27 741
Enkele wijzigingen van het Reglement van orde

nr. 8
BRIEF VAN HET PRESIDIUM

Aan de leden

Den Haag, 28 juni 2001

In het debat zijn enkele opmerkingen gemaakt over het derde voorstel. Het Presidium wijst in nadere reactie op die opmerkingen op artikel 17 vijfde lid van de Comptabiliteitswet luidende: «In afwijking van het vierde lid wijzen de voorzitters van beide Kamers der Staten-Generaal ieder met betrekking tot het betrokken onderdeel van de begroting aan wie kunnen beschikken over de toegestane bedragen en trekken een zodanige aanwijzing in.».

Deze bepaling maakt duidelijk dat de Kamers (en niet een minister) belast is met het begrotingsbeheer. In het voorstel van het Presidium is de bepaling uit de Comptabiliteitswet verder uitgewerkt in die zin dat de Griffier namens de Voorzitter (het Presidium), dus via mandaat, het begrotingsbeheer uitoefent, zoals hij krachtens artikel 13 de meeste personele bevoegdheden (via attributie) uitoefent. Ter wille van de duidelijkheid naar buiten verdient het de voorkeur de verschillende bevoegdheden van de Griffier in het Reglement zelf te regelen, liever dan in een aantal aparte mandaatbesluiten.

Om deze reden ontraadt het Presidium het amendement op stuk 27 741  nr. 7. Dit amendement heeft voorts het bezwaar dat daarin alleen de mogelijkheid tot mandaatverlening aan de Griffier wordt geregeld (impliciet). In het voorstel van het Presidium is ook de mogelijkheid van ondermandaat van Griffier naar directeuren (impliciet) geregeld. Het amendement genereert dus onnodig een aantal extra besluiten.

De Voorzitter

De Griffier

Naar boven