27 700
Financiële verantwoordingen over het jaar 2000

nr. 19
FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN DE NATIONALE SCHULD (IXA)

Deze financiële verantwoording bestaat uit:

– de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, zoals blijkt uit bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting;

– de op deze rekening aansluitende saldibalans per 31 december 2000, voorzien van een toelichting.

Den Haag, 15 maart 2001

De Minister van Financiën,

G. Zalm

INHOUDSOPGAVE blz.

REKENINGSTAAT 
Uitgaven en verplichtingen4
Ontvangsten6
   
ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE REKENING 
1.Inleiding7
2.Dekking van de financieringsbehoefte in 20007
3.Omruil en terugkoopfaciliteit8
4.Uitgifte van DTC's10
5.Risicomanagement10
6.Garantieverlening12
7.Geïntegreerd middelenbeheer12
   
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE REKENING 
Verplichtingen en uitgaven14
Ontvangsten18
   
SALDIBALANS (inclusief toelichting)21
   
BIJLAGE: Lijst van gebruikte termen en hun betekenis26

Financiële verantwoording van de Nationale Schuld (IXA) over het jaar 2000 Rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten

Financiële verantwoording van de Nationale Schuld (IXA) over het jaar 2000 Staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 2000 Rekening 2000 Nationale Schuld (IXA) Onderdeel uitgaven en verplichtingen

   (1) (2)(3) = (2) – (1)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie1Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
   VerplichtingenUitgaven VerplichtingenUitgavenVerplichtingenUitgaven
   NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000 NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000
  TOTAAL  70 874 96632 161 658   97 468 70044 229 368  26 593 73412 067 710
                
11 Vaste schuld  69 887 49231 713 562   95 377 50743 280 426    
 01Rente vaste schuld29 450 64213 364 11929 450 64213 364 119 28 266 53912  826 79628 266 53912 826 796– 1 184 103– 537 323– 1 184 103– 537 323
 02Aflossing vaste schuld40 397 60018 331 63240 397 60018 331 632 64 624 27829 325 21964 624 27829 325 21924 226 67810 993 58724 226 67810 993 587
 03Agio bij inkoop schuld0000 2 053 571931 8702 053 571931 8702 053 571931 8702 053 571931 870
 04Disagio bij uitgifte schuld0000 221 695100 601221 695100 601221 695100 601221 695100 601
 05Overige uitgaven vaste schuld39 25017 81139 25017 811 249 342113 146211 42495 940210 09295 336172 17478 129
                
12 Vlottende schuld  987 474448 096   2 091 193948 942    
 01Rente vlottende schuld986 474447 642986 474447 642 2 090 877948 7992 090 877948 7991 104 403501 1561 104 403501 156
 02Overige uitgaven vlottende schuld1 0004541 000454 316143316143– 684– 310– 684– 310

1 De gerealiseerde bedragen zijn steeds afgerond naar boven (op duizenden guldens).

Mij bekend,

De Minister van Financiën,

Financiële verantwoording van de Nationale Schuld (IXA) over het jaar 2000 Staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 2000 Rekening 2000 Nationale Schuld (IXA) Onderdeel ontvangsten

   (1)(2)(3) = (2) – (1)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
   OntvangstenOntvangstenOntvangsten
   NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000NLG1000EUR1000
  TOTAAL58 459 62526 527 82142 042 95219 078 260– 16 416 673– 7 449 561
         
11 Vaste Schuld58 439 37526 518 63241 763 24118 951 333  
 01Ontvangen rente bij uitgifte vaste schuld1 191 775540 8041 395 598633 295203 82392 491
 02Uitgifte vaste schuld57 247 60025 977 82840 240 74318 260 453– 17 006 857– 7 717 375
 03Agio bij uitgifte schuld0073 75833 47073 75833 470
 04Disagio bij inkoop schuld001 3546141 354614
 05Overige ontvangsten vaste schuld0051 78823 50051 78823 500
         
12 Vlottende Schuld20 2509 189279 711126 927  
 01Rente kortlopende vorderingen0066 42930 14466 42930 144
 02Rentevergoeding op schatkistsaldo20 2509 189213 28296 783193 03287 594

Mij bekend,

De Minister van Financiën,

ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE REKENING

1. Inleiding

De algemene toelichting bij de rekening 2000 gaat in op de beleidsmatige aspecten van de financiering van de staatsschuld in 2000. In paragraaf 2 wordt ingegaan op de dekking van de financieringsbehoefte in 2000. In paragraaf 3 worden de omruiloperatie en de terugkoopfaciliteit besproken. De uitgifte van Dutch Treasury Certificates (DTC's) komen aan de orde in paragraaf 4. In paragraaf 5 wordt ingegaan op het risicomanagement van de staatsschuld. Paragraaf 6 geeft een overzicht van de beoordeelde garanties. Het geïntegreerd middelenbeheer komt aan de orde in paragraaf 7.

In de artikelsgewijze toelichting is per begrotingsartikel een vergelijking gemaakt tussen de raming bij de ontwerpbegroting 2000 en de realisatie. Daarbij zijn alleen verschillen groter dan 5% van het beschikbare bedrag bij ontwerpbegroting 2000 en een omvang van tenminste f 5 mln. toegelicht.

2. Dekking van de financieringsbehoefte in 2000

De financieringsbehoefte van het Rijk bedroeg in 2000 f 65,4 mld. Hiervan bestond f 64,6 mld. uit aflossingen van de gevestigde schuld. Het feitelijk tekort van het Rijk bedroeg f 0,8 mld. in 2000.1 De totale financieringsbehoefte was daarmee f 8,2 mld. hoger uitgekomen dan geraamd bij ontwerpbegroting. De hogere financieringsbehoefte is het saldo van een lager feitelijk tekort (– f 16,0 mld.) en hogere aflossingen (+ f 24,2 mld.). Het feitelijk tekort is lager uitgevallen door hogere ontvangsten, waaonder de eenmalige opbrengsten van de UMTS-veiling (f 5,9 mld.), en lagere uitgaven van het Rijk. Daarnaast zijn de aflossingen hoger als gevolg van de omruiloperatie en de terugkoopfaciliteit in 2000. Door de vervroegde aflossing en inkoop van onderhandse leningen in 1999 is de reguliere aflossingsverplichting in 2000 komen te vervallen (f 1,2 mld.).

Tabel 1. Financieringsbehoefte van het Rijk in 2000 (op kasbasis, mld. gld.)
  Ontwerp-begrotingRealisatieVerschil
1.Feitelijk financieringstekort 16,8 0,8 – 16,0
        
2. Aflossing gevestigde schuld 40,4 64,6 24,2
  – w.v. regulier40,4 39,2 – 1,2 
  – w.v. vervroegd en inkoop onderhands  8,4 8,4 
  – w.v. omruiloperatie  5,9 5,9 
  – w.v. terugkoopfaciliteit  11,1 11,1 
        
3.Financieringsbehoefte (1+2) 57,2 65,4 8,2
 – idem, exclusief vervroegd 57,2 40,0 – 17,2

De totale financieringsbehoefte (f 65,4 mld.) is voor het grootste deel gedekt op de kapitaalmarkt. Het kapitaalmarktberoep bedroeg in 2000 f 40,2 mld. Naast de dekking van de reguliere aflossingen omvat het kapitaalmarktberoep ook de uitgifte van leningen in verband met de omruiloperatie en vervroegde aflossingen. De overige financieringsbehoefte is vooral gedekt met de overschotten van de sociale fondsen (f 13,9 mld.). Daarnaast is de behoefte gedekt door in te teren op de uitzettingen op de geldmarkt, die eind 1999 zijn ontstaan door de overfunding in dat jaar (f 6,5 mld.). Aan het eind van 2000 zijn de uitzettingen teruggebracht tot nihil. Verder is een klein deel van de financieringsbehoefte gedekt door een hogere uitgifte van DTC's.

