nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
In het voorgestelde artikel 4a, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering vervallen de woorden «in het kader van een in Nederland
in te leiden of aanhangige procedure».
2. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het in onderdeel A voorgestelde artikel 1.6.11a, derde lid, eerste
zin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt te luiden: Wanneer
de betekening binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, wordt ten
aanzien van degene op wiens verzoek de betekening geschiedt, de datum van
verzending overeenkomstig het tweede lid in aanmerking genomen als de datum
van betekening.
b. In de in onderdeel C voorgestelde tweede zin van artikel 2.3.8, eerste
lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt «artikel
1.6.10a» vervangen door: 1.6.11a.
Toelichting
1 en 2, onder a. De wijzigingen betreffen de vraag welke datum bij een
betekening overeenkomstig de EG-betekeningsverordening (hierna: de verordening)
in aanmerking wordt genomen als betekeningsdatum. Deze vraag is uiteraard
van groot belang, met name wanneer de betekening binnen een bepaalde termijn
moet geschieden, zoals bij verjarings- en vervaltermijnen.
Artikel 9 van de verordening betreft de (vaststelling van de) datum van
betekening of kennisgeving. Hoofdregel is dat als datum van betekening of
kennisgeving geldt de datum waarop de betekening of kennisgeving overeenkomstig
het recht van de aangezochte lidstaat heeft plaatsgevonden (artikel 9, eerste
lid). Indien evenwel in verband met een in het land van herkomst in te leiden
of hangende procedure de betekening of kennisgeving binnen een bepaalde termijn
moet worden verricht, wordt de datum die ten aanzien van de aanvrager
in aanmerking moet worden genomen bepaald door het recht van deze lidstaat
(artikel 9, tweede lid). Met het oog daarop is in het wetsvoorstel voorzien
dat in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (artikel 4a, derde lid,
eerste zin, Rv resp. 1.6.11a, derde lid, eerste zin, nieuw Rv) wordt bepaald
dat ten aanzien van de eiser als datum van betekening in aanmerking wordt
genomen de datum van verzending door de deurwaarder overeenkomstig de verordening
ter betekening in een andere lidstaat, indien de betekening in het kader van
een in Nederland in te leiden of aanhangige procedure binnen een bepaalde
termijn moet worden verricht.
Krachtens het derde lid van artikel 9 is het de lidstaten toegestaan de
regeling van het eerste en tweede lid, indien daar geldige redenen voor zijn,
voor een overgangsperiode van vijf jaar niet toe te passen en deze overgangsperiode
«om redenen in verband met hun rechtsstelsel» om de vijf jaar
te verlengen. In de memorie van toelichting is daaromtrent vermeld dat er
voor Nederland geen grond bestaat om van deze mogelijkheid gebruik te maken
(Kamerstukken II 2000–2001, 27 748, nr. 3, blz. 4).
Inmiddels is gebleken dat toch behoefte bestaat aan afwijking van artikel
9, eerste en tweede lid, van de verordening. De beperking van het in aanmerking
nemen van de datum van verzending tot gevallen waarin de betekening «in
het kader van een in Nederland in te leiden of aanhangige procedure»
binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, blijkt als knellend te worden
ervaren. Met name is dit het geval bij betekeningen die plaatsvinden in het
kader van een executoriaal of conservatoir beslag, waar de wet veelal korte
termijnen stelt voor het verrichten van bepaalde betekeningen. Bij wijze van
voorbeeld kan gewezen worden op het voorschrift dat bij een gelegd beslag
op roerende zaken, niet-registergoederen, het proces-verbaal met opgave van
de beslagen zaken binnen 3 dagen moet worden betekend aan de geëxecuteerde
(artikel 443, eerste lid, tweede zin, Rv). Maar ook bij andere termijnen,
zoals wettelijke verjarings- of vervaltermijnen, kan het van groot belang
zijn dat als datum van betekening ten aanzien van degene op wiens verzoek
de betekening geschiedt, de datum van verzending door de deurwaarder ter betekening
overeenkomstig de verordening in aanmerking wordt genomen. Ook bij deze termijnen
komt het immers geregeld voor dat eerst kort voor het verstrijken daarvan
wordt besloten om de termijn te sauveren, zodat het noodzakelijk is dat het
daartoe nodige binnen zeer korte tijd kan worden verricht. Hoewel de verordening
erop gericht is de betekening en kennisgeving in internationale zaken te versnellen,
bestaat er thans nog onvoldoende zekerheid dat de beoogde versnelling zodanig
zal zijn, dat afwijking van artikel 9, eerste en tweede lid, van de verordening
overbodig is.
De zojuist bedoelde afwijking wordt geëffectueerd door in artikel
4a, derde lid, eerste zin, Rv onderscheidenlijk artikel 1.6.11a, derde lid,
eerste zin, Rv de beperking te schrappen dat, om als datum van betekening
ten aanzien van degene op wiens verzoek de betekening plaatsvindt, uit te
gaan van de datum van verzending door de deurwaarder, de betekening «in
het kader van een in Nederland in te leiden of aanhangige procedure»
binnen een bepaalde termijn moet worden verricht.
2, onder b. In artikel 2.3.8 werd voor de wijze van exploot doen in door
de verordening bestreken gevallen ten onrechte verwezen naar artikel 1.6.10a
in plaats van naar artikel 1.6.11a. Deze verwijzing is verbeterd.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals