nr. 90
MOTIE VAN HET LID VAN WALSEM
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat:
– jaarlijks ongeveer 240 mld gulden aan publiek geld wordt uitgegeven
door instellingen buiten het Rijk die taken uitvoeren die bij of krachtens
wet geregeld zijn;
– dergelijke rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's) meestal
geen of soms gedeeltelijk verantwoording afleggen voor het financieel beheer,
en rechtmatigheid slechts voor 60% aantoonbaar is;
– het kabinet heeft aangekondigd algemene regels te zullen stellen
voor het kasbeheer van RWT's voor lenen en beleggen en voor de scheiding tussen
private en publieke middelenstromen;
van mening, dat:
– de inning en besteding door RWT's van publieke financiële
middelen dient te voldoen aan eisen ten aanzien van rechtmatigheid, doelmatigheid
en doeltreffendheid;
– in zijn algemeenheid transparantie nodig is met betrekking tot
de taakuitvoering en prioriteitsstelling door RWT's, voor zover het publieke
verantwoordelijkheden betreft;
– conform de aanbevelingen van de Rekenkamer, de in ontwikkeling
zijnde toezichtvisies van de departementen niet beperkt moeten blijven tot
zelfstandige bestuursorganen (ZBO's), maar zich moet uitstrekken tot alle
RWT's;
– de informatieverstrekking door de RWT's moet aansluiten op het
VBTB-proces, ook wat betreft het tijdstip waarop verantwoording wordt afgelegd;
verzoekt de regering:
– een algemene wettelijke informatieplicht voor RWT's in te stellen,
waarin wordt geregeld dat RWT's tijdig verantwoording afleggen over rechtmatigheid,
doelmatigheid, doeltreffendheid, financieel beheer en bedrijfsvoering;
– parallel hieraan een integrale toezichtvisie voor RWT's vast te
stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Walsem