Tabel 2. Dekking van de financieringsbehoefte van het Rijk in 2000 (mld. gld.)
 Ontwerp-begrotingRealisatieVerschil
Financieringsbehoefte57,265,48,2
    
Dekking door:   
– Kapitaalmarktberoep57,240,2– 17,0
– w.v. reguliere dekking 33,2 
– w.v. uitgifte i.v.m. omruiloperatie 7,0 
– Hogere uitgifte DTC's 1,01,0
– Call-geld ultimo 2000 3,83,8
– Intering uitzettingen ultimo 1999 6,56,5
– Overschotten sociale fondsen 13,913,9
Totale dekking57,265,48,2
    
Uitzettingen ultimo 20000,00,00,0

De dekking van de reguliere behoefte (f 33,2 mld.) is gespreid over twee leningen. De ene lening is een 3-jarige lening met een couponrente van 4,75% (aflossing per 15 februari 2003). De andere lening betreft een 10-jarige lening met een couponrente van 5,5% (met aflossing op 15 juli 2010). Emissie van beide leningen vond plaats in meerdere tranches (zie tabel 3). Het gemiddelde effectieve rendement van de emissies was 5,21%. Bij ontwerpbegroting 2000 is uitgegaan van een rekenrente van 5,25%.

Tabel 3. Emissies voor de dekking van de reguliere financieringsbehoefte in 2000 (mld. gld.)
Emissie maandNaam leningUitgifteOpbrengstEffectief rendement
Januari5,5% Nederland 2000 per 15 juli 2010Eerste uitgifte4,45,62
Februari4,75% Nederland 2000 per 15 februari 2003Eerste uitgifte4,44,89
Maart5,5% Nederland 2000 per 15 juli 2010Vervolguitgifte3,55,49
April4,75% Nederland 2000 per 15 februari 2003Vervolguitgifte3,34,67
Mei4,75% Nederland 2000 per 15 februari 2003Vervolguitgifte3,55,07
Juni5,5% Nederland 2000 per 15 juli 2010Vervolguitgifte3,75,29
September5,5% Nederland 2000 per 15 juli 2010Vervolguitgifte5,35,45
November4,75% Nederland 2000 per 15 februari 2003Vervolguitgifte5,15,06
  Totaal33,25,21

3. Omruil en terugkoopfaciliteit

Ter vergroting van de liquiditeit van de Nederlandse staatsschuld is in juli 1999 begonnen met de herstructurering van de staatsschuld door middel van een grote omruiloperatie. Deze omruiloperatie is in 6 rondes uitgevoerd. In maart 2000 is de laatste omruil geweest. In de ontwerp-begroting IXA voor 2001 is nader ingegaan op de resultaten van de omruiloperatie. Tabel 4 laat de aflossingen en emissies zien die in 2000 hebben plaatsgevonden ten behoeve van de omruil in februari en maart 2000.

Tabel 4a. Aflossingen uit hoofde van omruil in 2000 (mld. gld.)
Emissie maandNaam leningIngekocht bedragKoers van inkoop
Februari7,5% Nederland 1995 per 15 juli 20104,6113,64
Maart7% Nederland 1993 per 15 februari 20031,0105,59
 8,25% lening 1992 per 15 juni 20020,3107,27
Totaal 5,9 
Tabel 4b. Emissies uit hoofde van omruil in 2000 (mld. gld.)
Emissie maandNaam leningUitgifteOpbrengstKoers van uitgifteEffectief rendement
Februari5,5% Nederland 2000 per 15 juli 2010Vervolguitgifte5,598,405,69
maart4,75% Nederland 2000 per 15 februari 2003Vervolguitgifte1,599,644,88
  Totaal7,0  

De herstructurering van de staatsschuld is in 2000 vervolgd door middel van een terugkoopfaciliteit voor openbare staatsleningen met een uitstaand bedrag van ten hoogste 2,5 mld. euro. In tabel 5 zijn de resultaten weergegeven van de terugkoop. Van 10 verschillende staatsleningen is in totaal f 11,1 mld. teruggekocht.

