27 752
Wijziging van de Huursubsidiewet (introductie van het beperkt huursubsidiebericht voor bepaalde huurders)

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 17 april 2001 en het nader rapport d.d. 14 mei 2001, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 26 februari 2001, no. 01.001018, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende wijziging van de Huursubsidiewet (introductie van het beperkt huursubsidiebericht voor bepaalde huurders).

Voor het subsidietijdvak 2000/2001 is een begin gemaakt met de vereenvoudiging van de uitvoering van de huursubsidie door het afschaffen van het zogenaamde vervolgaanvraagformulier zodat subsidie-ontvangers niet meer jaarlijks een aanvraag hoeven in te dienen.

Het recht op subsidie en de hoogte daarvan zullen in het nieuwe stelsel worden vastgesteld op basis van gegevens die rechtstreeks worden uitgewisseld tussen het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Belastingdienst, de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA) en de verhuurders.

De vereenvoudiging is onderdeel van het moderniseringsprogramma «Eos» dat na een eerdere wetswijziging reeds leidde tot het vervallen van het vervolgaanvraagformulier voor 118 000 huishoudens per 1 juli 2000.

Met de voorgestelde wijziging van de Huursubsidiewet (HSW) zal de tweede fase ingaan: voor maximaal 500 000 huishoudens zal het vervolgaanvraagformulier komen te vervallen.

Daarnaast hebben de wijzigingen betrekking op de zogenoemde armoedeval en de introductie van de zogenoemde landelijke zeef in het kader van de prestatienormering.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende opmerkingen. Hij is van oordeel dat het wetsvoorstel enige aanpassing behoeft.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 26 februari 2001, nr. 01.001018, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 17 april 2001, nr. W08.01.0110/V, bied ik U hierbij aan.

Naar aanleiding van het advies van de Raad van State merk ik het volgende op.

1. Artikel 30a is gewijzigd in die zin dat voor een groter aantal huursubsidie-gerechtigde huishoudens voorzien wordt in een nieuwe procedure zonder vervolgaanvraagformulier. Volgens de toelichting gaat het om maximaal 500 000 huurders, maar of onder dit aantal ook de eerste 118 000 worden gerekend valt noch uit de bepaling noch uit de toelichting duidelijk af te leiden.

De Raad beveelt aan op dit punt duidelijkheid te verschaffen en de bepaling aan te passen, omdat artikel 30a, eerste lid, onder a, geen betrekking kan hebben op de groep van 118 000, aangezien deze huurders reeds een huursubsidiebericht hebben ontvangen, en voorts omdat huishoudens die niet onder de aangegeven groepen vallen een aanvraagformulier moeten indienen.

1. In eerste instantie werd aan ongeveer 118 000 huurders een huursubsidiebericht toegezonden. In het kader van de voorgestelde nieuwe procedure kan aan maximaal 500 000 huurders een huursubsidiebericht of beperkt huursubsidiebericht worden toegezonden. De voormelde groep van 118 000 huurders valt onder de groep van 500 000 huurders, hetgeen betekent dat in het voorgestelde artikel 30a, eerste lid, onder a, van de Huursubsidiewet – conform het advies van de Raad – is bepaald dat aan huurders die eerder een aanvraag om toekenning van huursubsidie hebben ingediend of een huursubsidiebericht hebben ontvangen, waarop uiterlijk 1 april 2001 positief is beschikt, een beperkt huursubsidiebericht of (wederom) een huursubsidiebericht wordt toegezonden. De memorie van toelichting is dienovereenkomstig aangepast.

2a. Volgens de toelichting op artikel 30aa dient de ontvanger van een beperkt huursubsidiebericht eventuele onjuistheden in dit bericht aan de minister door te geven en wel op grond van het meer algemeen gestelde artikel 33 HSW. Dat de minister vervolgens zal beslissen op grond van de gecorrigeerde gegevens ligt voor de hand maar volgt niet uit enige bepaling in het wetsvoorstel. Artikel 30aa, derde lid, heeft immers alleen betrekking op de overgelegde huurprijsgegevens, terwijl artikel 30a, zesde lid, alleen ziet op de huurders die een (volledig) huursubsidiebericht hebben ontvangen.

Het wetsvoorstel behoeft op dit punt aanvulling.

2a. Ik volg het advies van de Raad om in het voorgestelde artikel 30aa van de Huursubsidiewet expliciet op te nemen dat de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minister van VROM) mede moet beslissen aan de hand van door de huurder en de medebewoners doorgegeven onjuistheden in het beperkt huursubsidiebericht.

