nr. 282
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 mei 2001
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 8 mei 2001.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal
wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door
ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de
Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 7 juni 2001.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste
lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State
gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen
de op 25 april 1997 te Monaco totstandgekomen wijziging van het Verdrag betreffende
de Internationale Hydrografische Organisatie (Trb. 1998, 132).1
Een toelichtende nota bij deze verdragswijziging treft U eveneens hierbij
aan.
De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen
TOELICHTENDE NOTA
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet
op de Raad van State).
Van 14 tot 25 april 1997 werd in Monaco de vijftiende Internationale Hydrografische
Conferentie gehouden. Tijdens deze Conferentie werd een voorstel aangenomen
tot toevoeging van een vierde lid aan artikel XXI van het op 3 mei 1967 te
Monaco totstandgekomen Verdrag betreffende de Internationale Hydrografische
Organisatie (Trb. 1968, 72, laatstelijk Trb. 1998, 132).
De toevoeging houdt in dat iedere verdragswijziging die is aangenomen
en nog niet in werking is getreden, bij de opening van een volgende gewone
zitting van de Conferentie komt te vervallen, tenzij de Conferentie anders
beslist. Dit betekent dat wijzigingen niet meer behoeven te worden aangehouden,
indien blijkt dat zij niet zullen worden aanvaard door de vereiste tweederde
van de Verdragsluitende Partijen en daardoor niet van kracht zullen worden.
Koninkrijkspositie
Aangezien het verdrag alleen voor Nederland geldt, wordt de goedkeuring
alleen voor Nederland gevraagd.
De Minister van Defensie,
F. H. G. de Grave
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen