27 752
Wijziging van de Huursubsidiewet (introductie van het beperkt huursubsidiebericht voor bepaalde huurders)

nr. 7
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 20 september 2001

Met veel belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het verheugt mij zeer dat de leden van de VVD-, CDA- en de SP-fracties hun instemming betuigden met de verdere modernisering van de uitvoeringsorganisatie huursubsidie.

Hieronder zal ik ingaan op de specifieke vragen van de leden van de genoemde fracties, waarbij ik de vragen zoveel mogelijk in onderlinge samenhang zal behandelen.

De leden van de SP-fractie stelden dat gezorgd moet worden voor het intact houden van de kwaliteit van de uitvoering. Hierbij moet de zekerheid blijven bestaan dat alle omstandigheden die de hoogte van de uitkering kunnen beïnvloeden ook na «Eos» daadwerkelijk in de aanvraag worden verwerkt. In dit kader meenden de leden van de SP-fractie dat de kwaliteit van de uitvoering door het wetsvoorstel onder druk komt te staan. Huurders wier inkomen achteraf hoger blijkt te zijn dan in de aanvraag staat, krijgen een automatische navordering, terwijl huurders wier inkomen achteraf lager is dan bij de aanvraag is aangegeven er zelf achter moeten zien te komen dat ze recht hebben op extra subsidie, aldus de leden van de SP-fractie. De regering zou dan ook de gelegenheid van deze wetswijziging moeten aangrijpen om hier iets aan te doen.

Bij de procedure omtrent het vervolgaanvraagformulier wordt altijd als uitgangspunt genomen dat het opgegeven inkomen van de potentiële huursubsidiegerechtigde juist is, tenzij uit controle bij de Belastingdienst blijkt dat sprake is van een hoger inkomen. Alsdan wordt de huursubsidiegerechtigde in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat de Belastingdienst over onvolledige of onjuiste informatie beschikt. Zoals de leden van de SP-fractie terecht opmerkten, is deze situatie veranderd met de introductie van het (beperkt) huursubsidiebericht, waarbij het door de Belastingdienst opgegeven inkomen als brongegeven leidend is. Als zodanig past in dit systeem inderdaad een ambtshalve nabetaling indien uit nacontrole blijkt dat sprake is van een lager belastbaar inkomen (Uit de evaluatie van de eerste tranche van het programma «Eos» (118 000 huishoudens) blijkt overigens dat 1,2% van de huishoudens hiervoor in aanmerking kwamen).

Het voorstel van de leden van de SP-fractie om dit thans in het wetsvoorstel op te nemen acht ik echter niet wenselijk. Op dit moment is immers sprake van een overgangssituatie waarin zowel de procedure omtrent het vervolgaanvraagformulier alsook de procedure omtrent het (beperkt) huursubsidiebericht wordt toegepast. Door het in voorkomende gevallen nabetalen bij huursubsidiegerechtigden die een (beperkt) huursubsidiebericht hebben ontvangen, ontstaat rechtsongelijkheid ten opzichte van de groep huishoudens die de vervolgaanvraagprocedure doorloopt. De kwestie omtrent deze nabetalingen zal worden verdisconteerd in het wetsvoorstel waarbij onder meer wordt geregeld dat aan alle huishoudens een (beperkt) huursubsidiebericht wordt toegezonden (en dus waarbij de procedure omtrent het (vervolg)aanvraagformulier komt te vervallen) (subsidietijdvak 2002/2003). Immers, alsdan zal van rechtsongelijkheid geen sprake meer kunnen zijn.

Het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Ministerie van VROM) betrekt de gegevens voor de verstrekking van huursubsidie rechtstreeks van de primaire bronnen, waardoor de kans op fraude of oneigenlijk gebruik kleiner wordt. De leden van de VVD-fractie achtten de kwaliteit van deze brongegevens de sleutel tot het succes van de onderhavige wetswijziging. In dit kader wilden de leden van de VVD-fractie meer inzicht krijgen in de huidige kwaliteit van de brongegevens.

De brongegevens worden verkregen van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA), de Belastingdienst en de verhuurders. Wat de huidige – tweede – tranche van het programma «Eos» (470 000 huishoudens) betreft, leveren de betrokken verhuurders (direct of via het Nederlands Computer Centrum Woningcorporaties) digitaal gegevens uit hun huurincasso-administratie aan. Deze gegevens komen derhalve overeen met de geïnde huur. De kwaliteit van deze gegevens is goed, aangezien verhuurders er alle belang bij hebben deze huurprijsgegevens correct vast te leggen in hun huurincasso-administratie.

Ook de kwaliteit van de GBA-gegevens is goed te noemen. Uit de evaluatie van de eerste tranche van het programma «Eos» (118 000 huishoudens) blijkt dat eventuele door de huursubsidiegerechtigde opgegeven wijzigingen bij een volgende raadpleging inmiddels waren verwerkt. De GBA is dan ook de basis waarop het selectiebestand wordt vastgesteld.

Ten aanzien van de inkomensgegevens is bekend dat deze ten tijde van het opvragen bij de Belastingdienst nog niet in alle gevallen volledig zijn. Dit is het gevolg van het peiljaar (t-1) dat in de Huursubsidiewet wordt gehanteerd. Indien geen inkomen bekend is wordt de gebruikelijke procedure van het vervolgaanvraagformulier gevolgd. Bij het gebruik van het (beperkt) huursubsidiebericht blijkt uit de opgave van de huursubsidiegerechtigden op het wijzigingsformulier alsmede uit een nadere analyse op basis van een nacontrole dat er nog onvolledigheden voorkomen. Deze worden vooral veroorzaakt door het door instanties (met name pensioenfondsen) te laat toezenden van de loonbelastinggegevens aan de Belastingdienst. De onvolledigheidsmarge bedroeg bij de eerste tranche van het programma «Eos» circa 5% van het bestand van 118 000 huishoudens.

Overigens vindt periodiek overleg plaats met zowel de beheerder van de GBA als de Belastingdienst om de kwaliteit van de gegevens te verbeteren.

Na de verstrekking van huursubsidie vinden controles plaats op inkomen, huurprijs en bewoningssituatie. Het was de leden van de VVD-fractie niet duidelijk op basis waarvan deze controles worden uitgevoerd. Zo vroegen de leden van de VVD-fractie zich af of dit dezelfde brongegevens zijn als die waarop de subsidie is gebaseerd. De leden van de VVD-fractie waren tevens benieuwd naar de intensiteit van de hier bedoelde controles, waarbij zij zich afvroegen òf in elk geval òf steekproefsgewijs wordt gecontroleerd. In het geval dat steekproefsgewijs wordt gecontroleerd, vroegen de leden van de VVD-fractie zich af wat de omvang en de frequentie van deze steekproefsgewijze controle is.

De leden van de VVD-fractie verzochten de regering om de Tweede Kamer regelmatig inzicht te verschaffen in de resultaten van de controles, zodat ook duidelijk blijkt in hoeverre er sprake is van fraude en oneigenlijk gebruik.

De (beperkte) huursubsidieberichten worden vanaf medio mei aan de klanten verstuurd met daarop de gegevens van de bronnen zoals deze op dat moment bekend zijn.

De huurprijsgegevens in het huursubsidiebericht worden vervolgens niet meer gecontroleerd. Hiertoe bestaat ook geen noodzaak. De huurincasso-gegevens blijven normaliter een geheel subsidiejaar van kracht.

De GBA-gegevens worden na 5 juli nogmaals integraal gecontroleerd. Dit heeft te maken met het peilmoment van 1 juli en de mogelijkheid tot herstel van de bewoningsgegevens bij de GBA.

In november/december vindt een integrale nacontrole plaats van de inkomensgegevens. De volledigheid bij de Belastingdienst is dan praktisch 100%. Van een steekproefsgewijze controle is dan ook geen sprake.

De controle geeft inzicht in de wijzigingen die zich in de periode tussen het bepalen van de subsidiegegevens en de nacontrole hebben voorgedaan, dan wel in de (belasting)gegevens die alsnog zijn binnengekomen.

Door het gebruik van brongegevens en de nacontrole hierop wordt de kans op misbruik of oneigenlijk gebruik verkleind. Na volledige implementatie van de modernisering van de uitvoeringsorganisatie huursubsidie wordt het daarnaast mogelijk aan de hand van fraude- en risicoprofielen misbruik of oneigenlijk gebruik beter op te sporen. Overigens is meestal niet aan te geven of sprake is van fraude. In gevallen waarin een sterk vermoeden van fraude bestaat, wordt een nader onderzoek ingesteld. De onderzoeken komen in het algemeen tot stand door de samenwerking met de sociale recherche bij de gemeenten. Ook ten aanzien van de tweede tranche van het programma «Eos» zal een evaluatie plaatsvinden. Hoewel hieruit niet zozeer zal blijken dat sprake is van fraude of oneigenlijk gebruik, geeft de evaluatie wel inzicht in geconstateerde afwijkingen. Na afronding van de evaluatie zal ik u de rapportage toezenden.

