstrekt voor het verrichten van onderzoek naar de haalbaarheid van een keurmerk voor kleine en lokale goede doelen. Daarmee kan worden ingespeeld op de behoefte aan maatwerk bij de certificering en uiteraard ook op het bevorderen van grotere transparantie en betrouwbaarheid in dit segment.

Daarnaast participeert het Ministerie van Justitie actief in de ontwikkeling van een door het CBF en de Vereniging Fondsenwervende Instellingen (VFI) gezamenlijk op te zetten landelijke databank filantropie. Het gaat hierbij om een naar Engels voorbeeld op te zetten nationaal informatiesysteem over goede doelen. Naar verwachting is medio 2008 een pilot gereed op grond waarvan de daadwerkelijke bouw kan plaatsvinden.

De Ministeries van Justitie en van Financiën hebben verder actief bijgedragen aan de ondertussen afgeronde vervlechting (commissie Pont) van de code Wijffels (spelregels voor goed bestuur van goededoelenorganisaties) en het CBF-keurreglement. Ook deze operatie betekent een belangrijke stimulans voor de transparantie en betrouwbaarheid van de sector.

Een belangrijke ontwikkeling is de recente oprichting van de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF). In dit samenwerkingsverband hebben zich verenigd de VFI, de Vereniging van Fondsen in Nederland (FIN), het Instituut voor Sponsoring en Fondsenwerving (ISF) en het CIO (Contactorgaan Kerken In Overheidszaken). Deze structurele samenwerking is van belang voor de verdere professionalisering van de goede doelensector. Ook wordt hiermee een duidelijk aanspreekpunt gecreëerd voor de overheid. Om die reden is de Minister van Justitie met de SBF overeengekomen om een structureel publiek-privaat overleg op te zetten.

Ad b) Overheidstoezicht op de fiscale faciliteiten voor goededoelenorganisaties

Zoals gezegd is het overheidsbeleid inzake de goede doelensector in beginsel terughoudend. Dat neemt niet weg dat er verschillende fiscale faciliteiten bestaan die zijn gerelateerd aan zogenoemde algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s). Het gaat dan bijvoorbeeld om een giftenaftrek in de inkomsten- en vennootschapsbelasting voor de donateur van de instelling en vrijstellingen in de successiewet voor verkrijgingen van en door deze instellingen.

Fiscale facilitering vraagt om overheidstoezicht. De noodzaak daartoe is toegenomen doordat de werkingssfeer van het ANBI-regime met ingang van 1 januari 2008 aanzienlijk wordt uitgebreid. Voortaan worden niet meer alleen de in Nederland gevestigde instellingen gefaciliteerd, maar bijvoorbeeld ook de ANBI’s die elders in de Europese Unie zijn gevestigd. Hiertoe wordt vanaf 2008 een beschikkingenstelsel voor ANBI’s geïntroduceerd. Voor het verkrijgen en behouden van deze beschikking zullen alle algemeen nut beogende instellingen met ingang van 1 januari 2008 moeten voldoen aan de criteria die zijn gesteld in de artikelen 41a–41c van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001.

Het Ministerie van Financiën heeft tijdens het totstandkomingsproces van deze ministeriële regeling uitvoerig overlegd met alle relevante partners uit de goede doelensector, waaronder ook de SBF. Deze regeling is vervolgens op verzoek van de sector al op 8 februari 2007 bekendgemaakt (Regeling van 1 februari 2007, DB 2007–31M, Stcrt. 2007, 28).

Goededoelenorganisaties hebben daardoor voldoende gelegenheid om zich op het nieuwe regime voor te bereiden.

Ad c) Het tegengaan van misbruik van goededoelenorganisaties voor terrorismefinanciering

De overheid is ook actief bij het voorkomen van het misbruik van non-profitorganisaties voor terrorismefinanciering. Dit onderwerp heeft veel aandacht zowel binnen Europees verband als in de intergouvernementele Financial Action Task Force (FATF). Vast is komen te staan dat charitatieve instellingen in de Verenigde Staten en elders misbruikt zijn voor de financiering van terroristische organisaties. Om dit te voorkomen dienen de landen, op basis van een speciale aanbeveling van de FATF, hun wetgeving op zwakheden door te lichten.

Dit heeft in Nederland de afgelopen jaren plaatsgevonden en is nader toegelicht in de brieven van de Ministers van Financiën, Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 juli 20041 en 30 juni 20052. Vorig jaar heeft de FATF de speciale aanbeveling nader uitgewerkt.3 Deze uitwerking is van belang nu de FATF mondiaal landen zal evalueren en toetsen op de invulling van deze speciale aanbeveling.

