27 726
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering met het oog op de herziening van vonnissen en arresten op grond van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 11 oktober 2001

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel I, onderdeel F, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Fa

Aan artikel 470 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Hangende de beslissing op de aanvrage tot herziening kan de Hoge Raad te allen tijde de tenuitvoerlegging van het gewijsde opschorten.

Toelichting

In de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven, dat er reden is voor alle herzieningsgronden de mogelijkheid van opschorting van de tenuitvoerlegging hangende de beslissing op de herzieningsaanvraag te creëren. Op deze wijze wordt bevorderd dat vrijheidsbeneming die niet langer gerechtvaardigd wordt geacht, zo spoedig mogelijk kan worden beëindigd. Het gaat hier om een ambtshalve bevoegdheid van de Hoge Raad. De veroordeelde kan bij zijn herzieningsaanvraag om toepassing van deze bevoegdheid verzoeken, maar een dergelijk verzoek genereert geen afzonderlijke responsieplicht. Een werklastvermeerdering voor de Hoge Raad vloeit uit deze wijziging dan ook niet voort. Opgemerkt zij, dat uit het gestelde in artikel 461, tweede lid, Sv voortvloeit dat de mogelijkheid de tenuitvoerlegging vooruitlopend op de beslissing op de aanvrage op te schorten ook bij de in artikel 457, eerste lid, onder 1e, Sv genoemde herzieningsgrond is opengesteld.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven