A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN
TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD
I. VOORSTEL VAN WET
ARTIKEL I
1. Aan het slot van het gestelde onder A zijn toegevoegd de woorden «als
bedoeld in artikel 41 van dat verdrag».
2. Onderdeel C is ingevoegd.
II. MEMORIE VAN TOELICHTING
1. In paragraaf 3 vervangen de beide laatste alinea's een alinea
die luidde:
Mede in dat licht is ervan afgezien te bepalen, dat de Hoge Raad de tenuitvoerlegging
van de straf of maatregel vooruitlopend op de beslissing op de herzieningsaanvraag
kan schorsen. Bij die keuze heeft ook een rol gespeeld dat een dergelijke
mogelijkheid bij andere herzieningsgronden evenmin bestaat. Invoering van
een dergelijke bevoegdheid over de gehele linie zou, zeker als ook de mogelijkheid
wordt gecreëerd daartoe verzoeken te doen die gemotiveerd dienen te worden
afgewezen, bovendien extra werk genereren. Van belang is ook, dat de behoefte
aan een dergelijke spoedvoorziening niet naar voren komt uit de ervaringen
die tot dusver met Straatsburgse uitspraken zijn opgedaan. De vaststelling
van een processuele fout, zoals het niet horen van een raadsman, noopt zelden
tot het schorsen van de vrijheidsbeneming. In het geval zulks anders zou liggen
is het dermate evident dat herziening met het oog op rechtsherstel noodzakelijk
is, dat de Hoge Raad binnen korte tijd tot dat oordeel zal kunnen komen. Tenslotte
kan er nog op worden gewezen dat in dergelijke evidente gevallen de vrijheidsbeneming
eventueel ook door een strafonderbreking kan worden opgeschort.
2. In paragraaf 4 ontbraken de zinnen:
Dat vloeit ook uit de in het wetsvoorstel gekozen formulering voort, waarin
het begrip «rechtsherstel» is gekoppeld aan dat van artikel 41
EVRM. Aan dit begrip rechtsherstel wordt bijvoorbeeld in het eerder genoemde
arrest Windisch tegen Oostenrijk gerefereerd, als van de nieuwe berechting
tezamen met de volledige aftrek van reeds ondergane vrijheidsstraf wordt gezegd
dat zij «have brought about a situation as close to restitutio in integrum
as was possible in the nature of things».
3. In paragraaf 4 is voor de laatste alinea een alinea vervallen,
die luidde:
De artikelen 41 en 46 EVRM enerzijds en de voorgestelde herzieningsgrond
anderzijds zijn derhalve begripsmatig aan elkaar gekoppeld: in beide vervult
het begrip «rechtsherstel» een belangrijke rol. De toepassing
van de voorgestelde herzieningsgrond is echter niet processueel aan het EVRM
gekoppeld. Denkbaar is bijvoorbeeld, dat het EHRM aangeeft de verdragsschending
door de vaststelling daarvan voldoende gecompenseerd te achten. Dat impliceert
niet, dat de Hoge Raad een eventueel herzieningsverzoek per definitie dient
af te wijzen. De Hoge Raad heeft daarbij een eigen beoordelingsbevoegdheid.
Anderzijds impliceert de enkele omstandigheid dat de Hoge Raad een herzieningsverzoek
toewijst, nog niet dat het EHRM op grond daarvan, in gevallen waarin zulks
aan hem ter beoordeling wordt voorgelegd, dient aan te nemen dat de gevolgen
van de verdragsschending toereikend hersteld zijn. Ook het EHRM heeft –
vanzelfsprekend – een eigen beoordelingsvrijheid.
4. In de artikelsgewijze toelichting is de toelichting op het gestelde
onder C toegevoegd.
Overigens zijn enkele redactionele wijzigingen van ondergeschikte aard
aangebracht.