27 734
Voorjaarsnota 2001

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2001

In de Voorjaarsnota 2000 heb ik u gemeld dat naar aanleiding van het beschikbaar komen van de accressen 2001 en 2002 overleg met de VNG en het IPO is gestart over de inzet van gemeenten en provincies rond de maatschappelijke prioriteiten onderwijs, zorg en veiligheid zoals die in de besluitvorming door het kabinet over de begroting 2002 een centrale rol hebben gespeeld.1 In deze brief breng ik u – mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – op de hoogte van de stand van zaken.

Op 11 april jl. is met vertegenwoordigers van de VNG en het IPO gesproken over de mogelijkheden om de prioriteiten van het kabinet ook terug te zien in de aanwending van de accressen van het gemeente- en provinciefonds. Bij het overleg is de inzet van het kabinet geweest met de gemeenten en provincies – tegen de achtergrond van de ruime accressen en in het besef dat gemeenten en provincies autonoom zijn in de beleidsmatige keuzen die zij maken – te komen tot afspraken rond maatschappelijke prioriteiten die zich niet beperken tot het nationale domein, maar duidelijk vallen onder de verantwoordelijkheid van provinciale en gemeentelijke overheden. Een ambtelijke werkgroep zou de mogelijkheden daarvoor onderzoeken. Op basis van het onderzoek van deze werkgroep is – gelijktijdig met de begrotingsvoorbereiding van het Rijk – tussen de VNG, het IPO en het Rijk de volgende afspraak gemaakt:

De VNG en het IPO onderschrijven de maatschappelijke prioriteiten zoals die door het kabinet zijn geformuleerd. Zowel gemeenten als provincies voeren al beleid op deze prioritaire terreinen (zie plannen ter versterking van de handhaving, extra inspanningen voor onderwijshuisvesting en de BANS-afspraken van vorig jaar met extra aandacht voor de jeugd en revitalisering platteland). Gemeenten en provincies benutten daarvoor de reeds beschikbare budgettaire ruimte. Gezien het ruime reële accres voor 2002 (bij MN2001 al ca. ½ mld en als gevolg van de besluitvorming door het kabinet daarbovenop ¼ mld) werken VNG en IPO na overleg met het kabinet plannen uit voor een verdere inzet van gemeenten en provincies rond de benoemde maatschappelijke prioriteiten. Daarbij wordt bezien of gemeenten en provincies verhoudingsgewijs zo mogelijk een zelfde inzet als het Rijk kunnen nastreven. De afspraken worden gemaakt met inachtneming van de autonomie van gemeenten en provincies. De resultaten zullen volgens de bestaande evaluatiemethoden worden gevolgd.

Deze afspraak is aan de Kamer gemeld in de Voorjaarsnota 2001.

Met de VNG en het IPO is afgesproken dat op basis van de beschikbare begrotingen van gemeenten en provincies nagegaan zou worden welke bedragen op dit moment al aan de benoemde prioriteiten besteed worden. Op basis van een eerste inventarisatie zijn recent reacties van de VNG en het IPO ontvangen.

Na het verschijnen van de meicirculaire zijn gemeenten en provincies in de gelegenheid geweest – op basis van de beschikbare informatie over de accressen en de gemaakte afspraken – verdere invulling te geven aan hun begroting. In de afspraken met de VNG en het IPO is uitgegaan van vrij uit het accres besteedbare middelen van circa ¾ mld gulden. Voor een bedrag van ½ mld betreft dit het accres voor 2002 zoals dat eerder in de septembercirculaire is gemeld. Het resterende bedrag van ¼ mld is aan deze accressen toegevoegd als gevolg van de uitkomsten van de besluitvorming in het kabinet dit voorjaar.

De vervolgafspraak is dat gedurende de zomermaanden door VNG en IPO een nadere inventarisatie gemaakt wordt, op basis waarvan in september bestuurlijk overleg zal plaatsvinden.

De VNG stelt in haar brief (bijlage 1)1 dat zij bereid is in beleidsmatige zin over prioriteiten te spreken maar dat zij het principieel onjuist acht – vanwege de eigen verantwoordelijkheid van gemeenten – om een meer dan globale invulling te geven aan de gemeentelijke prioriteiten voor 2001 en 2002.

