27 742
Mensenrechtenbeleid

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 mei 2001

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken gedaan bij brief van 21 februari 2000, Buza 2000/11, gaat u hierbij toe de Notitie Mensenrechtenbeleid 2001.

Zoals door eerste ondergetekende reeds te kennen is gegeven tijdens het Algemeen Overleg op 14 maart jl., is er geen sprake van belangrijke koerswijzigingen in het huidige mensenrechtenbeleid. Dit beleid is nog steeds gefundeerd op de Nota inzake de Rechten van de Mens in het Buitenlands Beleid van 1979. De onderhavige notitie biedt een actuele kijk op zaken en streeft naar een verdere integratie van mensenrechten op andere deelterreinen van het buitenlands beleid. Daarnaast wordt in een bijlage een overzicht geboden van het lopende beleid en werk-in-uitvoering in de verschillende fora en op een aantal thema's.

Voor deze opzet is gekozen teneinde een zo beknopt mogelijk inzicht te geven in nieuwe ontwikkelingen en consequenties daarvan voor het beleid, terwijl ook recht wordt gedaan aan de breedte van het spectrum van het mensenrechtenbeleid inclusief de Nederlandse inzet op allerlei specifieke deelonderwerpen.

Samenvattend is de notitie opgesteld langs de volgende lijnen:

– Ontwikkelingen in de jaren negentig (wegvallen Oost-West-tegenstellingen, opkomst nieuwe democratieën, verbrokkeling van staten, globalisering, ICT etc.) betekenen een andere context waarbinnen het mensenrechtenbeleid tot uitvoering komt.

– Gezien deze veranderingen is meer dan ooit een betere integratie van het mensenrechtenbeleid in de bredere context van het buitenlands beleid nodig.

– Zo blijkt sprake van een sterke samenhang tussen de bescherming van de mensenrechten enerzijds en conflictpreventie en -beheersing anderzijds. Op de internationale gemeenschap rust de plicht om tijdig in te spelen op waarschuwingssignalen, ook al blijkt het in de praktijk moeilijk om daaraan concreet en eenduidig gehoor te geven. In de post-conflictfase kunnen bestrijding van straffeloosheid en opbouw van de rechtsstaat bijdragen aan vrede en stabiliteit.

– Daarnaast liggen er kansen voor een betere conceptuele aansluiting tussen het mensenrechtenbeleid en ontwikkelingssamenwerking. Daarbij gaat het onder meer om de samenhang tussen de burgerlijke en politieke (BuPo-)rechten en economische, sociale en culturele (ESC-)rechten. Ook de human rights based approach to development past in die benadering; de begrippen participatie van burgers en het afleggen van verantwoording door de overheid aan die burgers staan daarin centraal.

– Het zwaartepunt van het mensenrechtenbeleid verschuift gaandeweg van normstelling naar uitvoering. Nu het proces van normstelling zijn voltooiing nadert, komt de nadruk meer te liggen op de praktische vormgeving van het mensenrechtenbeleid: toezicht op naleving, hulp bij implementatie et cetera.

– De overheid moet zich daarbij meer openstellen voor het opereren in bredere allianties door samenwerking met andere partners (bedrijfsleven, NGO's etc.) teneinde de internationale mensenrechtennormen wereldwijd geïmplementeerd te krijgen.

– De afweging daarbij is vooral welke beleidsinzet binnen een bepaalde context tot maximaal resultaat kan leiden. Voor 2001 gaat het om de volgende aandachtsgebieden: vrijheid van godsdienst of overtuiging; bestrijding van racisme; uitbanning van marteling; en de rechten van het kind.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

E. L. Herfkens

Naar boven