nr. 5
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel I, onderdeel V, onder 2, komt te luiden:
2. Onder lettering van de onderdelen f tot en met h als g tot en met i
wordt na onderdeel e een onderdeel ingevoegd, luidende:
f. voor de toepassing van artikel 26, tweede lid, voor «een daling
van het vermogen na het peiljaar» gelezen: een daling van het vermogen
na 1 januari 2000.
Toelichting
In artikel 56a, aanhef, en het bij deze nota van wijziging voorgestelde
artikel 56a, onderdeel f, van de Huursubsidiewet wordt bepaald dat indien
de aanvraag om toekenning van huursubsidie betrekking heeft op een subsidiejaar
dat eindigt voor 1 juli 2002, voor de toepassing van artikel 26, tweede lid,
van die wet «een daling van het vermogen na het peiljaar» wordt
vervangen door: een daling van het vermogen na 1 januari 2000.
In verband met de invoering per 1 januari 2001 van de Wet inkomstenbelasting
2001 wordt niet meer uitgegaan van een bepaalde datum voor het vaststellen
van het vermogen (1 januari), maar van een gemiddelde rendementsgrondslag
in het kalenderjaar. Ten aanzien van de vermogenstoets bij een aanvraag om
toekenning van huursubsidie over het subsidiejaar 1 juli 2001 tot en met 30
juni 2002 wordt – evenals over het subsidiejaar 1 juli 2000 tot en met
30 juni 2001 – echter nog gekeken naar de peildatum 1 januari 2000.
Over de vermogensgegevens van het kalenderjaar 2001 beschikt de Rijksbelastingdienst
namelijk pas in de loop van 2002, zodat daarvan pas gebruik kan worden gemaakt
voor de vaststelling van het recht op huursubsidie in het subsidiejaar 1 juli
2002 tot en met 30 juni 2003.
Evenals thans het geval is, is de daling van het vermogen in de periode
tussen twee achtereenvolgende peilmomenten voor het vermogen geen aanleiding
om een beroep te doen op bijzondere hardheid als bedoeld in artikel 26, eerste
lid, van de Huursubsidiewet. Hoewel de periode tussen de twee peilmomenten
eenmalig langer is dan een kalenderjaar, acht ik het vanuit een oogpunt van
controlebeleid ongewenst bij een eventuele tussentijdse daling
van het vermogen de mogelijkheid van een beroep op artikel 26, eerste lid,
van de Huursubsidiewet open te stellen.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J. W. Remkes