Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27700 nr. 86 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27700 nr. 86 |
Vastgesteld 25 juni 2001
De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 19 juni 2001 overleg gevoerd met minister Jorritsma-Lebbink van Economische Zaken en staatssecretaris Ybema van Economische Zaken over de Financiële verantwoording over het jaar 2000 en aanverwante stukken.
Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Biesheuvel
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Tielens-Tripels
Dinsdag 19 juni 2001
16.30 uur
De voorzitter: Biesheuvel
Aanwezig zijn 5 leden der Kamer, te weten:
Biesheuvel, Van den Akker, Bolhuis, Van Walsem en Vendrik,
en mevrouw Jorritsma-Lebbink, minister van Economische Zaken, en de heer Ybema, staatssecretaris van Economische Zaken.
Aan de orde is de behandeling van:
de Financiële verantwoording over het jaar 2000 van het ministerie van Economische Zaken (27700, nr. 30) en van het FES (27700, nr. 31);
de slotwetten 2000 van het ministerie van Economische Zaken en van het FES (27717 en 27718);
rapport van de Algemene Rekenkamer bij de financiële verantwoording 2000 van het ministerie van Economische Zaken en het FES (27700, nr. 32);
lijst van vragen en antwoorden inzake het FES (27700, nr. 71);
lijst van vragen en antwoorden over het rapport bij de Financiële verantwoording van het ministerie van EZ en het FES (27700, nr. 72).
De voorzitter:
Ik open deze vergadering over de financiële verantwoording van de derde woensdag in mei, zoals ik het maar even wil noemen. Ik heet de minister, de staatssecretaris en hun ambtenaren van harte welkom. Ik ga ervan uit dat de woordvoerders een kwartier hebben, maar dat hoeven zij niet per se op te maken. Zij snappen de hint.
De heerVan den Akker(CDA)
Voorzitter. De Algemene Rekenkamer is niet mals in haar oordeel over het financieel beheer van het ministerie van Economische Zaken. Zij vraagt aandacht voor de tekortkomingen die over het begrotingsjaar 2000 zijn geconstateerd en zij acht het van belang dat de minister maatregelen neemt om deze op korte termijn weg te nemen.
Je zult maar zo'n oordeel krijgen van de Rekenkamer over het financieel beheer en in de categorie worden geplaatst van departementen die op dit gebied geen vooruitgang hebben geboekt. Als de externe accountant bij een bedrijf tot zo'n financieel oordeel komt, denk ik dat de raad van commissarissen tegen de voorzitter van de raad van bestuur zegt dat hij of zij een halfjaar de tijd krijgt om dat op orde te brengen, maar dan moet het ook echt op orde zijn.
De minister zegt dat toezicht en controle van het departement op EU-structuurfondsen niet tekortschieten, omdat het departement bewust heeft gekozen voor decentrale uitvoering van de programma's. Om de verantwoordelijkheid van EZ en uitvoerders duidelijk te scheiden heeft de minister op 11 april 2001 met een aantal collega's convenanten afgesloten met de betrokken provincies.
Naar de mening van de CDA-fractie blijft de minister te allen tijde verantwoordelijk voor het financieel beleid, en niemand anders. Niemand zal erover twisten hoe dat wordt georganiseerd, middels convenanten of op een andere manier, zolang het toezicht maar adequaat is. De minister kan zich niet verschuilen achter een convenant. Wij spreken de minister erop aan dat het toezicht op belastinggelden moet worden verbeterd. Hetzelfde geldt voor het toezicht op de uitvoering van beleid door organisaties buiten het ministerie.
Het is niet de eerste keer dat de Algemene Rekenkamer zich kritisch heeft uitgelaten. Ik kan mij herinneren dat wij een halfjaar geleden een debat hebben gehad over een behoorlijk kritisch rapport over de MAP-gelden. Ik vraag de minister alles in het werk te stellen om deze binnen de kortste keren op orde te krijgen.
Dan kom ik op de antwoorden van de bewindslieden op de vragen die gesteld zijn door de Kamer. Er is geen bevredigend antwoord gegeven op de vraag hoe EZ de doelstelling uit het regeerakkoord heeft ingevuld om de uitgaven voor externe advisering te verlagen. Het ministerie noemt zichzelf graag het denkdepartement, maar er worden dure consultants ingeschakeld, zodra er gedacht moet worden. Het verhaal dat de afweging over het inhuren van externe consultants of het zelf uitvoeren van taken door de overheid elke keer opnieuw wordt gemaakt via integraal management, snap ik niet goed, omdat de Zalmnorm ook keihard, zonder mitsen en maren wordt uitgevoerd. Is de conclusie gerechtvaardigd dat de minister het regeerakkoord niet heeft uitgevoerd wat betreft externe advisering?
Het antwoord op vraag 8 over de naleving van Europese aanbestedingsrichtlijnen bij EZ en bij andere departementen is ook niet bevredigend. EZ is in september 2000 gestart met het project professioneel inkopen en aanbesteden, PIA/EZ, onder meer om te bereiken dat EZ aantoonbaar voldoet aan de Europese aanbestedingsrichtlijnen.
De interdepartementale projectdirectie professioneel aankopen en aanbesteden kan hierbij een ondersteunende rol spelen voor alle departementen, aldus de minister in haar antwoord. Zij zal echter niet de verantwoordelijkheid voor aanbestedingen en voor naleving van de Europese aanbestedingsrichtlijn van de andere departementen overnemen. Volgens het antwoord kan de minister van EZ gezien de beschreven verantwoordelijkheidsverdeling geen garantie geven voor die naleving. Wie dan wel? Is elk departement afzonderlijk verantwoordelijk? Het kan toch niet zo zijn dat niemand meer verantwoordelijk is?
Vorig jaar augustus stond in een artikel in de Volkskrant de suggestie van de heer Van Wijnbergen, voormalig topambtenaar van EZ, dat minister Jorritsma meermalen heeft geprobeerd de Europese regelgeving te ontduiken.
MinisterJorritsma-Lebbink
U moet vooral de heer Van Wijnbergen aanhalen.
De heerVan den Akker(CDA)
Ik heb mij goed uitgedrukt. Hij was secretaris-generaal, dus niet de eerste de beste. De secretaris-generaal heeft in dat artikel gezegd dat hij telkens ging dwarsliggen, als dat dreigde te gebeuren. Kan de minister zeggen wie verantwoordelijk is voor het naleven van de Europese regelgeving en of wat de heer Van Wijnbergen zegt, niet op waarheid berust?
Vraag 14 betreft de personeelssterkte van NMa en Dte. De NMa had in 2000 34,5 fte's minder dan begroot. In hoeverre heeft dat het functioneren van NMa en Dte negatief beïnvloed? Door het antwoord van de minister op deze vraag word ik gesterkt in de opvatting dat de Dte bij lange na niet op volle oorlogssterkte is.
Bij vraag 16 heeft de minister geantwoord dat in het voorjaar van 2001 is begonnen met een nulmeting van de administratievelastendruk die het vertrekpunt zal zijn voor de verdere ontwikkeling. In 2000 zijn er geen maatregelen van kracht geworden op EZ-beleidsterreinen die een reductie van de administratievelastendruk teweeg hebben gebracht.
Sinds de eerste dag van Paars I is veel ophef gemaakt over het terugdringen van de administratievelastendruk voor het bedrijfsleven. Dat proces is jaren geleden in gang gezet, maar helaas zonder resultaat. Wij weten allemaal dat de administratievelastendruk eerder is gestegen dan gedaald en wij begrijpen nu ook waarom. EZ heeft al die jaren niets gedaan en begint pas in 2001 met een nulmeting. Wij vinden het buitengewoon belangrijk dat EZ veel eerder was begonnen dan een nulmeting in 2001, zeven jaar na het begin van Paars.
Vraag 23 gaat over het achterwege blijven van goede voortgang bij financieel beheer. De minister geeft als antwoord op de vraag waarom EZ als enige ministerie geen vooruitgang heeft geboekt met financieel beheer dat de Rekenkamer bij 100% van de aangegane verplichtingen, uitgaven en ontvangsten geen belangrijke fouten of onzekerheden heeft aangetroffen.
De Rekenkamer heeft een groot aantal tekortkomingen genoteerd, die te vinden zijn op de pagina's 40 en 41 van de notitie. Mijn fractie zou graag zien dat de minister haar energie gebruikt om die tekortkomingen binnen de kortste keren weg te werken in plaats van ze te bagatelliseren. Wij zijn verheugd dat er nu een plan van aanpak is. De minister zegt dat hiermee de basis wordt gelegd voor het wegwerken van die tekortkomingen in 2001. Waarom is daar in de afgelopen jaren niets aan gedaan?
Vraag 39 betreft het normbedrag voor door IPR te creëren arbeidsplaatsen. Welke criteria hanteert de staatssecretaris, als hij tot de slotsom komt dat een gemiddelde IPR-premie van ƒ 96.000 per arbeidsplaats alleszins redelijk is? Belangrijker is de vraag hoeveel arbeidsplaatsen er met de IPR zouden worden gecreëerd. Als dat aantal gehaald zou zijn, hoeveel zou de premie per arbeidsplaats dan bedragen?
Het aandelenkapitaal van TenneT is een van mijn favoriete onderwerpen, vraag 67. In antwoord op de vraag van de CDA-fractie waarom de deelname in het aandelenkapitaal van TenneT niet als verplichting is opgenomen, zegt de minister dat het opnemen van een verplichting in de begroting pas aan de orde is nadat alle onderhandelingen zijn afgerond.
Ik vind dat vreemd, omdat ik een kopie heb van de begrotingswijziging voor 2000 die samenhangt met de Najaarsnota, waarin een verplichting van 2,55 mld gulden voor het aandelenkapitaal is opgenomen. Waarom staat dit wel in de begrotingswijziging en niet in de financiële verantwoording? Je moet wel consequent zijn en allebei weglaten of erin zetten. Mijns inziens had deze erin gemoeten, omdat er duidelijk in de wet een verplichting is aangegaan om aandelenkapitaal van TenneT te kopen.
Wanneer komt dit aandelenkapitaal in handen van de overheid? Bij het algemeen overleg over het aansluitingsbeleid heeft de minister gezegd dat het voor het reces werd afgerond en dat de elektriciteitsproductiebedrijven geen problemen hebben opgeworpen. Het Financieele Dagblad vermeldde op 7 juni dat wij niet tot aankoop van de aandelen kunnen overgaan, zolang het beslag van EDF op het net niet is opgeheven. Als dat bericht op waarheid berust, is er wel degelijk nog een klip te omzeilen.
In antwoord op vraag 77 stelt de minister dat er een reductie van de administratievelastendruk tot stand is gebracht door de Wet voorraadvorming aardolieproducten. Wij hebben deze besparing gerealiseerd door de veiligheidsvoorraden voor de voorzieningszekerheid te verlagen, maar dat noem ik geen verlaging van de administratievelastendruk.
Ik heb destijds in het wetgevingsoverleg naar voren gebracht dat je wel minder premie kunt betalen, als je de verzekerde som van je huis omlaag brengt. Dat noem ik geen besparing van administratieve lastendruk, omdat daar tegenover staat dat je een groter risico loopt. Als je het rijbewijs afschaft, worden de administratieve lasten ook verminderd, maar de vraag is of het middel niet erger is dan de kwaal. Hetzelfde geldt voor de verminderde lastendruk bij de vestigingswetgeving. De tegenhanger daarvan is dat er minder aan opleidingen wordt gedaan, omdat er een heel belangrijke voorwaarde uit de Vestigingswet is gehaald. Die rekening krijg je misschien later gepresenteerd. Ik vind dit oneigenlijke voorbeelden. Vermindering van administratieve lastendruk heeft betrekking op onnodige wet- en regelgeving, maar niet als deze van cruciaal belang zijn, zoals bij het rijbewijs of de veiligheidsvoorraden voor olieproducten.
Bij het rapport over de financiële verantwoording van het Fonds economische structuurversterking gaat vraag 4 over toezicht op uitvoering van beleid door organisaties buiten het ministerie. De minister zegt in reactie op de kritiek van de Algemene Rekenkamer op het ontbreken van adequaat toezicht dat zij de conclusies op slechts drie beleidsgebieden heeft gebaseerd en dat de argumentatie voor die conclusies per beleidsgebied verschilt, zodat generalisatie niet aan de orde is.
De minister schrijft in de beantwoording van de vraag of er niet op alle beleidsgebieden adequaat toezicht moet plaatsvinden, dat naar haar mening de conclusie niet gerechtvaardigd is dat toezicht op de uitvoering buiten het ministerie in algemene zin van onvoldoende niveau is. De Algemene Rekenkamer heeft drie beleidsterreinen gecontroleerd die alle drie niet in orde waren en concludeert dan dat de controle niet in orde is. Natuurlijk is deze conclusie juist. Ik vraag de minister om toe te zeggen dat dit zo snel mogelijk op orde komt, zodat wij dit volgend jaar niet weer hoeven te bespreken.
Vraag 13 betreft de EFRO-gelden. Waarom worden constructies die op z'n zachtst gezegd niet door de beugel kunnen, niet opgemerkt door het controlesysteem? Er zijn betalingen gedaan die een dag later door de aannemer werden teruggestort. Als dergelijke constructies kunnen plaatsvinden zonder dat de minister dat kan controleren, moet zij haar controleactiviteiten uitbreiden, want dit kan gewoon niet door de beugel.
Dit debat gaat over de financiële verantwoording door de minister. Dat kan zij niet afschuiven door te zeggen dat zij dat niet gezien heeft of dat iemand anders er toevallig achter is gekomen. Het is een van de twee: of de minister is verantwoordelijk en dan hebben wij een probleem, of de minister is niet verantwoordelijk en dan hoeven wij het er niet over te hebben. Als zulk soort tekortkomingen worden geconstateerd, vind ik het niet meer dan juist wanneer de minister haar controleactiviteiten uitbreidt, zodat zij de volgende keer worden ondervangen.
De heerBolhuis(PvdA)
Voorzitter. De financiële verantwoording van het ministerie is een dik boek, met veel details. Bij het lezen ervan kreeg ik steeds meer een gevoel van verontrusting en dat nam nog toe, toen ik het rapport van de Algemene Rekenkamer erbij nam. In dat rapport is in tamelijk technische taal sprake van de nodige tekortkomingen.
Daarnaast valt op dat het ministerie van Economische Zaken slecht afsteekt bij de andere ministeries. Ik las in een landelijk ochtendblad dat het ministerie de gele kaart had gekregen. Ik had het net de vorige dag gelezen, dus ik dacht dat ik de kleur misschien niet goed had gezien. Als alle ministeries op een rij worden gezet, denk ik dat de Algemene Rekenkamer concludeert dat Economische Zaken een rode kaart krijgt. Bij de andere ministeries zie ik geel, groen en dergelijke. Kortom, Economische Zaken springt eruit. Dat is een vervelende zaak. Hoe denkt de minister dat aan te pakken?
Hierbij heb ik het niet over publiciteit en voorlichting. Ik heb in de financiële verantwoording gezien dat het voorlichtingsbudget aanmerkelijk overschreden is, maar ik denk dat het niet alleen om de schijn gaat, maar om daden.
Een van de opvallende punten bij de financiële verantwoording is dat het toezicht op de rechtmatige besteding van EFRO-gelden door de provincies ernstig tekortschiet. Het tweede punt zijn de administratieve lasten. De Kamer heeft hierover een beleidsprioriteit geformuleerd, maar de resultaten en de gegevens schieten tekort. Het derde punt is grote onderuitputting bij TIPP/StiREA over 2000. Dat is doorgeschoven naar 2001. De resultaten op dat beleidsterrein, de herstructurering van bedrijventerreinen over het jaar 2000, hebben ons enigszins teleurgesteld. Wij zijn eveneens teleurgesteld door de resultaten bij duurzame energie en energiebesparing, waar ook sprake is van onderuitputting van de middelen op de begroting. Het laatste punt is toezicht op de besteding van de gelden uit het milieuactieplan.
In het algemeen constateren wij dat er in de financiële verantwoording weinig verband is tussen de behaalde resultaten, meer of minder geld en het gevoerde beleid. Bij een vergelijking met stukken van andere departementen zie je dat zij er wat meer aan hebben gedaan dan Economische Zaken. Wij zouden het op prijs stellen als er dit jaar meer was gebeurd aan het verband tussen middelen en doelstellingen. Wij gaan pas volgend jaar over op VBTB, maar het was passend geweest om daar nu al op vooruit te lopen.
Economische Zaken is erin geslaagd om de begroting voor 2000 met 12% te overschrijden: 4,16 mld gulden in plaats van 3,71 mld gulden aan uitgaven. Ik heb in het verleden in het bedrijfsleven gewerkt. Als ik met dat soort overschrijdingen kwam, was mijn baas nogal kritisch, en zeker de raad van commissarissen. Als ik kon zeggen dat ik op essentiële zaken meer had gedaan, was er wel wat clementie. De minister heeft in het afgelopen jaar laten weten dat er op een aantal punten, zoals de Koninklijke Schelde, meer geld nodig was, maar er zijn ook essentiële overheidsterreinen waar het geld niet uitgegeven is of heen en weer is geschoven. Dat rekenen wij de minister en de staatssecretaris aan.
Vorig jaar is bij de financiële verantwoording toegezegd dat het toezicht op beheer en controle van de Europese gelden zou worden verbeterd. Dat staat in het verslag van het AO, maar de Rekenkamer constateert dat dit niet is gebeurd en spreekt van een ernstige tekortkoming. Er ligt een verschil in visie tussen minister en staatssecretaris en de Rekenkamer aan ten grondslag. De eerste verantwoordelijkheid ligt bij de provincie en er ligt een beperkte verantwoordelijkheid bij de rijksoverheid, zo wordt gesteld.
De Rekenkamer heeft zich in het verleden kritisch uitgelaten over toezicht, controle en doelmatigheid hiervan en heeft over de ministeriële verantwoordelijkheid gezegd dat zij de stelling van de minister onderschreef dat de provincies de eerstverantwoordelijken waren, maar dat dit niet wegnam dat de minister beleidsverantwoordelijk is in de raad en dat de Commissie de lidstaat, dus het ministerie, erop kan aanspreken als de middelen niet rechtmatig worden besteed. Ik hoor graag of de minister en de staatssecretaris het ermee eens zijn dat daar de verantwoordelijkheid ligt.
De heerVan den Akker(CDA)
Wie is in uw visie dan verantwoordelijk? Uiteindelijk moet er iemand zijn die je figuurlijk gesproken tegen de schenen kunt schoppen. Dat kun je toch niet afschuiven?
De heerBolhuis(PvdA)
De eindverantwoordelijkheid ligt bij de Europese Commissie. Het is een programma waarbij de provincies de eerstverantwoordelijke zijn. De lidstaat Nederland is een soort tussenschakel die een bepaalde verantwoordelijkheid draagt die ingevuld moet worden door deze bewindslieden. Die is niet zo groot als de heer Van den Akker schetst, maar zij is er natuurlijk wel.
Het beheer van de Europese programma's is ingewikkeld, begrijp ik uit de stukken. In antwoord op Kamervragen wordt gesteld dat de Europese programma's wel worden gecontroleerd door het ministerie, maar de Europese projecten niet. Ik vraag mij af of die projecten niet onlosmakelijk verbonden zijn met de programma's.
In antwoord op Kamervragen wordt ook verwezen naar het oordeel van de Europese Commissie. Er wordt gesteld dat de Commissie geen signalen heeft gegeven dat zij het niet eens is met de gang van zaken en geen projecten of programma's heeft afgekeurd. Dat vind ik een enigszins negatieve benadering: er is niet gefloten door de Commissie, dus is het in orde. Ik vraag mij af of dat klopt en of de gang van zaken hiermee niet te veel wordt gebagatelliseerd. Hoe kun je stellen dat er geen problemen zijn, als er nauwelijks diepgaand onderzoek is gedaan? Ik blijf daar een tegenstelling in zien.
De Algemene Rekenkamer trof als tekortkoming aan dat het programma eind december klaar moest zijn, maar dat men over die datum heenging. Je kunt zeggen dat dit administratieve fouten zijn. Bij de discussie over het Europees Sociaal Fonds wordt in de media gesproken over fraude, terwijl een belangrijk deel daarvan in dezelfde sfeer ligt als datgene wat wij vandaag bespreken. Is er sprake geweest van fraude of oneigenlijk gebruik? Die gegevens komen wij niet tegen in de stukken.
De Algemene Rekenkamer stelt in haar rapport dat er onvoldoende maatregelen zijn getroffen. Zij adviseert een provincie aan te spreken op eventuele gebreken in financieel beheer en geeft nogmaals in overweging de controlewerkzaamheden te intensiveren. Zijn de minister en de staatssecretaris bereid om dat alsnog te doen voor 2000, want wij praten donderdag nog over 2001?
Voor de onderuitputting bij de programma's voor duurzame energie en energiebesparing wordt als reden genoemd dat de NOVEM minder hoefde uit te keren. Het is meestal zo dat je minder hoeft uit te keren, als je een lager bedrag hebt, dus dat vond ik niet zo'n sterke verklaring. De vraag is waarom er minder uitgekeerd hoefde te worden. Heeft NOVEM wel genoeg haar best gedaan om dat programma onder de aandacht te brengen? Ik wil toch vragen om voor het lopend jaar te proberen de begrote bedragen echt tot uitvoering te brengen.
Ik vond het jammer dat de administratieve lasten zijn weggestopt in een bijlage. Ik had verwacht dat deze minister deze zo belangrijk zou vinden dat zij aan het begin in de hoofdtekst hadden gestaan. Zij vormen een belangrijk punt in het regeerakkoord en ik hoop dat dit niet impliceert dat de minister er weinig belang aan hecht. Hoe ziet zij de doelstelling van reductie met 25%? Zij meldt dat het kabinet aangesproken dient te worden, indien de taakstelling van 15% niet wordt gehaald. De minister schrijft dat zij kan worden aangesproken als er te weinig in de breedte gebeurt, als de aanpak te versnipperd is en als er onvoldoende druk op de ministeries wordt uitgeoefend. De informatie of dat gebeurt, ontbreekt.
In het jaarverslag van Actal wordt er het nodige over gezegd en veel kritiek gegeven op het coördinerend ministerie, Economische Zaken. Ik concludeer dat er te weinig transparante informatie is, te weinig in de breedte gebeurt en dat de aanpak te versnipperd is. Zonder aanvullend beleid zal het kabinet de doelstelling niet binnen de termijn halen, stelt Actal. Hierover komt een apart AO. Ik vraag de minister om daar duidelijk te maken hoe zij dat wil doen.
Vorig jaar is in het overleg over de financiële verantwoording ook gesproken over de herstructurering bedrijventerreinen, kwaliteit en hectares, dus ik zal die discussie niet herhalen. Doordat er lang is gesproken met de provincies, is besteding van die middelen in 2000 achterwege gebleven. Dat betreuren wij. Wij vragen de staatssecretaris om dit jaar tot een versnelling te komen en in de financiële verantwoording duidelijk te maken of in 2001 wordt ingehaald wat er in 2000 tekort is gekomen wat betreft kwaliteit en kwantiteit.
Over de rechtmatige besteding van de gelden voor het milieuactieplan is een aparte brief gekomen. De Rekenkamer heeft hierover de nodige opmerkingen gemaakt in haar rapportage, die een reden vormden voor mijn eerdergenoemde verontrusting. Er is 1,9 mld gulden in het milieuactieplan gestopt. Daarover wordt vermeld dat 600 mln gulden zijn opgegaan aan personeelskosten. Er wordt gesteld dat deze buiten het onderzoek zijn gebleven, aangezien zij zo sterk worden beïnvloed door de kostentoerekeningssystematiek per energiebedrijf dat zij niet nader in kaart waren te brengen.
Dan resteert 1,3 mld gulden. Over ruim een kwart daarvan wordt bij gebrek aan voldoende achterliggende informatie gesteld dat de rechtmatigheid niet is vast te stellen. Ik denk dat dit niet kan. Ik vraag de minister om er nog achteraan te gaan en te achterhalen waar die gelden zijn gebleven. De minister zegt in antwoord op Kamervragen toe dat zij deze zaak ter harte zal nemen. Ik vraag een duidelijke toezegging dat wordt uitgezocht waar dat geld is gebleven.
In de brief wordt gesuggereerd dat 5% van het geld als fout mag worden aangenomen. Ik hoop niet dat wij ermee akkoord gaan dat er met 5% wordt gesjoemeld. Ik neem aan dat deze interpretatie niet klopt. Graag een toelichting.
Aan het exportinstrumentarium wordt aanmerkelijk meer geld uitgegeven. Dat vindt de PvdA-fractie jammer. Er is sprake van een vrij sterk groeiende export in Nederland. Er is geen handelstekort. Waarom extra overheidsmiddelen spenderen om de export verder te vergroten? Ik heb niet het idee dat dit een maatschappelijk doel is zoals wij dat voor ogen hadden bij vaststelling van de begroting.
Over het FES heeft de Rekenkamer gezegd dat er doelstellingen moeten worden geformuleerd bij de projecten waar gelden naartoe gaan. Ik begrijp dat niet helemaal. Als er geld naar een project gaat, heeft dat toch een doel? De opmerking van de minister dat dit niet aan de orde is omdat het om een verdeelfonds gaat, lijkt mij dan ook niet correct. Ook bij verdeling van geld moet immers bekend zijn aan welk doel het geld wordt besteed.
De minister krijgt van ons geen rode kaart als het gaat om een adequate financiële controle. Dat zou het wegzenden van de minister impliceren of het indienen van een motie dat zij geen vertrouwen meer geniet. Er is echter wel een probleem. De minister en de staatssecretaris hebben vorig jaar een toezegging gedaan die zij niet waar hebben gemaakt met betrekking tot de verbetering van het toezicht op de controle en het beheer van de EFRO-gelden. Op de begroting worden er tevens massaal gelden heen en weer geboekt. Kort door de bocht gezegd, gaat het om gelden van energie naar exportbevordering. Daar heeft onze fractie grote moeite mee. Ik zou graag de toezegging van de minister krijgen dat de liggende begroting wordt uitgevoerd. Als er problemen zijn met de uitvoering, moet de minister of de staatssecretaris dat niet alleen signaleren, maar ook proberen om de problemen omtrent stagnatie bij de beleidsuitvoering op te lossen en die bij de Kamer te melden.
De Algemene Rekenkamer geeft de nodige handreikingen voor verbetering van het financieel beheer. De minister heeft op een aantal punten positief gereageerd. Ik begrijp de reactie op het punt van de Mijnwet-ontvangsten niet helemaal. Ik neem aan dat de opmerkingen van de Rekenkamer ter harte worden genomen. Dit kan ertoe leiden dat het ministerie volgend jaar niet achteraan bungelt in de vergelijking met de andere departementen.
De heerBlok(VVD)
Voorzitter. Het is terecht dat de Kamer bij deze gelegenheid kritisch afweegt wat is bereikt van de afspraken van een jaar geleden. Het is goed dat het jaarverslag wordt besproken. Daarbij kan geconstateerd worden dat op sommige terreinen niet is bereikt wat wij wilden bereiken. Dat vraagt om bijsturing van het beleid.
Ik deel de teleurstelling die de andere woordvoerders hebben uitgesproken over het feit dat het ministerie van Economische Zaken wat magertjes afsteekt bij de andere ministeries. Die hebben het verschrikkelijk goed gedaan. Zij hebben het echter ook gewoon beter gedaan. Het is al met al jammer dat men niet verder is gekomen bij het financieel beleid.
Uit de beantwoording van de vragen over de EFRO-gelden valt op te maken dat het ministerie van Economische Zaken dezelfde controlemethode, en dezelfde verantwoordelijkheidsverdeling, heeft gekozen als het ministerie van Landbouw. Ik ben dan ook verbaasd dat er kritiek is op het ministerie van Economische Zaken en niet op het ministerie van Landbouw. Dat kan natuurlijk opgelost worden met een fusie! Tot die tijd begrijp ik het verschil echter niet.
De heerBolhuis(PvdA)
De Algemene Rekenkamer stelt dat het ministerie van Landbouw de controle heeft geïntensiveerd naar aanleiding van de bevindingen. Het ministerie van Economische Zaken heeft dat niet gedaan.
De heerBlok(VVD)
Het ministerie van Economische Zaken antwoordt echter dat de controle geïntensiveerd zal worden, zoals bij het ministerie van Landbouw.
Wat betreft de verantwoordelijkheidverdeling ligt er een feitelijke vraag. Als de Europese Commissie constateert dat iets niet helemaal volgens haar regels is gebeurd, wie betaalt dan terug, de provincie of het Rijk?
Bij het regeerakkoord is afgesproken dat alle ministeries het personeelsbestand met 5% zouden inkrimpen. Uit de stukken dacht ik af te kunnen leiden dat dit ook bij Economische Zaken is gebeurd. Het personeelsbestand is immers met 476 mensen afgenomen. Een deel daarvan komt echter voort uit het overplaatsen van de ECD naar de FIOD. De rest bestaat uit vacatures. Het is mij dus nog steeds niet duidelijk of het ministerie aan de doelstelling van 5% aan personeelsreductie heeft voldaan.
Het is mij ook niet duidelijk of de beoogde besparingen bij het CBS worden gehaald. De uitgaven liggen 30 mln gulden hoger dan begroot. Is er inmiddels zodanig bijgestuurd dat men op schema ligt?
Het kernpunt wat mij betreft is het volgende. Met de VBTV-operatie werkt de Kamer toe naar een duidelijke relatie tussen ingezet beleid, ingezet geld en afgesproken resultaten. Tot mijn spijt moet ik constateren dat een en ander in dit jaarverslag nog niet helder in beeld is. Afgesproken is dat de zaken volgend jaar nog duidelijker moeten zijn. Dat neemt niet weg dat de Kamer kritisch naar het jaarverslag heeft gekeken. Het is ook zonder meer in het belang van het ministerie, voor de eigen sturing, om de bedoelde relatie duidelijk te kunnen leggen.
Wat betreft de beleidsprioriteiten die de Kamer heeft aangegeven: administratieve lasten, exportinstrumentarium en ICT, is dit verband niet heel duidelijk te leggen. Een kritische blik op andere beleidsterreinen, zoals energie, typisch een terrein waarop kwantitatieve doelstellingen zijn te hanteren zoals CO2-reductie en het percentage duurzame energie, levert op dat de relatie ook daar ontbreekt. Dat is een gemiste kans omdat die informatie vaak wel aanwezig is. Die had dus ook in het jaarverslag moeten staan. Dat betekent dat er voor volgend jaar een belangrijke slag te maken is.
De heerVan Walsem(D66)
Voorzitter. Het algemene beeld van de verantwoording van het ministerie van Economische Zaken, inclusief het rapport van de Algemene Rekenkamer, is niet erg goed. Er is dan ook alle reden om hierop de vinger te leggen en ervoor zorg te dragen dat volgend jaar, het eerste echte jaar van de VBTB-begroting, de zaken op orde zijn.
In 1999 zijn er zeven tekortkomingen geconstateerd. In het jaar 2000 zijn het er ook zeven, waarvan een dezelfde als in het jaar 2000. Er is bovendien sprake van één ernstige tekortkoming. Het ene gat wordt als het ware met het andere gat gevuld. Dat schiet niet erg op. Er is aandacht besteed aan de kritische noten van de Kamer en de Algemene Rekenkamer van vorig jaar. De inzet daarop is wel te zien. Blijkbaar is er te weinig menskracht om dit probleem goed te tackelen. Te weinig menskracht inzetten is echter niets anders dan een verkeerde prioriteitstelling. Ik vraag daarom van de bewindslieden om de prioriteit van een adequate financiële verantwoording te vergroten. Het beheer moet volgend jaar goed op orde zijn.
Het verband tussen de vele verschuivingen die hebben plaatsgevonden binnen de artikelen is moeilijk te leggen. Bij de volgende VBTB-begroting kan er nog meer geschoven worden omdat er nog minder artikelen zijn. Het wordt steeds moeilijker om dit alles te volgen. Ik zou het aardig vinden als de bewindslieden het bedoelde verband goed zouden aangeven. Gaat het om vertragingen, intensive ringen, versnellingen of ramingbijstellingen?
Ook bij het CBS zijn, net als in 1999, tekortkomingen vastgesteld. Bij die organisatie is er echter een reorganisatie uitgevoerd. Ik wil hierbij enige coulance betrachten. Er moest veel gebeuren in dat jaar. Het flankerend beleid heeft geleid tot snellere uitgaven. Ik begreep van de minister echter dat het financiële schema van het CBS zal worden gehaald. Ik neem aan dat het CBS volgend jaar op orde is.
Bij een aantal stafafdelingen ontbreekt een heldere doelstelling. Ik zal daar geen grappen over maken. Er is echter sprake van een intern werkplan. Ik neem aan dat het werkplan voorziet in een duidelijke doelstelling voor alle stafafdelingen.
De Kamer moet bij de behandeling van de begroting over het jaar 2002 duidelijk zijn. De wensen moeten in duidelijke doelstellingen worden aangegeven. Ook wij moeten ons werk dus goed doen. Medio oktober zullen wij dan ook zeer stringent letten op duidelijk geformuleerde doelstellingen in de EZ-begroting. Wij willen immers een volwaardige verantwoording in het jaar 2003.
Over de EFRO-gelden is reeds het nodige gezegd. Het constateren van onrechtmatigheden is altijd vervelend. Bij Europese subsidies is het nog erger. Wij wijzen binnen Europa altijd naar het Zuiden, waar de situatie wat dit betreft slecht is. Wij kunnen er blijkbaar ook wat van. Ik vind het heel erg triest. De situatie bij de EFRO-gelden geldt als een ernstige tekortkoming. Ik reken dit als een zwaar probleem en ga ervan uit dat het volgend jaar absoluut over is. Ik ben overigens blij dat de Kamer een wijziging in de Comptabiliteitswet heeft goedgekeurd, zodat de verantwoording van de minister van Europese gelden kan worden gevolgd.
Een concrete vraag betreft de beoordeling van MKW. Inzicht in de totale omvang ontbreekt. Er bestaat een verschil van 10% met de opgave van EZ. Dat lijkt mij vervelend. Wat betreft de windenergie zou de prijs/prestatie in het jaar 2000 met 30% worden verbeterd. Deze inspanningsverplichting is in 1999 toegezegd. Hoe staat het daarmee? De administratieve lastendruk zou met 25% moeten worden verminderd volgens de doelstelling. Wij komen nog te spreken over de MAP-gelden.
Het MNO-beleid loopt goed. Ik vind het ook aardig dat de wachtgelden teruggedrongen worden. Dat is een positief teken. In 1998 heeft D66 als vereniging door innovatief inkopen en Europese aanbesteding een aardige bezuiniging geboekt. Hoeveel besparing beoogt of bereikt de minister hiermee? Over Dte komen wij nog te spreken. Deze dienst moet worden versterkt. Als er te weinig vaste krachten zijn, moet men met inhuurkrachten werken. Op dat punt is de begroting overschreden. Hierbij zal sprake zijn van enige compensatie. Wij moeten echter toe naar continuïteit en vaste krachten. Gezien de arbeidsmarkt zal dat wel wat tijd kosten.
Heeft de minister al zicht op de afronding van Twinning? Daarover is een half jaar gelden gesproken. Bij Sentens is sprake van een nulmeting in augustus 2000 om inzicht te krijgen in de resultaten over 1998 en 1999. Die relatie kan ik niet leggen. Nulmetingen worden toch verricht om in de toekomst vast te kunnen leggen of men vooruit of achteruit is gegaan? Misschien kan de minister mij dat uitleggen.
De heerVendrik(GroenLinks)
Voorzitter. Het ministerie van Economische Zaken is een wonderlijk departement. Gisteren zijn er grote woorden gewijd aan het nieuwe ondernemen, het nieuwe consumeren en het nieuwe werken. Het nieuwe leven, kortom. Vandaag zijn er echter geen nieuwe bewindslieden te zien!
Vandaag spreken wij ook over een nieuwe begroting en een nieuwe stijl van verantwoording. Ik herhaal de collega's met het doen van de vaststelling dat er op dat terrein nog tamelijk veel moet gebeuren.
Opvallend is, voor een ministerie dat dol is op "benchmarking", dat in het kader van het financieel beheer een gele dan wel een rode kaart is uitgedeeld. Dat moeten de bewindslieden niet op zich laten zitten. Volgend jaar moet het anders. Er moet dan een groene kaart worden uitgedeeld.
Ik kan mij voorstellen dat het ministerie van Economische Zaken vanaf volgend jaar een poging doet om inzicht te geven in wat er met moties van de Kamer is gebeurd. Met name de minister van Economische Zaken weet dat er uit de Kamer wel eens andere signalen komen over de omgang met een duurzame-energievoorziening in een geliberaliseerde energiemarkt. Het is een tamelijk vervelend gegeven dat met betrekking tot vier moties die in het afgelopen jaar zijn ingediend niet bekend is of zij zijn uitgevoerd. Soms zijn zij niet uitgevoerd. Het is wenselijk bij gelegenheid van een verantwoording van het departement van Economische Zaken te horen wat er met bepaalde moties is gebeurd. Binnenkort is er een overleg met de minister over WKK. In dat kader ligt er een verzoek bij haar om uitsluitsel te geven over het onderzoek dat mevrouw Vos heeft gevraagd naar de invloed van de Dte-tarieven op de ontwikkeling van WKK. Deze motie stamt uit maart 2000, krap veertien maanden geleden. Het zou de moeite waarde zijn om een keer te horen wat er met die motie is gebeurd en, belangrijker nog, waar het gevraagde onderzoek blijft.
MinisterJorritsma-Lebbink
Ik heb met mevrouw Vos meerdere malen tijdens AO's gewisseld wat er met de motie is gebeurd en wat Dte aan het doen is. Er is geen brief over verschenen. Er zijn wel AO's geweest waarbij dit onderwerp uitgebreid besproken is. Het is vervelend als een en ander niet is terug te vinden. Normaal doen wij dat bij de begroting. Over dit onderwerp is echter sindsdien vele malen gesproken. Mevrouw Vos weet heel goed wat er met de motie gebeurt.
De heerVendrik(GroenLinks)
Ik heb nadrukkelijk het signaal gekregen dat mevrouw Vos vindt dat deze motie op dit punt niet is uitgevoerd. Het is overigens niet de enige motie waarbij het wachten is op nader bericht. Ook de moties omtrent het klimaatbeleid die vorig jaar zijn ingediend, vragen om nadere uitvoering. Het kabinet kan van mening zijn dat bepaalde moties niet uitgevoerd moeten worden. Dat moet niet te vaak gebeuren. Het gaat echter om de eigenstandige verantwoordelijkheid van het kabinet. De verantwoording over een begrotingsjaar lijkt mij de gelegenheid bij uitstek om duidelijk te maken waarom bepaalde moties niet worden uitgevoerd.
Opvallend bij het nieuwe ministerie van Economische Zaken is dat de centrale missie het versterken van de arbeidsproductiviteit en het innovatievermogen in Nederland is. Als dit de nieuwe "core-business" van Economische Zaken is, komt de vraag aan de orde hoe men denkt zich in de komende jaren te verantwoorden wat deze centrale missie betreft. Hoe zien wij dat terug in de begroting? Wat gaan wij daar de komende jaren van meemaken? Dit moet de allerhoogste prioriteit hebben. Het gaat immers om verantwoording van de prestaties naar parlement en samenleving. Ik hoor graag van de minister of dit gaat gebeuren en hoe wij een en ander voor ons moeten zien.
Op het gebied van de vele technologiesubsidies in alle soorten en maten heeft de Kamer nog steeds een bescheiden inzicht in de werking daarvan. Dit "zeurpunt" is vorig jaar ook al naar voren gebracht. Ook de verantwoording op dit punt kan een slag beter. Vorig jaar was de minister het daarmee eens. Het gaat om een leerproces. Het hoeft nu dus niet 100% in orde te zijn. Als subsidies iets in de melk te brokkelen hebben op het gebied van innovatie, willen wij dat echter graag vernemen. Het gaat immers om de centrale missie van dit departement.
Meer in het bijzonder ontbreekt dergelijke informatie in de paragrafen met betrekking tot energiebesparing en duurzame energie. Die zijn in samenhang overigens een stuk beter dan vorig jaar. De kernvraag is echter of het beleid van het ministerie van Economische Zaken, bijvoorbeeld op het gebied van duurzame energie, in het jaar 2000 zoden aan de dijk zet. Over het jaar 2000 bestaat er geen informatie. Het staatje houdt op bij het jaar 1999. Wij weten niet hoe middelen en prestatie aan elkaar gekoppeld moeten worden voor het jaar 2000. Gezien het belang van duurzame energieontwikkeling is dit niet te verteren. De minister zal dat met mij eens zijn. Ik ga er dan ook van uit dat wij volgend jaar een verantwoording krijgen over twee jaren: 2000 en 2001. Die verantwoording moet niet alleen betrekking hebben op de bijdrage vanuit de verschillende programma's aan de ontwikkeling van duurzame energie. Het element van de kosteneffectiviteit en de prijs-kwaliteitverhouding moet veel beter in beeld komen. Ook dat punt is vorig jaar naar voren gebracht. Ik meen mij te herinneren dat de minister toen heeft gezegd haar uiterste best te zullen doen om het dit jaar te verbeteren. Wij tasten echter in het duister. Het is van belang, in de geest van de VBTB-operatie, om geld dat beschikbaar is om duurzame-energievoorzieningen in Nederland te stimuleren zo doelmatig als mogelijk te besteden. De maat der dingen is daarbij de hoeveelheid vermeden energieverbruik van fossiele brandstoffen per bestede gulden. Wij weten dat echter niet. Ik kan het nergens uit afleiden. Bij subsidieregelingen van deze soort is buitengewoon belangrijk om elke keer vast te stellen of het effectief is, of het zin heeft, of het ergens toe leidt en of het kosteneffectief is.
MinisterJorritsma-Lebbink
Dit is op zichzelf een interessante manier van denken. Begrijp ik dat de heer Vendrik eigenlijk zegt dat wij met zonne-pv moeten ophouden? Dat is immers op het vlak van vermeden energieverbruik van fossiele brandstoffen verre van kosteneffectief.
De heerVendrik(GroenLinks)
Dat ben ik met de minister eens. Kosteneffectiviteit is echter niet de maat der dingen. Om het vervolgens toch te doen, moeten er goede redenen zijn. Het moet gaan om bevordering van marktintroductie en het bewerkstelligen dat producenten op een zekere schaal gaan opereren. Daarbij moet zicht bestaan op of zelfs garanties voor daling van de kostprijs voor zonnepanelen. Dat soort vragen moet vervolgens worden gesteld. Dan kan, hoewel de kosteneffectiviteit van de bedoelde zonnepanelen buitengewoon bescheiden is of zelfs onder de maat, besloten worden om het alsnog te doen. Er is dan immers sprake van een extra reden. Zo wordt beleid gemaakt.
De Kamer tast nu echter in het duister, ook bij de voorbereiding voor de begroting voor het volgend jaar en met het oog op vragen als wat het parlement wil verschuiven in gelden, wat wij van een dergelijk duurzame-energieprogramma vinden of hoe andere technologiesubsidies in dit verband afgewogen moeten worden. Dit geeft het belang aan van goede informatie over de doelmatigheid van bepaalde subsidieregelingen. Het is jammer dat ik op grond van de presentatie van de minister weinig kan concluderen over wat zich in het afgelopen jaar in Nederland heeft voltrokken inzake duurzame energie en hoe de overheid daarbij met subsidiegelden omgaat. Ik zou wensen dat dit beter wordt.
Een ander punt betreft het doortrekken van de prestaties op dit terrein naar de nabije toekomst. Het kabinet heeft een doelstelling op het gebied van duurzame-energievoorziening, namelijk 5% in het jaar 2010. Tussen de realisatie in het jaar 1999 en het doel ligt nogal een gat. Dat is ook van belang bij de afweging of in het komende jaar, bijvoorbeeld, bepaalde programma's geïntensiveerd moeten worden, hoe dat moet en waarom dat moet. Dat heeft een bepaalde relatie met de gepresenteerde feiten. Dit weten wij ook niet. Dat is jammer. Ik hoop heel erg dat dit komend jaar veel beter is.
Voorts valt op dat er per saldo fors extra is uitgegeven op de begroting ten opzichte van de oorspronkelijke begroting van anderhalf jaar geleden. Het gaat om een uitgavenverhoging in de orde van grootte van 16% tot 17%. Dat is nogal wat. Het gaat echter om een tamelijk bescheiden begroting. Als er een grote post binnenkomt waarbij het ministerie aan de bak moet, leidt dat dus al snel tot een overschrijding. Ik zou toch hopen dat ook deze minister haar komende begroting zodanig inricht dat die bestendig is tegen dit soort uitgavenoverschrijdingen. Dat verlangen wij immers van alle departementen. Ik hoop dat deze minister het daarmee eens is.
Wat betreft de EFRO-gelden heb ik de antwoorden op de vragen met verbazing gelezen. Bij de eerste vraag wordt in het antwoord uitvoerig het beheertraject nog eens uiteengezet. Bij de tweede vraag wordt in het antwoord gesuggereerd dat dit hetzelfde is als LNV doet. Volgens mij is dat niet het geval. Ik heb de indruk dat LNV de departementale accountantscontrole veel beter heeft ingericht. Die is volgens mij ook in lijn met de afspraak met de minister van Financiën, namelijk dat het beheer van de Europese subsidies zodanig moet plaatsvinden dat er sprake is van ministeriële verantwoordelijkheid. Nu slipt het er een beetje doorheen. Het antwoord van de minister van Economische Zaken is naar mijn idee ook strijdig met de lijn die minister van Financiën heeft ingezet. Ik vraag om helderheid op dit punt.
Over de MAP-gelden en de NMa komen nog twee aparte overleggen. Over de kosten van externe krachten sluit ik mij bijzonder graag aan bij de voorgaande woordvoerders. Het lijkt mij van belang dat de overheid zelf nadenkt, in plaats van voortdurend duur expertise in te kopen die het jaar daarvoor nog op het departement werkte. Het is ook niet goed voor het personeelsbeleid als de suggestie ontstaat dat men morgen als ZZP'er meer kan verdienen dan vandaag als ambtenaar. Dat is heel erg onverstandig. Het kabinet moet het eigen regeerakkoord dan ook zeer serieus nemen.
Het is ons opgevallen dat de steun voor de scheepsbouw nogal uitbundig is geweest. Dat roept de vraag op waar dat vandaan komt. De toelichting is vrij feitelijk: er is meer geld uitgegeven omdat er meer geld nodig is. Dat is, zoals collega Bolhuis reeds aangaf, geen verklaring van wat er precies is gebeurd.
Na het laatste overleg met de staatssecretaris van Economische Zaken ben ik een beetje het spoor bijster als het gaat om het exportinstrumentarium. Wat gaat daar allemaal gebeuren met de NVO-toets? Dat debat moeten wij echter maar op een ander moment voortzetten. Volgens mij gaat het gehele beleidsinstrumentarium bij een serieuze toets op de helling. Wat het in de praktijk betekent is ons echter niet helder. Ik zie wel dat de groenfaciliteit nogal sterk is toegenomen. Het uitgekeerde bedrag is verdrievoudigd ten opzichte van de oorspronkelijke begroting, terwijl de evaluatie nog moet komen. Wij geven dus extra geld uit terwijl wij nog niet weten of de regeling voldoet. Dat lijkt mij raar. Het is beter om op de evaluatie te wachten. Het gesprek hierover met deze staatssecretaris van Economische Zaken gaan wij nog vaak en veelvuldig voortzetten.
MinisterJorritsma-Lebbink
Voorzitter. Het overleg over de verantwoording van de begroting van het voorgaande jaar is inmiddels een vast onderdeel van het verkeer tussen de ministers, staatssecretarissen en de Tweede Kamer. Een paar weken geleden heeft de derde woensdag plaatsgevonden en is er een gesprek geweest over de verantwoording.
Het is voor de derde keer dat wij een apart AO hebben over de financiële verantwoording. Daarmee zijn wij op de goede weg. Een belangrijke mijlpaal wordt met komende prinsjesdag bereikt, omdat wij dan de eerste echte VBTB-begroting uitbrengen waarin het budget en het beleid meer in samenhang worden gepresenteerd. Dat is een belangrijk winstpunt ten opzichte van de huidige situatie. Overigens betekent dit dat het eerste overleg over het VBTB-jaarverslag pas in 2003 kan plaatsvinden.
De transformatie naar de nieuwe begrotingsopzet kost tijd. De verantwoordingsstukken die nu voorliggen zijn wat mij betreft nog financieel van opzet. Een aantal ministeries heeft pogingen gedaan om het reeds anders te doen. Ik heb mij echter geconcentreerd op het goed voor elkaar krijgen van de VBTB-begroting van volgend jaar. Dat is een kwestie van prioriteiten stellen.
Sommigen zijn daarbij overigens wat ongeduldig en zelfs balorig. Het fraaiste staaltje stond in de Volkskrant van 26 mei. Omdat er geen beleidsmatig georiënteerd jaarverslag was, maakte de journalist een geheel eigen en originele analyse van de uitgaven van EZ in het jaar 2000. Hij vergeleek daarbij de op prinsjesdag geraamde uitgaven met de uiteindelijk gerealiseerde uitgaven. Hij stelde vervolgens vast dat Economische Zaken, het departement dat een voorbeeldfunctie heeft, hierdoor een van de minst gedisciplineerde ministeries in Den Haag is.
Ik ben het uiteraard volledig eens met de voorbeeldfunctie van EZ. Er is een verschil tussen raming en realisatie, omdat vaak in de loop van het jaar de noodzaak ontstaat om in te grijpen, bijvoorbeeld bij KSG en bij TenneT. Als ik in overleg met de Kamer mijn begroting aanpas, mag dat niet worden vertaald als een gebrek aan begrotingsdiscipline. Dat gaat iets te ver. In de verantwoording oude stijl lag het accent vooral op geld. Daarnaast is het oordeel van de Algemene Rekenkamer over het financieel beheer een belangrijk element van de verantwoording.
Het is een heel goede zaak dat de Algemene Rekenkamer departementen stimuleert om scherp te blijven. Een groot aantal punten van vorig jaar is verdwenen, op een punt na, maar er zijn nieuwe punten bijgekomen. Mijn indruk is dat de Algemene Rekenkamer niet alleen kijkt of het op peil blijft, maar elke keer strenger wordt. Dat is op zichzelf goed. Ordelijk financieel beheer is een heel belangrijke randvoorwaarde. Ik neem daarbij voor lief dat zij soms erg kritisch is. Ik denk dat wij daar veel van kunnen leren. Ik heb liever dat wij soms te vroeg worden gewaarschuwd dan dat wij echt een probleem hebben, want dat moeten wij voorkomen.
Het klopt dat de Algemene Rekenkamer over het jaar 2000 een aantal gele kaarten heeft uitgedeeld, waarvan er een donkergeel gekleurd is. Dat is een zogenaamde ernstige tekortkoming. Die straf van de arbiter is, zoals ook op de voetbalvelden wel gebeurt, niet het directe gevolg van een forse tackel of van gevaarlijk spel, maar van praten tegen de scheidsrechter. De Algemene Rekenkamer is heel helder over het uitdelen van deze ernstige tekortkoming: mede gezien de opvatting van de staatssecretaris over de tweedelijnscontrole. Dat is blijkbaar omdat wij het zo uitgesproken hebben. Ik vind het wel jammer dat dit de reden is. Dat hoort niet bij een objectieve beoordeling.
De heerVan Walsem(D66)
In het veld mogen wij nooit praten tegen de scheidsrechter.
MinisterJorritsma-Lebbink
De vergelijking met een voetbalwedstrijd gaat niet geheel op. Ik vind het wel raar als niet alleen de ernst van een tekortkoming bepalend is voor de uitgedeelde waarschuwing.
De heerBolhuis(PvdA)
De Algemene Rekenkamer zegt dat er een tekortkoming is. Vervolgens zegt de staatssecretaris dat hij er anders tegenaan kijkt. Dat is prima, maar in de visie van de Rekenkamer vloeit uit de visie van de staatssecretaris voort dat de tekortkomingen in het financieel beheer van de EFRO-gelden gewoon doorgaan. Dat zij dat aanmerken als een ernstige tekortkoming, heeft niet zozeer iets met de staatssecretaris te maken als wel met het feit dat deze tekortkomingen bij EZ zouden doorgaan, terwijl andere departementen zich deze aantrekken en gaan intensiveren en iets doen aan de controle.
MinisterJorritsma-Lebbink
In de discussie met de Rekenkamer hebben wij gezegd dat wij precies hetzelfde doen als LNV. Het is toch mal dat er dan een andere constatering is bij LNV dan bij ons. Ik zit daar niet mee, als wij het maar goed doen, maar ik wil wel zeggen dat de toon mij soms verbaast. Ik ben ook niet van plan om alleen maar vriendelijk te doen tegen de Rekenkamer om te zorgen dat ik geen gele kaarten krijg. Ik vind dat wij dat soort principiële discussies moeten kunnen voeren.
De heerVan den Akker(CDA)
Dit gaat echt te ver. De Rekenkamer was buitengewoon kritisch op basis van keiharde feiten.
MinisterJorritsma-Lebbink
Daar hadden zij wellicht gelijk in, maar het kan niet dat een ernstige tekortkoming mede wordt bepaald door de opvattingen van de staatssecretaris. Er is ook gezegd dat wat wij nu afgesproken hebben, prima is, dus dat er niets meer aan de hand is. Wij hebben het in hun ogen blijkbaar goed opgelost.
Dat soort verschillen van mening mogen af en toe best bestaan. Toen ik nog op Verkeer en Waterstaat zat, had ik eindeloze discussies met de Rekenkamer over de kubieke meters asfalt. Daarover heb ik ook altijd heel transparant met de Kamer gediscussieerd. Wij hadden een meningsverschil over de wijze van controle; niet of je het deed, maar hoe je het deed. Dat moet wel kunnen. Wat ik niet zo prettig vind, is dat je een ernstige beoordeling op je nek krijgt, als je die discussie durft aan te gaan. Het zij zo. Ik vind het niet erg, als wij er maar een keer af komen.
Van de acht zijn er zes nieuw. De oude zijn gelukkig grotendeels weggewerkt, maar wij moeten nu aan die zes nieuwe werken. Wij zullen daarmee aan de slag gaan. Gelukkig is 100% van de aangegane verplichtingen, uitgaven en ontvangsten rechtmatig en zonder belangrijke fouten of onzekerheden. De Algemene Rekenkamer bevestigt dat in haar rapport. Er is wel reden om hard te werken aan verbeterpunten in het financieel beheer. Wij stellen op dit moment een plan van actie op om alle geconstateerde tekortkomingen weg te werken. Ik ben het er niet altijd op alle punten mee eens, maar ik neem het financieel beheer zeer serieus.
Wij hebben geen beleidsmatige verantwoording opgenomen, omdat wij voor de voorbereiding van de begroting wij wat meer tijd nodig hadden. Ik kan maar een beperkte capaciteit inzetten en dan moet je een keuze maken. Ik vond het belangrijker om de VBTB voor volgend jaar echt goed te laten zijn dan om VBTB-achtige zaken mee te nemen in het jaarverslag. Bij sommige andere departementen was daar blijkbaar wel tijd voor, maar die hadden wij niet.
De heerVan den Akker(CDA)
Zijn de tekortkomingen volgend jaar allemaal weggewerkt?
MinisterJorritsma-Lebbink
Het doel is dat zij volgend jaar allemaal weggewerkt worden.
De heerVan den Akker(CDA)
Volgend jaar hebben wij dat probleem niet meer en dan komen er ook geen nieuwe bij?
MinisterJorritsma-Lebbink
Ik sluit niet uit dat er weer nieuwe zijn. Ik ga ervan uit dat de Rekenkamer niet alleen een statisch proces bewaakt. Een begroting is een dynamisch proces. Ik neem aan dat de Rekenkamer elke keer zoekt naar mogelijkheden om verbeteringen aan te brengen. Wat nu standaard is, zal overmorgen geen standaard meer zijn. Zo hoort het ook te gaan. Er komt af en toe nieuw beleid bij waar ook naar gekeken moet worden. Ik ga ervan uit dat er geen garantie is dat er nooit meer een opmerking van de Rekenkamer komt. Dan had u ook verdraaid weinig te doen bij dit onderwerp.
De heerVan Walsem(D66)
Dat vinden wij niet erg.
MinisterJorritsma-Lebbink
Een aantal woordvoerders heeft gevraagd waarom er zulke grote verschillen zijn tussen raming en realisatie bij EZ. Ik denk dat deze bij EZ vaak groter zijn dan bij anderen, maar zij doen zich bij iedereen voor en zij zijn onvermijdelijk. De wereld staat niet stil tussen het moment van indienen van de ontwerpbegroting en de afsluiting van het dienstjaar. Vanwege deze onvermijdelijkheid zijn er ook twee momenten waarop de ramingen tussentijds worden bijgesteld: de Voorjaarsnota en de Najaarsnota. Eventuele wijzigingen die nadien nog nodig zijn, nemen wij op in de slotwet. Er is geen aanleiding om aan een afwijking tussen de eerste raming en de realisatie aan het eind van het jaar de conclusie te verbinden dat het niet goed gaat of dat men niet gedisciplineerd is.
Er zijn inderdaad grote afwijkingen te zien op onderdelen van ons beleid. Daar zijn twee belangrijke oorzaken voor. Actuele, niet voorziene, beleidsmatige ontwikkelingen vragen soms een aanpassing van de begroting. Een goed voorbeeld hiervan is TenneT. In de ontwerpbegroting voor 2000 was hiervoor niets geraamd. Gedurende het jaar ontstond de noodzaak om er 2,55 mld gulden voor op te voeren, maar uiteindelijk bleek dit geld voor 2000 niet nodig, omdat de implementatie vorig jaar niet plaatsvond. KSG is ook zo'n voorbeeld.
In 2000 waren de beleidsmatige ontwikkelingen de voornaamste oorzaak van afwijkingen tussen raming en realisatie. Het industriebeleid was plus 220 mln gulden. Dat had te maken met de overname van KSG. Wij hebben daar uitgebreid over gediscussieerd. EZ heeft daar als belangrijkste aandeelhouder in moeten investeren.
NedCar vormt ook een plus van 129 mln gulden, een groot bedrag. Dit had te maken met de in 1991 door de Staat gesloten overeenkomst. Er was sprake van uitgaven die oorspronkelijk niet voor 2000, maar deels voor 1999 en deels voor de jaren hierna waren geraamd. Door de overnames in de automobielindustrie hebben wij een conclusie moeten trekken over de financiële relaties in de oorspronkelijke overeenkomst. Dat was aanleiding voor een gewijzigde fasering van de uitgaven. Daarnaast is de betaling door EZ naar voren gehaald, omdat wij daarmee minder rentelasten voor het Rijk hadden. Over een reeks van jaren zijn er per saldo geen extra uitgaven verricht voor NedCar.
Het energiebeleid kent een relatief bescheiden afwijking van 4%, te weten min 32 mln gulden. Er zijn veel grotere afwijkingen tussen de begrotingsartikelen te constateren, zoals min 72 mln gulden voor energiebesparing, omdat er minder aanspraak wordt gedaan op subsidies. Dat kan in een jaar wel eens gebeuren. Voor energievoorzieningsonderzoek is plus 58 mln gulden uitgegeven, omdat wij onze bijdrage aan de Euratomprogramma's in een keer hebben betaald. Door dat te doen creëren wij ruimte in het budget om dit jaar meer te kunnen doen aan zonne-energie, duurzame energie en energiebesparing.
Tegen de begrotingsbehandeling kom ik met een heroverweging van het instrumentarium voor duurzame energie, dat wij volledig doorlichten. Dat instrumentarium is voor een flink deel gemaakt in een tijd dat de markt beschermd was en moet nu herijkt worden. Wij zijn druk bezig met de vraag hoe dat instrumentarium functioneert in een geliberaliseerde markt. Ik had al aangekondigd dat ik dat zou doen. Ik zal daarbij ook op een aantal moties van mevrouw Vos ingaan. Hierover is een aparte brief aan de Tweede Kamer gestuurd.
De administratievelastendruk is een boeiend onderwerp. Ik ben opgehouden met het uitspreken van allerlei teksten over dit onderwerp, maar ik probeer een systeem te maken waardoor zichtbaar wordt waardoor deze wordt veroorzaakt en wat eraan wordt gedaan. Ik heb hiervoor de commissie-Slechte ingesteld. Om die reden zijn wij nu pas waar wij zijn. Nadat deze commissie had geadviseerd, moesten wij dat implementeren.
Wij hebben nu een aantal structurele elementen op de rails gezet: verscherpte aandacht voor voorgenomen regelgeving met onafhankelijk toezicht en nulmetingen om reductiemogelijkheden te traceren en actieplannen te voeden en doelstellingen op voortgang te toetsen. De actieprogramma's zijn niet weggestopt in de bijlage, maar ik heb hierover op 18 mei jongstleden een aparte brief gestuurd. Ik heb bewust geprobeerd om het er bovenuit te laten stijgen in een separate brief over alle departementale actieprogramma's.
Ik heb daarin gesteld dat de doelstelling van 25% voor eind 2002 meer is gebaseerd op enthousiasme dan op precieze feitenkennis. In Denemarken en België hebben zij precies dezelfde ervaring met deze targets. Zij zijn daar bezig om het anders te doen, omdat zij anders blijven steken in mooie woorden.
Wij zitten inmiddels op ongeveer 8%, maar precieze cijfers zijn nog niet voorhanden. Er zijn drie dingen haarscherp. De aanpak van concrete wetten is heel belangrijk, maar levert maar een paar procentpunten op. Een oorzaak hiervan is dat een groot deel van de wetgeving gerelateerd is aan Europa. Het versimpelen van het bevragen van het bedrijfsleven levert niet op wat je zou verwachten. Dat geldt ook voor de landen die op dezelfde manier bezig zijn.
Wij moeten ons goed realiseren dat de reductie van de administratievelastendruk is bedoeld als een efficiencyslag en niet om beleidsdoelen overboord te gooien. De grootste winst moet mijns inziens komen uit ICT-toepassingen: het veld van business to administration en het optimaliseren van gegevensgebruik door de overheid. De ervaring leert dat het aanbod weer nieuwe toepassingsmogelijkheden uitlokt. Dat maakt het heel lastig om van tevoren te begroten hoe groot de opbrengst van de reductie van de administratieve lasten kan zijn. Onder medeverantwoordelijkheid van ons allemaal is er ook een voortgaande stroom van nieuwe administratieve lasten. Ik kan er zelfs op mijn eigen terrein een paar noemen, zoals de Elektriciteitswet en de Gaswet. Het belastingsplan voor de 21ste eeuw heeft ook iets meer administratieve lasten opgeleverd, maar dat gebeurde dan wel met een belangrijk beleidsdoel. Dat moeten wij ons elke keer goed realiseren. De heer Van den Akker suggereerde dat daarvoor niets is gebeurd. Maar waarom hebben wij bijvoorbeeld de Vestigingswet overboord gezet? Wij hebben dat gedaan omdat wij het beleid niet meer nodig vonden en omdat het tegelijkertijd een forse besparing aan administratieve lasten opleverde. De Winkelsluitingswet heeft dat overigens ook opgeleverd. Ik wil de Kamer ook een van mijn succesnummers niet onthouden. Het CBS is, met de Belastingdienst, een van de weinige instellingen op rijksniveau die heel veel hebben gedaan aan het besparen van administratieve lasten. Dat is ook altijd onze winst van de afgelopen jaren geweest. Daarbij moet ik zeggen dat heel EZ nog niet 1% van de totale administratieve lasten veroorzaakt.
Ik wijs erop dat de administratieve lasten in reële termen niet zijn gestegen maar gedaald, rekening houdend met de groei van het aantal bedrijven, van de werkgelegenheid en van de inflatie. Uit de laatste cijfers van het onafhankelijke EIM tot en met 1999 blijkt een daling van ongeveer 6,5%. Dat is overigens weinig. Ik hoop dan ook dat wij via de nu gekozen aanpak de komende jaren meer kunnen doen.
Mijn coördinerende rol op dit punt neem ik heel serieus. Wij hebben één gecombineerde rapportage per jaar met zowel een terugblik als een blik vooruit. De Kamer is het daar ook mee eens. Ik heb de collega's het model voorgelegd, omdat zij daarbij moeten meewerken. Je kunt alleen coördineren als de collega's bereid zijn mee te doen. Ik heb gevraagd om per ministerie jaarlijks in mei een terugblik te geven over het voorafgaande kalenderjaar. Ter gelegenheid daarvan schrijf ik als coördinerend minister een brief over de grote lijnen op dit punt. Ik zal ook de format van de rapportage bewaken; deze is dit jaar nog niet geheel conform mijn wensen, maar het is ook de eerste keer. In de toelichting bij de jaarlijkse begroting zal elk ministerie eigen actiepunten voor het desbetreffende begrotingsjaar geven met duidelijke overzichten. In de begroting van EZ zal ik de highlights aanstippen. De actieplannen worden voor het eerst in de begrotingen voor 2003 gepresenteerd. Ik moet zeggen dat de departementale actieprogramma's nog steeds de overzichtelijkheid en de uniformiteit missen die Actal nadrukkelijk heeft aanbevolen. Die aanbeveling heb ik ook overgenomen. Naleving van dat format wil nog niet helemaal lukken. Het materiaal is soms erg laat aangeleverd en dan kan men dat niet meer aanpassen. Er is gevraagd naar strengere sancties. Ik kan in de coverbrief opnemen waardoor een en ander veroorzaakt wordt. Dan weet de Kamer het ook precies.
De nulmeting van EZ laat zien dat EZ voor circa 123 mln gulden administratieve lasten veroorzaakt, krap 1% van het totaal. Een extra probleem is dat tweederde daarvan veroorzaakt wordt door Europese regelgeving. Dan denk ik aan de Handelsregisterwet, verantwoordelijk voor 54 mln gulden, dus bijna de helft. Dat beperkt wel de mogelijkheden tot reductie. Het resterende deel is voor een belangrijk deel veroorzaakt door de Gaswet en de Elektriciteitswet. Wij hebben geprobeerd om dat met zomin mogelijk administratieve lasten te doen. De amendementen hebben overigens ook meer administratieve lasten opgeleverd. Dat kan ook niet anders, want alle amendementen betroffen aanscherpingen aan de te stellen eisen. Dan weet je dat dit extra administratieve lasten oplevert. Ik klaag daar niet over, maar ik hoop wel dat de Kamer ook de relativiteit van de mogelijkheden voor beïnvloeding erkent.
De heerVan den Akker(CDA)
Als je de Dte gaat versterken, betekent dat inderdaad meer administratieve lasten. Maar daar staat ook wat tegenover, bijvoorbeeld meer efficiency.
MinisterJorritsma-Lebbink
Ik klaag ook niet. Ik zeg alleen dat ook de Kamer zich moet realiseren dat afschaffing van administratieve lasten geen doel op zich kan zijn. Je hebt ze soms nodig om een beleidsdoel te bereiken. Belangrijk is wel dat je met zomin mogelijk administratieve lasten probeert je beleidsdoelen te bereiken. Je moet ook proberen om beleidsdoelen die inmiddels overbodig zijn geworden of niet meer opwegen tegen de administratieve lasten, af te schaffen. ICT kan ook helpen om het wat eenvoudiger te maken.
Dan kom ik op de 5% taakstelling. De taakstelling van EZ is inderdaad voor het grootste deel gerealiseerd bij het CBS door een zeer ingrijpende reorganisatie. Dat proces is intensief. Alles is erop gericht om het volgens planning te realiseren. Het is precies gebeurd zoals ik de Kamer eind juni 1999 heb verteld. De CBS-leiding en de OR hadden toen op tien punten overeenstemming bereikt over de veranderingen die nodig waren met het oog op de effectiviteit en de efficiency van het CBS. Ik heb toen een bedrag van 95 mln gulden beschikbaar gesteld om per ultimo 2003 een structurele bezuiniging op de CBS-begroting van maximaal 25 mln gulden mogelijk te maken. De 95 mln gulden wordt besteed aan een vergroting van de mobiliteit van het personeel, de financiering van het business process redesign plan en strategisch onderzoek. Om uitstroom van zittend personeel te vergroten is een sociaal plan met de bonden overeengekomen en ook uitgevoerd. In het najaar van 2000 is men overgegaan naar een nieuwe organisatiestructuur, waarbij de samenvoeging van gelijksoortige productieprocessen is gerealiseerd, het aantal divisies en sectoren is verminderd, een smallere top tot stand is gekomen en een concentratie van staftaken en facilitaire activiteiten heeft plaatsgevonden. Dat gebeurde onder handhaving van twee volwaardige vestigingen in Voorburg en Heerlen. Er is overigens ook extra geld gekomen, omdat er in Europees verband extra eisen werden gesteld aan de statistiek. Dat veroorzaakte namelijk een stijging van de werkdruk. Daarvoor heeft het CBS dan ook extra geld gekregen.
De heer Van den Akker vroeg wie verantwoordelijk is voor de aanbestedingen. Elke aanbesteder hoort zelf verantwoordelijk te zijn voor de naleving van de Europese aanbestedingsrichtlijnen. Noch de projectdirectie PIA, noch de minister van EZ neemt de verantwoordelijkheid van de aanbesteders over. De minister van Economische Zaken heeft in elk geval in deze periode en, voorzover ik weet, ook niet in de periode daarvoor ooit een poging gedaan om zich te onttrekken aan Europese richtlijnen. Ik stuur de Kamer nog voor de zomer een voortgangsbrief over het project innovatief aanbesteden. Daarin komt aan de orde hoe je binnen de EU-regels innovatief kunt aanbesteden. Ook wordt daarin aandacht besteed aan het MKB, want daarover had de Kamer altijd veel zorgen. Wij gaan beleid proberen te voeren waardoor het MKB niet de dupe wordt, maar meer kansen krijgt. Ook zal worden ingegaan op duurzaam en maatschappelijk verantwoord inkopen, dus op de milieu- en sociale aspecten. Verder komen wij dan op de keuzevrijheid voor de consument. Wij constateren dat er ook van andere overheden belangstelling komt voor PIA. Wij zullen nagaan hoe wij deze andere overheden bij dit proces kunnen betrekken. De inkooptaakstelling is in de begroting verwerkt; de budgetten zijn dus gekort. De professionalisering levert daaraan een bijdrage. Dat vergt een plan van aanpak; dat is nu in de tweede fase. Daarna volgt de realisatie. De besparing is dus ingeboekt. Ik wijs er echter op dat PIA niet alleen is bedoeld om te besparen, maar ook om de kwaliteit te vergroten.
Het FES blijft altijd een interessant onderwerp. Het FES is een verdeelfonds; er wordt via het FES niets gerealiseerd. Er komen inkomsten in het FES en daarna worden de gelden overgeboekt naar de uitvoerende begrotingen. De verantwoording over de doelmatigheid en rechtmatigheid van de gelden hoort dan ook bij de vakministers die het geld mogen besteden. De beleidsdoelstellingen moeten dus verantwoord worden op de begrotingen van die ministers. Het zou raar zijn als wij dat werk twee keer zouden doen, of op twee plekken dezelfde verantwoording zouden afleggen. De minister van Financiën en de minister van EZ zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de FES-begroting, maar zij investeren niet. Zij verdelen slechts.