De leden van de VVD-fractie wilden voorts meer duidelijkheid over de inhoud en de intensiteit van het als sluitstuk van het controlebeleid uit te voeren veldonderzoek.

Het betreft hier «accounts» in het kader van het relatiebeheer zoals deze bij gemeenten en verhuurders worden afgelegd. Op basis van de gegevens uit de administratie van het Ministerie van VROM en de ervaringen van de gemeenten/verhuurders vindt een gesprek plaats waarvan de resultaten bijdragen tot een beter onderling verkeer en het verbeteren van de procedures onder meer in verband met het terugdringen van misbruik en oneigenlijk gebruik. Jaarlijks worden circa 75 «accounts» gehouden.

De leden van de CDA-fractie vroegen zich af hoe via het programma «Eos» de zogenoemde artikel 26-gevallen worden gesignaleerd. De leden van de SP-fractie waren van mening dat door de invoering van het programma «Eos» de bijzondere gevallen niet duidelijk aan het licht komen. Daar waar vroeger deze bijzondere gevallen nog wel eens uit het aanvraagformulier konden worden opgemaakt, aldus de leden van de SP-fractie, moet in de huidige situatie de huursubsidieontvanger zelf aan de hand van het huursubsidiebericht op het idee komen dat hij wellicht toch recht heeft op meer subsidie, waarna hij dit binnen vier weken kenbaar moet maken. Hierbij worden door de leden van de CDAen de SP-fractie als voorbeelden de afkoop van een pensioen (bij 65-plussers) en een nabetaling door de Gemeentelijke Sociale Dienst voor een eerder fiscaal jaar genoemd. Voorts vroegen de leden van de SP-fractie zich af waarom is gekozen voor een bezwaartermijn van slechts vier weken.

In de huidige situatie worden geen (beperkte) huursubsidieberichten toegezonden aan huishoudens waarbij bekend is dat sprake is van een mogelijke toepassing van de hardheidsclausule. Deze huishoudens ontvangen in plaats van een (beperkt) huursubsidiebericht het gebruikelijke vervolgaanvraagformulier dat met behulp van de verhuurder kan worden ingevuld.

De geselecteerde huishoudens, waarbij een mogelijke toepassing van de hardheidsclausule niet (op voorhand) bekend is, ontvangen een (beperkt) huursubsidiebericht. In de toelichting op dit bericht is opgenomen, dat zich bepaalde bijzondere omstandigheden kunnen voordoen waarbij een verzoek kan worden gedaan tot het toepassen van de zogenoemde hardheidsclausule. Dit wordt met voorbeelden toegelicht. De potentiële huursubsidiegerechtigde wordt in deze gevallen verwezen naar de gemeente. Op deze wijze wordt erop vertrouwd dat een juiste toepassing wordt gegeven aan de mogelijkheid van het gebruik van de hardheidsclausule.

Overigens kan een verzoek om toepassing van de hardheidsclausule tot 6 maanden na het einde van het tijdvak, waarop een aanvraag tot toekenning van huursubsidie of het (beperkt) huursubsidiebericht betrekking heeft, worden ingediend. De termijn van 4 weken is hierop niet van toepassing.

De termijn van 4 weken is van toepassing op de gevallen waarin de huurder na ontvangst van een huursubsidiebericht van mening is dat hij op meer/minder huursubsidie aanspraak kan maken dan de huursubsidie die is opgenomen in dat bericht. Voor deze termijn is overigens gekozen om de procesgang tussen het zenden van het huursubsidiebericht (uiterlijk 15 juni) en het tijdig beschikken (vanaf medio augustus) beheersbaar te houden. Het (beperkt) huursubsidiebericht is overigens niet voor bezwaar of beroep vatbaar. Uiteraard kan wel tegen de uiteindelijke beschikking bezwaar worden gemaakt.

De bijdrage ingevolge de uitgavennorm wordt pas geïnd indien de landelijke norm wordt overschreden. De leden van de VVD-fractie vroegen zich af wanneer en door wie deze landelijke beoordeling wordt gedaan.