De VNG wijst in haar brief op het voorstel om een deel van het accres (26 mln) in te zetten om de herverdeeleffecten zoals deze volgen uit het rapport «Lokaal verdeeld» te mitigeren. Zoals besproken in het Algemeen Overleg met de Kamer van 15 mei jl. heeft het kabinet dit voorstel inmiddels overgenomen. Daarnaast laat de brief van de VNG zien dat er op een aantal terreinen intensiveringen door gemeenten worden gedaan zoals het terrein van de brandweer (120 mln), het grotestedenbeleid (deze kabinetsperiode 1 mld) en de handhaving (150 mln). Ook stelt de VNG dat gemeenten geconfronteerd worden met hogere kosten bij de onderwijshuisvesting. Daarover is het kabinet ook in overleg met de VNG, als invulling van de motie Noorman- den Uyl waarin gevraagd wordt om een Plan van aanpak voor de onderwijshuisvesting.2 De VNG verwijst ook naar de kosten die samenhangen met de bevindingen van de cie. Van Rijn. Ik wijs er echter op dat de gemeentelijke arbeidsmarktproblematiek van een andere orde is dan de meer specifieke problematiek in de sectoren zorg en onderwijs waaraan het kabinet bij de recente besluitvorming nadere invulling heeft gegeven.

Het IPO geeft in zijn brief (bijlage 2) een overzicht van de belangrijkste intensiveringen in de twaalf provincies. Dit betreft een overzicht van de belangrijkste prioriteiten voor het jaar 2001, waarbij de verwachting wordt uitgesproken dat de lopende besluitvorming voor 2002 gericht zal zijn op dezelfde prioriteiten.

Het IPO schat een totaal aan beleidsintensiveringen in van ruim 70 mln, gericht op zorg (30 mln, met name voor jeugdzorg, 5 mln, en voor wachtlijsten ouderenzorg, implementatie Wet op de Jeugdzorg, stimulering van zorgprojecten, e.d.), veiligheid (8 mln, gericht op handhaving milieubeleid, rampenbestrijding, e.d.) en plattelandsvernieuwing (25 mln, vitaliteit platteland, revitalisering kleine kernen, e.d.). Daarnaast vinden er intensiveringen plaats op het terrein van waterbeheer (8 mln). Hoewel de provincies een zeer bescheiden taak kennen op het terrein van onderwijs vindt daar een intensivering plaats van 1 mln.

Het geheel van deze bedragen is omvangrijker dan het reële accres. Dat geeft aan dat er bij provincies sprake is van een autonome integrale afweging waarin ook inkomsten uit andere bronnen in de beleidsvorming worden betrokken. Het is uiteraard niet mogelijk daarin de rol van de accressen af te zonderen.

Gegeven de spanning tussen enerzijds de wens van concrete afspraken en anderzijds de autonomie van gemeenten en provincies ben ik verheugd te constateren dat de provincies op een aantal terreinen inspanningen laten zien die direct samenhangen met de gezamenlijk geconstateerde prioriteiten, waarbij deze prioriteiten voor de provincies met name liggen op het terrein van zorg en veiligheid.

Hoewel op een aantal prioritaire terreinen sprake is van duidelijke intensiveringen door gemeenten, wil ik graag met de VNG komen tot een verdere invulling van de afspraken om daarmee een nader inzicht in de intensiveringen van gemeenten te realiseren.

In september zal op basis van een tweede brief van de VNG en het IPO een verdere invulling van de afspraken worden gegeven. Dan zal ook een bestuurlijk overleg tussen het Rijk en de VNG en het IPO plaatsvinden. Het is mijn voornemen u voor de algemene financiële beschouwingen over de uitkomsten daarvan op de hoogte te stellen.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XNoot
1

Tweede Kamer, 2000–2001, 27 734, nr. 1.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatie punt Tweede Kamer.

XNoot
2

Tweede Kamer, 2001–2002, nr. 27 400 B, nr. 14.

Naar boven