De memorie van toelichting is dienovereenkomstig aangepast.

b. In artikel 30aa is geen termijn opgenomen waarbinnen de minister een beslissing moet nemen naar aanleiding van de gegevens op het beperkte huursubsidiebericht. Aangezien voor de beslissing inzake het (volledig) huursubsidiebericht wel een termijn is gesteld, lijkt hier sprake van een omissie die verholpen dient te worden.

b. Ik volg het advies van de Raad om ook in het voorgestelde artikel 30aa van de Huursubsidiewet een termijn op te nemen waarbinnen de Minister van VROM een beslissing moet nemen naar aanleiding van de gegevens op het beperkt huursubsidiebericht. Daartoe is een nieuw vierde lid aan dat artikel toegevoegd. In dit kader is ook een nieuw derde lid toegevoegd aan het voorgestelde artikel 30ab van de Huursubsidiewet. De memorie van toelichting is dienovereenkomstig aangepast.In het voorgestelde artikel 30d van de Huursubsidiewet wordt thans, conform het advies van de Raad, mede verwezen naar de voorgestelde artikelen 30aa en 30ab van de Huursubsidiewet. De memorie van toelichting is dienovereenkomstig aangepast.

3. Artikel 30d, dat voorziet in een juiste vastlegging van gegevens en bescheiden in verband met het huursubsidiebericht, is aangepast in verband met de mogelijkheid van een beperkt huursubsidiebericht. Nagelaten is in dit artikel te verwijzen naar de artikelen 30aa en 30ab, hetgeen de Raad aangewezen voorkomt, nu ook gegevens beschikbaar kunnen komen na toezending van een beperkt huursubsidiebericht.

Het artikel behoeft derhalve aanvulling.

4a. In de eerste fase van het vervallen van het vervolgaanvraagformulier zou als voorlopige tegemoetkoming in de kosten van de verhuurders voor het subsidietijdvak 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2001 een bedrag worden verstrekt van f 10,– per huurder. Bij de evaluatie van het «Eos»-project in het najaar van 2000 zou worden bezien of deze overgangsmaatregel ook voor het subsidietijdvak 1 juli 2001 tot en met 30 juni 2002 moet gaan gelden.1

Nu het voorliggende wetsvoorstel mede betrekking heeft op het aanleveren van gegevens door verhuurdersorganisaties gedurende het desbetreffende tijdvak, dient in de toelichting aan dit punt aandacht besteed te worden.

4a. Voor het subsidietijdvak dat loopt van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2001 (2000/2001) is aan verhuurders, die voor 1 mei 2000 de betreffende huurprijsgegevens aan het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: het Ministerie van VROM) aanleveren, een bedrag toegekend van f 10 per huurder. Dit is vastgelegd in een convenant d.d. 3 december 1999 (artikel 5b), afgesloten tussen de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verscheidene verhuurdersorganisaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Op grond van artikel 5c en 5d van dit convenant zou afhankelijk van de ervaringen in het jaar 2000 worden bezien of ook betreffende het aanleveren van huurprijsgegevens betreffende de subsidietijdvakken 2001/2002 en 2002/2003 een dergelijke vergoeding aan verhuurders zou worden verstrekt. Die evaluatie heeft mij geen aanleiding gegeven om over voormelde subsidietijdvakken een dergelijke vergoeding te verstrekken. De memorie van toelichting is in deze zin aangevuld.

b. Huurders die geen huursubsidie wensen te ontvangen, dienen het huursubsidiebericht te retourneren. Eenzelfde lijn zal gevolgd moeten worden in het geval van een beperkt huursubsidiebericht.

De Raad beveelt aan dit gegeven in de toelichting op te nemen.

b. Conform het advies van de Raad is in de memorie van toelichting uiteengezet dat indien huurders na ontvangst van een beperkt huursubsidiebericht geen huursubsidie wensen te ontvangen, zij dit kunnen aangeven door dit bericht te retourneren aan het Ministerie van VROM.

5. Volledigheidshalve wijst de Raad erop dat de vervanging van de gulden door de euro ertoe noopt de voorgestelde Aanpassingswet euro2 voorzover het betreft de in het onderhavige wetsvoorstel toegevoegde artikelen 17, derde lid, en 18, derde lid, te wijzigen en in overeenstemming te brengen met de nieuwe bedragen in euro.

5. De betreffende bedragen in de voorgestelde artikelen 17, derde lid, en 18, derde lid, van de Huursubsidiewet zijn verdisconteerd in de. Aanpassingswet in het kader van de euro.