Op 7 oktober 1998 heb ik met de landelijke verhuurdersorganisaties een convenant afgesloten. Dit convenant bevat een afspraak met verhuurders om voor de subsidiejaren 1998/1999, 1999/2000 en 2000/2001 geen bijdragen bij overschrijding van de uitgavennorm op te leggen als de norm op landelijk niveau niet is overschreden (MG 98–30). De resultaten van de landelijke beoordeling worden volgens de Huursubsidiewet een half jaar na afloop van het betreffende subsidiejaar – bij het toesturen van de definitieve eindstand van de geleverde prestaties – aan de verhuurders medegedeeld.

Op basis van de Huursubsidiewet in combinatie met bovengenoemd convenant heeft de landelijke beoordeling van de uitgavennorm tot nu toe dus tweemaal plaatsgehad, namelijk eind 1999 voor het subsidiejaar 1998/1999 en eind 2000 voor het subsidiejaar 1999/2000. Voor het eerstgenoemde jaar is de norm op landelijk niveau overschreden en zijn bij de desbetreffende verhuurders bijdragen in rekening gebracht. Voor het daaropvolgende jaar is de norm onderschreden en zijn derhalve geen bijdragen aan verhuurders opgelegd. Eind dit jaar zal deze landelijke beoordeling worden toegepast voor het subsidiejaar 2000/2001.

In voormeld convenant is daarnaast afgesproken dat ik een wetsvoorstel zal voorbereiden teneinde het innen van de door de verhuurders verschuldigde bijdrage in verband met de uitgavennorm slechts te effectueren indien en voor zover deze vastgestelde landelijke norm landelijk bezien in zijn totaliteit wordt overschreden. Het convenant geldt tot 1 juli 2001. Het voorliggende wetsvoorstel bevat de wettelijke basis voor deze landelijke beoordeling (vanaf 1 juli 2001).

Verder vroegen de leden van de VVD-fractie zich af hoe de prestatienormering er nu uitziet en welke aanscherping de regering voor ogen heeft.

De prestatienormering bestaat uit een verhuisnorm en een uitgavennorm.

De verhuisnorm houdt het volgende in: het aantal gevallen, waarin huursubsidie wordt toegekend aan huurders die in de gemeente een woning betrekken met een rekenhuur, hoger dan de aftoppingsgrens, bedraagt elk subsidiejaar niet meer dan 4% van het totaal aantal gevallen waarin in dat subsidiejaar huursubsidie wordt toegekend aan huurders die in die gemeente een woning betrekken.

De uitgavennorm is het percentage waarmee de gemiddelde huursubsidiebijdrage in een bepaald jaar mag stijgen. Voor het subsidiejaar 2001–2002 bedraagt dit percentage 2,6. Aan de verhuurders die de norm hebben overschreden wordt – zoals vermeld – eerst een bijdrage opgelegd, als op landelijk niveau de uitgavennorm wordt overschreden.

Het eerste jaar van de prestatienormering (1997/1998) gold als proefjaar. In het proefjaar werden verhuurders en gemeenten geïnformeerd over hun prestaties. Er werden geen bijdragen opgelegd. De prestatienormering is voor het eerst geëffectueerd in het subsidiejaar 1998/1999. In de evaluatie Huursubsidiewet van september/oktober 2000 bent u hiervan op de hoogte gesteld (Kamerstukken II 2000/2001, 27 445, nr. 1).

Op dit moment wordt onderzocht wat de mogelijkheden voor aanscherping van de prestatienormering zijn.

Door de afschaffing van de koopkrachttoeslag uit de huursubsidie wordt uitvoering gegeven aan de motie Hofstra/Duivesteijn/Jeekel (Kamerstukken II 1996/97, 25 090, nr. 59). De leden van de VVD-fractie vroegen zich af in hoeverre door de in het wetsvoorstel opgenomen maatregelen de hiervoor vermelde motie wordt uitgevoerd, ofwel de ongelijke behandeling tussen huurders en eigenwoningbezitters wordt opgeheven.