De heerBolhuis(PvdA)
De minister herhaalt wat in de stukken staat. Dat voegt dus niet veel toe aan de discussie. De Algemene Rekenkamer zegt dat het FES een verdeelfonds is, maar dat de gelden wel naar bepaalde projecten gaan en dat de doelstellingen van die projecten duidelijk moeten zijn. Het wordt niet verdeeld, zoals de minister nu suggereert, naar de begrotingen van andere ministeries. Nee, het wordt verdeeld over projecten. De Algemene Rekenkamer heeft drie projecten van het ministerie van Economische Zaken bekeken, zoals MARIN en HPCN. De Rekenkamer constateerde dat voor die drie projecten van EZ geen doelstellingen aanwezig waren. Daarom vroeg ik de minister of zij bij nieuwe projecten in de toekomst wel een doelstelling zal formuleren.
MinisterJorritsma-Lebbink
Over MARIN zal in mijn begroting en in die van Verkeer en Waterstaat – ik denk dat wij hierin de penvoerder zijn – iets worden gezegd, namelijk over hoe de doelstelling ervan is te bereiken. In dat kader moet verantwoording worden afgelegd over wat er met het geld is gebeurd en dus niet bij het FES. Zo wordt uit het FES ook een bijdrage aan de Betuweroute geleverd. Maar de verslaglegging over dat project kan niet bij het FES gebeuren. De gelden voor de Betuweroute komen bovendien maar voor een deel uit het FES. De verantwoording moet bij de begroting van Verkeer en Waterstaat worden afgelegd. De verantwoording hoort dus te geschieden bij de projecten die op de respectievelijke begrotingen staan. Ik kan het niet anders zien; ik zou ook niet weten hoe het anders moet. Ik heb er namelijk geen zin in om als FES-beheerder op al die projecten te worden aangesproken. Als minister van Economische Zaken kan ik wel worden aangesproken op de besteding van de gelden voor MARIN.
De heerVendrik(GroenLinks)
Het FES is inderdaad een verdelingsfonds, maar de verdeling geschiedt wel volgens bepaalde criteria. Als beheerder van het FES zit de minister als het ware op de schatkist en daaruit worden bepaalde projecten gefinancierd. Als dat eenmaal heeft plaatsgevonden, kan ik mij voorstellen dat de desbetreffende vakminister de verantwoordelijkheid daarvoor overneemt. Maar in discussies over het FES keert elke keer terug, dat onduidelijkheid bestaat over de toedeling van gelden uit het FES, de afweging in dezen en de verantwoording die daarover wordt afgelegd. Dat blijft een gat in het VBTB-proces. Dat is voor de Kamer een vervelende aangelegenheid.
MinisterJorritsma-Lebbink
Ik zou bijna zeggen dat dit niet zozeer thuishoort bij VBTB als wel bij VRTR: van regeerakkoord tot regeerakkoord. Volgens mij worden de meeste projecten die uit het FES worden gefinancierd, immers in het regeerakkoord vastgelegd. Vervolgens wordt dat wel getoetst aan de criteria van het FES. Zo komt die verdeling dus ongeveer tot stand. Natuurlijk moeten wij volgend jaar bij het jaarverslag aangeven hoe de verdeling tot stand is gekomen. Dat gebeurt overigens in ICES-kader. De ICES beoordeelt de projecten en de ministerraad besluit naar aanleiding van het ICES-advies. Ik neem aan dat volgend jaar in de verantwoording inzake FES zal worden aangegeven hoe dat is gegaan. Ik blijf er echter bij dat de verantwoording thuishoort bij de begroting waarop de projecten staan. Dan gaat het om de vraag of de gelden goed zijn besteed.
De heerVan den Akker(CDA)
De minister zegt dat de vakministeries zelf verantwoordelijk zijn voor de controle op de projecten. U noemde de Betuweroute. Maar stel dat een project een grote overschrijding kent. Wie zit dan op de centen? Wie zegt dan: waarom is er die overschrijding, wanneer denk je die te hebben weggewerkt? Wie doet die controle?
MinisterJorritsma-Lebbink
Hoe denkt u dat dat gaat?
De heerVan den Akker(CDA)
Dat vraag ik aan u.
MinisterJorritsma-Lebbink
U heeft inmiddels al lang ervaring. Volgens mij is de Betuweroute als een groot project aangemerkt. De minister van Verkeer en Waterstaat signaleert een overschrijding. Zij gaat dan eerst na of zij het zodanig kan oplossen, dat het geen overschrijding meer is. Vervolgens gaat zij na of zij de overschrijding kan oplossen binnen haar eigen begroting. Als zij dat niet kan, stapt zij naar de minister van Financiën. Dan gaan wij na of er reden is om aanvullende middelen uit het FES te geven, of dat andere manieren van financiering moeten worden gevonden. Zo gaat het ongeveer. Dat geldt in feite voor alle begrotingsoverschrijdingen. De bijdrage uit het FES staat overigens vast. Deze wordt niet opgeplust. Wat wel gebeurt, is dat er veranderingen komen in het ritme van betalingen uit het FES. Maar de totale bijdrage voor een project wordt bepaald voordat een project aanvangt.
Ik ben blij dat het MAP is afgeschaft, want het was geen transparant instrument. Mijn reactie op het onderzoek in dezen heb ik verwoord in de brief van 29 mei jongstleden. Wij komen daar op 5 september over te spreken. Over circa 30% was geen of onvoldoende informatie beschikbaar. De heer Bolhuis vroeg of wij daar nog achter konden komen. Dat is niet mogelijk, omdat de gegevens er niet meer zijn. Over de jaren 1991 en 1992 zijn alle gegevens bij de bedrijven verdwenen. Wij hebben die gegevens niet. Het heeft ook iets te maken met de fusiegolf uit het begin van de jaren negentig. Overigens wijs ik erop dat het foutenpercentage in de besteding van de middelen waarover wel informatie bestond, gelukkig relatief laag was. Ik heb er bij de bedrijven wel op aangedrongen om te bekijken of zij onrechtmatige bestedingen alsnog kunnen redresseren en voor een zodanige administratieve organisatie en interne controle zorg te dragen, dat de kans op het verloren gaan van relevante informatie tot nul wordt beperkt. Nogmaals, het is een restant uit het verleden en ik hoop dat wij nooit meer dit soort dingen uitvoeren.
Er is gevraagd naar de prijs-prestatieverhouding bij windenergie. De verbetering op dat punt kan helaas niet worden berekend door de primaire energieopbrengst te delen door de kosten van het NOVEM-windenergieprogramma. Dat programma richt zich namelijk, naast op de kostprijs, ook nog op een aantal andere kwalitatieve verbeterpunten ten aanzien van windturbines. Ik noem het turbineontwerp, het funderingsontwerp bij wind op zee en de vermindering van het onderhoud. De enige indicator voor de kostprijs van windenergie is de prijs per kilowattuur geïnstalleerd vermogen. Die prijs-prestatieverhouding is van 1995 tot 2000 inderdaad met 20% gedaald.
Verder kwam de onderuitputting op NOVEM-programma's aan de orde. Het lastige is dat het langdurige projecten betrof waarbij de medefinanciering van andere partijen uiteindelijk het tijdstip van committering bepaalde. In 2000 is dat in een late fase gebeurd. Dat betekent niet dat de inspanning achterbleef, maar alleen dat het op een wat later moment tot uitbetaling kon komen. Dat gebeurt helaas af en toe.
De heer Van den Akker vroeg waarom de gelden voor TenneT wel zijn geraamd, maar niet in de financiële verantwoording zijn terug te vinden. Het is bij de najaarsnota geraamd maar het is uiteindelijk niet gereedgekomen. Daarom zit het niet in de verantwoording. Het is bij slotwet weer afgevoerd.
De heerVan den Akker(CDA)
Het gaat om de verplichtingen die moeten worden opgenomen. Wij zijn in de overgangswet een verplichting aangegaan met ingang van 1 januari 2000. Die verplichting staat.
MinisterJorritsma-Lebbink
Nee, die is weer weg. De verplichting voer je in de slotwet af als zij in dat jaar niet tot realisatie en uitbetaling is gekomen. De verplichting komt er wel weer op. Alles is nu immers rond. Er is maar één haartje in de soep. Dat gaf de heer Van den Akker al aan. De verwachting is dat dit probleem binnenkort wordt opgelost. Dan kan de overdracht plaatsvinden.
De heer Van Walsem vroeg naar Twinning. Ik hecht eraan dat de verkoop zorgvuldig gebeurt. Het is waar dat het financiële klimaat verslechterd is. De timing en het marktklimaat komen ook aan de orde bij de inrichting van het proces. Het streven is er nog wel op gericht om tegen het eind van het jaar het stokje over te dragen. Ik houd nog wel een paar slagen om de arm bij de bepaling van het precieze moment. Maar wij overwegen nu niet om het nog heel lang bij onszelf te houden, ook omdat de doelstellingen van het beleid zijn bereikt. Er is immers een markt ontstaan voor "incubators" en "start-ups".
De heer Bolhuis vroeg naar het geringere aantal fte's bij de NMa. Dat heeft betrekking op de NMa zelf en niet op Dte. De oorzaak daarvan ligt in het moeite hebben met vervullen van vacatures in deze arbeidsmarkt. Er is gelukkig wel een flinke groei in de bezetting, maar minder dan men aan het begin had gehoopt. Dat dwingt tot prioriteitsstelling. Daarnaast heeft de NMa ook nogal wat externen ingehuurd als dat nodig was. Ik ben het overigens helemaal eens met de noodzaak om de Dte te versterken. Daar zijn wij ook druk mee bezig.
Wat de borgstelling voor het MKB betreft, wijs ik erop dat de oorzaak van het geconstateerde verschil tussen de vergeleken administraties bij ons bekend is. Op zich is de informatievoorziening van banken aan het ministerie van EZ toereikend. Het verschil is in grote mate terug te voeren op de verschillende oogmerken van de administraties. Bij ons is de administratie gericht op het bewaken van de maximale aansprakelijkheid met afbouw die kan voortvloeien uit de afgegeven garanties. Die administratie heeft dus niet als oogmerk de registratie van actuele kredietstanden. Omdat banken uitvoerders zijn van die regeling, ligt de registratie van de actuele kredietstand bij hen. Voortaan zullen wij een maximale aansprakelijkheid in de saldibalans opnemen. EZ is voornemens om ter beperking van de gesignaleerde "time lag" het secretariaat van het overleg met de banken zelf te gaan voeren, zodat wij dat probleem kunnen oplossen.
Voor de scheepsbouw is 82,6 mln gulden betaald, terwijl 72,1 mln gulden was geraamd. Dat niet zo grote verschil komt voort uit het feit dat meer declaraties zijn betaald dan binnen het bestaande beleidskader was geraamd. De extra uitgaven hebben te maken met het aflopen van de Europese scheepsbouwsteun. Daarover is ook met de Kamer gesproken.
De heer Van Walsem sprak nog over onheldere doelstellingen van stafafdelingen. De Algemene Rekenkamer verwijst naar doelstellingen van de financiële stafbureaus die de interne controle verrichten. Deze constatering betreft dus de IC-functie bij EZ. De aanbeveling inzake het nader bekijken van de taken en doelstellingen van de stafbureaus komt aan de orde bij de herijking van het toezichtmodel binnen EZ. Dat project start dit najaar.