6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

6. De door de Raad in overweging gegeven redactionele kanttekeningen zijn overgenomen

7. Voorts zijn het voorstel van wet en de memorie van toelichting op de volgende punten gewijzigd:

– Als gevolg van de introductie van het (beperkt) huursubsidiebericht zijn in artikel I, onderdelen A, onder 2, G, onder 2, I, M, onder a, T, U en V, onder 1, een aantal wetstechnische wijzigingen opgenomen.

– In artikel I, onderdeel G, onder 1, van het wetsvoorstel is opgenomen dat in artikel 26, tweede lid, van de Huursubsidiewet «een daling van het vermogen na de 1 januari die voorafgaat aan het subsidiejaar» wordt vervangen door «een daling van het vermogen na het peiljaar». In artikel 56a van die wet wordt een dienovereenkomstige aanpassing voorgesteld ( artikel I, onder V, onder 2). Deze wijzigingen zijn wetstechnisch van aard.

– In artikel III, eerste lid, van het wetsvoorstel is «wordt het bedrag aan huursubsidie verhoogd met f 4 respectievelijk f 8 over elk van de maanden waarover die huursubsidie wordt toegekend» vervangen door: wordt het bedrag aan huursubsidie verhoogd met f 24 respectievelijk f 48. Deze wijziging heeft een uitvoeringstechnische achtergrond. De eenmalige uitkering van f 24 respectievelijk f 48 wordt verstrekt ongeacht het aantal maanden dat de huurder gedurende de periode 1 juli 2001 tot en met 31 december 2001 recht heeft op huursubsidie al dan niet in combinatie met een bijzondere bijdrage in de huurlasten. Voor deze systematiek is gekozen om ingewikkelde systeemaanpassingen en een extra beslag op de uitvoeringsorganisatie te voorkomen. Indien zou moeten worden uitbetaald afhankelijk van het aantal maanden waarop een huurder rechten kan doen gelden op huursubsidie al dan niet in combinatie met een bijzondere bijdrage in de huurlasten, dienen aparte berekeningen te worden gemaakt naar rato van dit aantal maanden. Voorts gaat het hier om (relatief) kleine bedragen, zodat een uitkering ineens vergeleken met voormelde uitvoeringsperikelen goedkoper is. Deze systematiek heeft geen budgettaire consequenties, aangezien de hierdoor ontstane hogere uitkeringslast kan worden gefinancierd uit de besparingen als gevolg van deze eenvoudigere uitvoering.

Een bijkomend voordeel van deze systematiek is, dat nog in 2001 kan worden begonnen met het uitbetalen van deze eenmalige uitkering. Het Ministerie van VROM behoeft immers niet af te wachten of de huurder betreffende het gehele tijdvak rechten kan doen gelden op huursubsidie al dan niet in combinatie met een bijzondere bijdrage in de huurlasten.

In artikel III van het wetsvoorstel is een tweede lid toegevoegd, inhoudende een bepaling aangaande de eenpersoonshuishoudens of meerpersoonshuishoudens die over de periode 1 juli 2001 tot en met 31 december 2001 enkel rechten kunnen doen gelden op een bijzondere bijdrage in de huurlasten.

Voor deze huishoudens blijft de koopkrachttoeslag, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onder e, van de Huursubsidiewet, zoals zij laatstelijk luidde voor de inwerkingtreding van de wet, in zoverre over voormelde periode van toepassing. Deze zal worden verdisconteerd in de berekening van die bijzondere bijdrage. Voor de gemeenten, die de Vangnetregeling huursubsidie uitvoeren, is het ondoenlijk om tussentijds de als gevolg van het afschaffen van de koopkrachttoeslag benodigde systeemaanpassingen te plegen.

– Tenslotte is de memorie van toelichting op enkele punten redactioneel gewijzigd.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 17 april 2001, no. W08.01.0110/V, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In artikel 30a, eerste lid, onderdeel b, (Artikel I, onderdeel H) de verwijzing naar artikel 30d, tweede lid, wijzigen in: artikel 30b, tweede lid. Voorts in dit onderdeel «huurgegevens» wijzigen in: huurprijsgegevens.

– In artikel II, eerste lid, aan het slot toevoegen: , zoals dit komt te luiden na inwerkingtreding van deze wet. (in verband met de gewijzigde artikelen 30a en 30b).


XNoot
1

Kamerstukken II 1999/2000, 27 230, nr. 3, blz. 3, tweede helft.

XNoot
2

Kamerstukken II 2000/01, 27 472, nrs. 1–2, blz. 28/29.

Naar boven