Per 1 juli 2001 vervalt de koopkrachttoeslag. De een- en meerpersoonshuishoudens, die over de periode 1 juli 2001 tot en met 31 december 2001 rechten kunnen doen gelden op huursubsidie al dan niet in combinatie met een bijzondere bijdrage in de huurlasten (zogenoemde vangnetregeling), worden eenmalig gecompenseerd. Voor voormelde huishoudens die uitsluitend rechten kunnen doen gelden op een bijzondere bijdrage in de huurlasten blijft de koopkrachttoeslag tot 1 januari 2002 bestaan.Vanaf 1 januari 2002 wordt het effect van de afschaffing van de koopkrachttoeslag voor deze huishoudens op fiscale wijze gecompenseerd. Deze fiscale compensatie komt overigens zowel bij huurders als bij eigenaar-bewoners terecht. Vanaf 1 januari 2002 wordt dus de ongelijke behandeling van huurders en eigenaar-bewoners opgeheven, waarmee grotendeels is tegemoet gekomen aan de motie Hofstra c.s.. De mogelijkheid van fiscale compensatie van een eventuele afschaffing van de

– eveneens in genoemde motie vermelde – kindertoeslag in de Huursubsidiewet wordt momenteel bezien door mijn ambtgenoot van Financiën.

De getrapte verlaging van de normhuren bij deze huishoudens (van f 0,– bij het minimum-inkomensijkpunt tot f 4,– bij het referentie-inkomensijkpunt) houdt met name verband met maatregelen in het kader van de bestrijding van de armoedeval.

Voor de een- en meerpersoonsouderenhuishoudens is de afschaffing van de koopkrachttoeslag gecompenseerd door middel van een normhuurverlaging, omdat voor deze huishoudens een ander fiscaal regime van toepassing is.

Voor de bepaling van de woonkostentoeslag wordt veelal gebruik gemaakt van de gegevens die ontleend worden aan de huursubsidieaanvraag. De leden van de SP-fractie vroegen zich af of en zo ja waarom de gegevens na de invoering van het programma «Eos» niet meer ter beschikking van de gemeenten worden gesteld. Hierbij vroegen de leden van de SP-fractie zich af of het uit een oogpunt van efficiënt werken door de overheid niet juist voor de hand ligt om deze gegevens wel ter beschikking te stellen.

Bij het programma «Eos» is sprake van een geheel andere procedure als bij het vervolgaanvraagformulier. Immers, bij de procedure omtrent het vervolgaanvraagformulier doet de klant opgave van onder meer het inkomen; de gegevens komen dus rechtstreeks van de huursubsidiegerechtigde. Mede op basis hiervan wordt al of niet huursubsidie toegekend. Achteraf vindt vervolgens een gegevensuitwisseling met de Belastingdienst plaats waarbij de inkomens worden geverifieerd. Bij de procedure waarbij een vervolgaanvraagformulier wordt toegezonden, gaat de huursubsidiegerechtigde er derhalve impliciet mee akkoord dat de inkomensgegevens bekend worden gemaakt aan de gemeente. De gemeente controleert namelijk het formulier.

Bij de nieuwe procedure omtrent het (beperkt) huursubsidiebericht vindt vooraf aan de eventuele subsidietoekenning een gegevensuitwisseling met de Belastingdienst plaats. De van deze dienst verkregen inkomensgegevens worden vervolgens op het (beperkt) huursubsidiebericht overgenomen.

De inkomensgegevens komen derhalve niet van de huursubsidiegerechtigde maar van de Belastingdienst. In een convenant met de Belastingdienst is – naar de strekking van de belasting- en privacywetgeving – vastgelegd, dat de verstrekte inkomensgegevens bij het gebruik van het (beperkt) huursubsidiebericht niet aan andere organen mogen worden doorgegeven.

Begin 2000 is het Ministerie van VROM gewezen op het neveneffect van het programma «Eos»: in dit verband het niet meer verstrekken van inkomensgegevens ten behoeve van woonlastenfondsen. Hierop heb ik mij tot de Registratiekamer gewend. Na een aanvankelijk negatief advies heb ik in samenspraak met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en koepels van verhuurders een hernieuwde adviesaanvraag ingediend. Over de voortgang van de advisering heeft veelvuldig contact met de Registratiekamer plaatsgehad. De Registratiekamer heeft echter aangegeven voornemens te zijn binnen afzienbare tijd een publicatie uit te brengen met voorwaarden die de wetgeving op het gebied van bescherming van persoonsgegevens aan de elektronische overheid stelt. De adviesaanvraag over het verstrekken van beleidsinformatie wil de Registratiekamer hierbij betrekken. Ik wil het gevraagde advies alsmede de publicatie afwachten alvorens een standpunt in te nemen over het beschikbaar stellen van inkomensgegevens.