Verdere doorlichting van de Nederlandse wetgeving leert dat momenteel grotendeels aan de FATF standaarden kan worden voldaan. Aan enkele benodigde extra maatregelen wordt momenteel nog gewerkt. Zo zal de aangekondigde herziening van het toezicht rechtspersonen, waarover ik uw Kamer met de brief van 18 maart 2005 informeerde, ook voor het toezicht op stichtingen resulteren in een duidelijke verbetering van het toezicht. Dit nieuwe systeem, dat ook onverkort voor stichtingen zal gelden, kenmerkt zich niet langer door preventief toezicht. Gebleken is dat enkel preventief toezicht niet voldoende is voor het bestrijden van criminaliteit, witwassen en de aanpak van de financiering van terrorisme. Hierom wordt in de wetsvoorstellen die nu in voorbereiding zijn het accent verschoven van preventieve toetsing naar een systematiek van permanente screening van rechtspersonen op basis van risicodetectie. In aanvulling daarop heeft een preventieve doorlichting plaatsgevonden van de sector naar de kwetsbaarheid voor (georganiseerde) criminaliteit en terrorismefinanciering. Dit rapport (5 499 563/07) is op 13 augustus 2007 aan uw Kamer aangeboden. Daarnaast wordt momenteel, zoals aangekondigd in 20054, onderzoek gedaan naar de wenselijk en haalbaarheid van een publicatieplicht van de jaarstukken voor stichtingen. Uw Kamer zal hierover apart worden geïnformeerd.

De overtuiging is dat na deze aanpassing het Nederlandse systeem voldoende robuust is om de kwetsbaarheid van de non-profitsector tot een minimum te beperken.

Ad d) De begunstiging van goededoelenorganisaties door kansspelbegunstigden

Fondsenwerving en consumentenbescherming raken elkaar bij het besteden van gelden door goede doelen die door kansspelorganisaties (goede doelenloterijen, De Lotto en de totalisator) worden begunstigd. De verdeling van de kansspelopbrengsten is de verantwoordelijkheid van de kansspelorganisaties. De overheid kan hieraan echter voorwaarden stellen, omdat er met de verdeling van deze opbrengsten sprake is van een door de overheid te borgen substantieel publiek belang. De burger moet erop kunnen vertrouwen dat het geld dat hij aan deze kansspelen besteedt terecht komt bij degelijke en betrouwbare goede doelen.

Een onafhankelijke commissie heeft op verzoek van mijn ambtsvoorganger advies uitgebracht over de voorwaarden die gesteld kunnen worden aan de begunstiging en verdeling van de opbrengsten van de kansspelorganisaties aan goede doelen. De commissie constateerde onder andere dat de verdeling van die opbrengsten onvoldoende flexibel is, er onvoldoende helderheid bestaat over de criteria voor de begunstiging en verdeling van die gelden, en de procedures die de loterijen daarbij hanteren met onvoldoende waarborgen zijn omkleed.

Mijn ambtsvoorganger heeft u het rapport van de commissie, met zijn reactie, toegezonden.5 Kern van deze reactie is, in lijn met de aanbevelingen van de commissie: de desbetreffende kansspelorganisaties worden verplicht om uitsluitend geld ter beschikking te stellen aan goede doelen die voldoen aan strenge criteria omtrent beleid, bestuur, besteding en verslaggeving. Goede doelen kunnen aantonen dat zij daaraan voldoen door het bezit van een daartoe door het CBF ontwikkeld keurmerk. Verreweg de meeste daarvoor in aanmerking komende goede doelen beschikken inmiddels daarover. Verder dienen de kansspelorganisaties, onder andere op basis van een beleidsevaluatie, een vijfjarig beleidsplan op te stellen en te hanteren voor de verdeling van de kansspelopbrengsten en moeten zij transparante besluitvormingsprocedures hanteren. Dat kan bijdragen aan een evenwichtiger verdeling van de gelden over de diverse maatschappelijke sectoren. In de herziene Wet op de kansspelen wordt voor de verdeling van de kansspelopbrengsten een wettelijke basis opgenomen.

Tot slot

In het najaar van 2005 heeft de toenmalige Minister van OCW de Taskforce «Geven voor weten» ingesteld. Met de instelling van deze Taskforce gaf de minister gehoor aan een aanbeveling van het Innovatieplatform. De Taskforce had onder meer tot taak bij te dragen aan het, met het oog op filantropie als inkomstenbron, veranderen van de cultuur en de structuur van kennisinstituten en het oprichten van een wetenschapsfonds. Op 22 mei 2007 heeft de Taskforce zijn eindadvies aangeboden aan de Minister van OCW. De Minister van OCW streeft er naar om u dit jaar een kabinetsstandpunt over dit advies toe te zenden.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Kamerstukken II 2003–2004, 27 925, nr. 136.

XNoot
2

Kamerstukken II 2004–2005, 27 925, nr. 181.

XNoot
3

In een zogenaamde interpretative note, deze is te vinden op www.fatf-gafi.org. Uw Kamer is hierover geïnformeerd met de brief van 4 mei 2006 (FM 2006-485).

XNoot
4

Zie de brief van 30 juni 2005, Kamerstukken II 2004–2005, 27 925, nr. 181.

XNoot
5

Tweede Kamer, 24 036 en 24 557, nr. 309.

Naar boven