StaatssecretarisYbema
Voorzitter. Alle leden zijn ingegaan op het toezicht en de controle op de uitvoering van projecten die worden gefinancierd uit de Europese structuurfondsen. De lijn is dat het departement van Economische Zaken niet meer informatie van de provincies en gemeenten behoeft te ontvangen dan strikt noodzakelijk is om zijn verantwoordelijkheid tegenover de Kamer waar te maken. Wij hebben gehandeld in lijn met het rapport van de commissie-Griffioen, die is ingesteld door de Tweede Kamer. Deze commissie keek naar de controles die op allerlei niveaus plaatsvinden om een goede controle te waarborgen maar ook om te voorkomen dat er controle op controle wordt gestapeld. Wij proberen zoveel mogelijk gebruik te maken van de bestaande verantwoordingsmechanismen op provinciaal en gemeentelijk niveau. De minister wees er al op dat een deel van het commentaar van de Rekenkamer te maken had met "praten tegen de scheidsrechter", zoals zij dat noemde. Voor een deel gaat het inderdaad om verschil van opvatting over de vormgeving van de toezichtstructuur. Als Kamerlid ben ik lang betrokken geweest bij de discussie met de Algemene Rekenkamer. Het gaat erom dat geen controle op controle wordt gestapeld, maar dat wel een effectieve controlestructuur wordt bereikt. Stel dat Europees geld aan een project wordt besteed. Wat kan er dan aan controle plaatsvinden? Er is ten eerste een accountant die het project controleert; vervolgens is er op zijn minst een provinciaal accountant die dat weer controleert; er zou vervolgens volgens de Rekenkamer een EZ-accountant moeten zijn die dat weer controleert; dan is er nog een accountant van het DG Regio van de Europese Commissie die dat weer controleert. Dat is geen goede werkwijze. Het gaat erom een praktijk te vinden waarbij de ene accountant de controle van de andere accountant overneemt. Wij moeten voorkomen dat een soort controletoren ontstaat en waarborgen dat sprake is van een effectieve structuur van controle en toezicht. Daar gaat het mij om.
Ik ben het volledig eens met het uitgangspunt van de Algemene Rekenkamer dat Economische Zaken zorg moet dragen voor een effectieve toezicht- en controlestructuur inzake de EFRO-gelden. Die eindverantwoordelijkheid berust uiteraard bij Economische Zaken. Daar doe ik niets aan af. De in de financiële verantwoording over 2000 gesignaleerde tekortkoming met betrekking tot de Europese fondsen heeft te maken met de periode 1994-1999. De besteding van die fondsen loopt in de praktijk vaak twee jaar door. De toezicht- en controlestructuur die wij voor de nieuwe periode tot en met 2006 hanteren, is in beginsel dezelfde als in de vorige periode. Wij hebben daarbij bewust weer gekozen voor een decentrale uitvoering van de EU-programma's. Wij leggen de verantwoordelijkheid dichtbij de uitvoering van de projecten. Wij hebben nu wel veel explicieter geregeld hoe het precies zit met de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies, gemeenten en uitvoerders van de projecten. Dat is vastgelegd in het decentralisatieconvenant dat ik op 11 april met alle betrokkenen heb ondertekend. De Algemene Rekenkamer heeft erkend dat wij met deze structuur voldoende mogelijkheden hebben om de controle en het toezicht inhoud te geven. Dat staat in het nawoord bij het rapport van de Algemene Rekenkamer: "De Rekenkamer is het met de minister eens, dat het ministerie inmiddels voldoende mogelijkheden heeft voor controle en toezicht op de rechtmatige en nuttige besteding van structuurfondsmiddelen." Dat is dus het gevolg van het decentralisatieconvenant. Over 2000 vond de Rekenkamer evenwel dat het niet expliciet genoeg was vastgelegd. Daarom gaf zij de kwalificatie die is genoemd.
De heerBolhuis(PvdA)
Wij gaan donderdag verder spreken over de controlestructuur voor de periode 2000-2006. Nu gaat het om de financiële verantwoording over het jaar 2000 en eerdere jaren. Ik vroeg de staatssecretaris om inzicht in de bedragen waarbij sprake is van oneigenlijk gebruik of fraude. Daarop kreeg ik geen antwoord. Ik constateer dat bij het ESF of bij Europese landbouwmiddelen in geval van onregelmatigheden onderzoek op dat punt wordt gedaan. Dan komt op tafel om hoeveel geld het gaat. Op het nu aan de orde zijnde terrein heeft de Rekenkamer geconstateerd, dat de provinciale accountants hebben gefaald. Vervolgens heeft de Rekenkamer gezegd: staatssecretaris, doe er iets aan. Daarop zegt de staatssecretaris dat het de verantwoordelijkheid is van de provincies. Ik vraag hem om dat alsnog te herstellen en ervoor te zorgen dat er helderheid komt over die periode uit het verleden. Daar wil ik graag antwoord op.
StaatssecretarisYbema
Er is absoluut geen sprake van fraude, maar er zijn af en toe wel onregelmatigheden opgetreden. Dan denk ik aan een verkeerde manier van bevoorschotting, het meenemen van accountantskosten in de subsidiabele kosten en dergelijke. Het is dat type zaken waar wij het dan over hebben. Maar fraude is dus absoluut niet aan de orde.
Er is gevraagd naar de relatie tussen LNV en EZ: waarom wordt LNV op dat punt minder ernstig bekritiseerd dan EZ? De accountantsdienst van EZ en de accountantsdienst van LNV werken bij veel projecten heel nauw samen, omdat zij bij de uitvoering van projecten vaak veel met elkaar te maken hebben. Regionaal-economisch beleid en landbouwzaken liggen vaak nauw tegen elkaar aan. Wij gaan die samenwerking nog verder intensiveren, want dat heeft de praktijk ons geleerd. Er vond nog onvoldoende uitwisseling plaats. Ook in de zogenaamde comités van toezicht werken wij intensief samen. Ik noem als voorbeeld de enkelvoudige programmadocumenten voor Oost en Zuid, de EPD's. In eerste instantie hadden LNV en EZ nogal wat programma's ingediend bij de Europese Commissie. De Commissie stelde toen, dat zij graag meer bundeling wilde. Dat hebben wij ook gedaan. Je hebt echter wel te maken met verschillende verantwoordelijkheden binnen zo'n programma. Wij hebben dat als volgt opgelost. De eindverantwoordelijkheid voor het EPD-programma Zuid berust thans bij mij, de eindverantwoordelijkheid voor het EPD-programma Oost bij minister Brinkhorst. Binnen de programma's berust de inhoudelijke verantwoordelijkheid voor het landbouwdeel wel bij minister Brinkhorst en die voor het regionaal-economische deel bij mij. Op die manier proberen wij de samenwerking tussen EZ en LNV nog meer te intensiveren om een volledig sluitend systeem te krijgen.
De heer Van den Akker vroeg naar de IPR. Het doel van de investeringspremieregeling is het versterken van de economische structuur in de regio's. De doelstelling is niet primair om arbeidsplaatsen te creëren, al wordt hier wel naar gekeken. Soms probeer je met de IPR wat meer kapitaalsintensieve investeringen aan te trekken en soms gaat het meer om arbeidsintensieve zaken. Dat hangt erg van het karakter van het productieproces af. Arbeidsplaatsen zijn wel belangrijk, zowel direct als indirect, maar de premie is niet bewust gekoppeld aan het aantal gerealiseerde arbeidsplaatsen.
De heer Van den Akker vroeg nog naar de constructie die bij een bepaald project heeft plaatsgevonden, waarbij de aannemer de volgende dag het bedrag heeft teruggestort. Dat is inderdaad een rare zaak. Bij de controle van de boekhouding van het programmamanagement bij dit project bleek alles in orde. Het bleek echter dat handelingen waren gedaan die niet correct waren. Dat kwam uit de controle van de accountant van LNV. De LNV-accountant had dat moeten melden aan de accountant van EZ, maar dat is niet gebeurd. EZ wist dit dus niet. De Algemene Rekenkamer heeft zowel de boeken van LNV als die van EZ gecontroleerd. Zij stootte toen op dat rare verschil. EZ is er toen op gewezen. Ik heb op dat punt onmiddellijk actie ondernomen. Gisteren is het onderzoek hiernaar gestart. Dit is immers een heel rare zaak.
De heer Bolhuis vond het jammer dat de gelden voor de TIPP-regeling in 2000 niet zijn besteed. Dat ben ik met hem eens. De regeling is in 2000 gestart, maar het beschikbare budget is niet besteed. Dat betekent niet dat het budget verloren is. Het totale budget is 300 mln gulden tot en met 2003. Het wordt in de nog resterende periode ingezet. Dat betekent dat wij in de eerste helft van dit jaar 60 mln gulden wegzetten, in de tweede helft van dit jaar 90 mln gulden, in 2002 90 mln gulden en in 2003 60 mln gulden. Dan is in de beschikbare periode het volledige bedrag weggezet.
De heer Bolhuis had de indruk dat meer geld naar exportbevordering gaat en dat dit ten koste gaat van de middelen voor energie. De minister heeft er al iets over gezegd. Die verbinding is er absoluut niet. Er is totaal geen relatie tussen beide zaken. In 2000 is meer geld beschikbaar gesteld voor exportbevordering, met name voor de GOM (garantiefaciliteit opkomende markten). Deze faciliteit sluit aan bij de ORET-programma's. Er is in het jaar 2000 een groter beroep gedaan op ORET, wat betekent dat er meer geld beschikbaar moet komen op de titel van deze faciliteit. Dat heeft ertoe geleid dat er meer geld via de GOM beschikbaar is gesteld voor exportbevordering. Uiteraard heeft dat bijgedragen aan de ontwikkeling van de economie in de ontwikkelingslanden.
De heerVan den Akker(CDA)
De staatssecretaris zegt dat er geen relatie is tussen de exportgelden en energie. Is dat ook niet het geval in het kader van "joint implementation"?
StaatssecretarisYbema
Dat is een andere, bovendien inhoudelijke relatie. De heer Bolhuis suggereerde dat wij meer geld aan exportbevordering hebben besteed en minder aan energie en dat daar een relatie tussen zou bestaan. Dat is absoluut niet zo. Er ligt echter een duidelijk relatie tussen exportbevordering en het verbeteren van de ecologische energiesituatie in opkomende markten en het "joint implementation"-beleid.
De heerBolhuis(PvdA)
Er bestaat een begrotingsplafond voor het totaal. Als op bepaalde begrotingsposten de uitgaven achterblijven, kan dat geld besteed worden aan andere posten. In dit geval is dat de exportbevordering geweest. Ik ben echter met de staatssecretaris eens dat er geen sprake is van een rechtstreeks verband.
De staatssecretaris heeft gezegd dat geld dat niet tot besteding is gekomen, zoals bij bedrijventerreinen en bij het energiebeleid, alsnog beschikbaar blijft in de komende jaren. Dat heb ik toch goed begrepen?
StaatssecretarisYbema
Ja. Er gaat geen cent verloren van het budget voor de bedrijventerreinen.
De heer Blok heeft gevraagd wie de ellende betaalt als er in Brussel problemen ontstaan bij een bepaald project. De primaire verantwoordelijkheid bij de uitvoering van een project ligt op het provinciale niveau. De praktijk zal zijn dat de provincie moet betalen aan Brussel. Verder moet uiteraard naar het probleem worden gekeken. Als er sprake is van gedeelde verantwoordelijkheid moet naar redelijkheid en billijkheid worden gehandeld. Primair ligt de verantwoordelijkheid echter bij de provinciale overheid.
De heer Vendrik verheugt zich met mij op de NVO-toets op het buitenlandinstrumentarium. Daarvoor bestaat gelukkig brede steun in de Kamer. De uitvoering van dit concrete beleid begint nu. Ik zal de Kamer daarover uiteraard zeer regelmatig rapporteren. Ook op dat punt zal ik dus de steun van de heer Vendrik blijven behouden.
De voorzitter:
Na een uitgebreide eerste termijn hebben wij van de bewindslieden een uitgebreid antwoord gehoord. Wij laten het daarom bij deze gedachtewisseling.
Sluiting 18.29 uur.
Samenstelling:
Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie), M.B. Vos (GroenLinks), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Ravestein (D66), Verburg (CDA), Blok (VVD), Hindriks (PvdA), Dijsselbloem (PvdA) en Bolhuis (PvdA).
Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GroenLinks), De Swart (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van der Steenhoven (GroenLinks), Schimmel (D66), Van Baalen (VVD), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Smits (PvdA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Bakker (D66), Schreijer-Pierik (CDA), Udo (VVD), Hamer (PvdA), Koenders (PvdA) en Schoenmakers (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27700-86.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.