De leden van de VVD-fractie vroegen zich af of de regering een plan voor de evaluatie van de wetswijziging in die wijziging wil opnemen. De VVD-fractie merkte op dat er een plan voor de evaluatie van het wetsvoorstel ontbreekt. Een dergelijk plan zou inzicht moeten geven in de netto besparing of netto kosten die de wetswijziging heeft opgeleverd, waarbij zowel de uitvoeringskant als de uitgavenkant van de huursubsidie wordt bekeken.

Jaarlijks wordt aan de Tweede Kamer verslag uitgebracht over de werking van de Huursubsidiewet, zodat reeds wordt voorzien in een algemene evaluatie. In deze jaarlijkse rapportage wordt zowel aan beleidsmatige en kwantitatieve ontwikkelingen (waaronder de ontwikkeling van de uitgaven) alsook aan uitvoeringsaspecten aandacht besteed.

Daarnaast wordt elke tranche van het programma «Eos» nauwlettend gemonitoord en geëvalueerd. Er vindt regelmatig afstemming met de VNG en de koepels van verhuurders plaats. Gelet op de uitgebreide evaluaties, het up-to-date houden van de ramingen alsmede de gefaseerde invoering van het programma «Eos» (in een drietal tranches) heb ik niet de intentie om een extra evaluatiemoment in het wetsvoorstel op te nemen.

Overigens maken de besparingen van het «Eos»-programma deel uit van de taakstelling uit het regeerakkoord (Kamerstukken II 1997/98, 26 024, nr. 10, blz. 20, onder a, 11) inzake een bezuiniging op de uitvoeringskosten van de huursubsidie waaronder de kostenvergoeding matigende verhuurders. Deze besparingen zijn als volgt ingeboekt.

Tijdvak20012002200320042005
besparing als gevolg van kostenvergoeding22,035,235,235,235,2
besparing op P&M (VROM)1,05,47,47,47,4
Totaal23,040,642,642,642,6

Overigens brengt de modernisering nog wel initiële kosten met zich mee in verband met de aanpassing van de automatisering. Deze kosten hangen samen met de te kiezen functionaliteiten en de tijdsplanning van invoering. Daarentegen brengt een gemoderniseerde automatisering ook besparingen met zich mee in de vorm van lagere beheers- en onderhoudskosten. Gelet hierop en op de gefaseerde invoering met de hierin nog te nemen beslissingen is thans niet aan te geven hoe hoog deze kosten/besparingen zullen zijn.

De leden van de SP-fractie vroegen zich tot slot nog af of het zonder meer beëindigen van de vergoeding van f 10 aan corporaties en gemeenten bij automatische continuering er niet toe zal leiden dat huurders die op grond van het huursubsidiebericht twijfelen over de juistheid van de berekening helemaal nergens terecht kunnen voor een «second opinion».

Met de VNG en de koepels van verhuurders is een convenant afgesloten, waarbij is bepaald, dat voor het jaar 2000 een tegemoetkoming van f10 wordt toegekend voor het vrijwillig vroegtijdig leveren van huurprijsgegevens. In het convenant is tevens bepaald, dat op basis van de ervaringen in het jaar 2000 bezien wordt of in de jaren 2001 en 2002 eveneens een tegemoetkoming van f 10 wordt verstrekt. Achtergrond hierbij is de hoeveelheid aan werkzaamheden die bij het programma «Eos» bij matigende verhuurders resteren. Ik heb mij steeds op het standpunt gesteld dat een kostenvergoeding voor de jaren 2001 en 2002 slechts mogelijk zou zijn indien hiervoor een goede onderbouwing geleverd kon worden. Uit de evaluatie, zoals die bij de eerste tranche van het programma «Eos» zowel door het Ministerie van VROM als door Aedes is uitgevoerd, blijkt dat deze onderbouwing niet voorhanden is.

Overigens deel ik niet de vrees van de leden van de SP-fractie over een vermindering van de kwaliteit van de advisering door gemeenten en verhuurders richting de klanten. Met de betrokken partijen zijn afspraken gemaakt om juist in de overgangsfase hier veel aandacht aan te besteden.

Uit eerder genoemde evaluatie blijkt dat de raadpleging van de huursubsidiegerechtigden bij verhuurders voor ongeveer de helft betrekking heeft gehad op de nieuwe procedure. Verder is de animo om met het programma «Eos» mee te doen onder verhuurders groot. Het niet verstrekken van een tegemoetkoming zal op het gebleken enthousiasme geen temperende werking hebben. Alles afwegende houd ik dan ook vast aan het afzien van een toekenning van een tegemoetkoming van f 10.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Naar boven