Tabel 5. Overzicht van de aflossingen als gevolg van de terugkoopfaciliteit in 2000 (mln. gld.)
Naam leningIngekocht bedrag
8,25% lening 1992 per 15 februari 2002776,6
8,25% lening 1992 per 15 juni 20021 884,9
7% lening 1993 per 15 februari 2003602,9
7% lening 1995 per 15 juni 20051 600,0
6,75% lening 1995 per 15 november 2005936,7
8,5% lening 1991 per 1 juni 20061 662,9
8,75% lening 1992 per 15 januari 200799,6
8,25% lening 1992 per 15 februari 20071 696,8
8,25% lening 1992 per 15 september 20071 430,7
7,5% lening 1995 per 15 april 2010409,0
Totaal11 100,1

Naast aflossingen vanwege omruil of terugkoop is in 2000 f 5,6 mld. vervroegd afgelost als gevolg van de leningvoorwaarden. Vervroegde aflossing tegen pari is mogelijk als een clausule is opgenomen waarin dat recht is bedongen. De beslissing tot vervroegde aflossing wordt genomen op basis van de actuele rente op de kapitaalmarkt. Indien aflossing, rekening houden met de te betalen boete, een bedrijfseconomisch voordeel oplevert, wordt overgegaan tot vervroegde aflossing. Daarnaast is in 2000 f 2,8 mld. onderhandse schuld ingekocht.

4. Uitgifte van DTC's

In 2000 zijn 12 DTC-programma's uitgegeven met een totale omvang van f 74,5 mld. Gemiddeld was de omvang van ieder programma f 6,2 mld. Eind 2000 bedroeg het uitstaande volume van DTC's f 12,2 mld.

Grafiek 1. Totale omvang DTC-programma's in 2000 (in mld. euro's)kst-27700-19-1.gif

In 2000 is begonnen met de uitgifte van DTC's door middel van een veiling om op deze wijze de concurrentie en de transparantie bij de emissies te vergroten. Tijdens de veiling kunnen deelnemers aangeven tegen welk rendement zij een bepaalde hoeveelheid DTC's willen afnemen. De bieders kunnen een of meerdere prijs/hoeveelheidsbiedingen inleggen, waarbij voor iedere bieding een minimumvolume van 10 mln. euro geldt. Nadat de veiling is gesloten, worden de biedingen op rendement gesorteerd van laag naar hoog. De biedingen worden, te beginnen met het laagste rendement – de hoogste prijs – door de Staat geaccepteerd tot het gewenste volume is bereikt. Alle bieders met een geaccepteerd bod betalen uiteindelijk het rendement dat de markt ruimt: de uniforme toewijzingsprijs. Om te voorkomen dat het gewenste volume van de emissie wordt overschreden, kunnen de biedingen bij het hoogste, geaccepteerde rendement slechts gedeeltelijk worden toegewezen. Om een goede marktwerking te bevorderen bestaat de mogelijkheid de toewijzing per deelnemer te beperken tot 40% van het totale, per lening toegewezen bedrag. Op deze wijze wordt voorkomen dat één enkele partij in staat is de gehele emissie op te kopen. Uit het grote aantal biedingen blijkt dat de deelnemers vertrouwen hebben in het efficiënte en betrouwbare karakter van de veiling.

5. Risicomanagement

Eind 1997 is de Staat een Asset and Liability Management studie gestart ter voorbereiding op het vanaf 1-1-1999 te voeren financieringsbeleid. Door ingang van de derde fase van de EMU ontstond per die datum namelijk een vergaande eenwording van de Europese kapitaalmarkt, waarmee in het beleid rekening diende te worden gehouden. Eén van de onderdelen van het sindsdien gevoerde beleid betreft een herijking van het risicomanagement, die erop neerkomt dat de Staat een lange termijn doelportefeuille definieert waarin kosten en risico's worden afgewogen. Als uitvloeisel van het risicomanagement streeft de Staat naar een iets hoger renterisico op de schuldportefeuille dan voorheen. Omdat het sinds 1999 gevoerde beleid sterke nadruk legt op liquiditeit en standaardisatie, wordt de beoogde doelportefeuille in beginsel gerealiseerd door emissies van grote leningen (minimaal 10 mld. euro uitstaand volume) in het 3- en 10-jaars segment. De lange termijn doelportefeuille kenmerkt zich op dit moment door een beperkt lagere duration (3,4 bij de eind 2000 geldende rentetarieven) en een iets hogere cash flow-at-risk dan in het verleden gebruikelijk was.1 Om de ontwikkeling van het renterisico op de schuldportefeuille te monitoren, wordt het verloop van de duration en het herfinancieringspatroon van de staatsschuld gevolgd.

Grafiek 2: Ontwikkeling duration 1998–2001kst-27700-19-2.gif

Grafiek 2 geeft de ontwikkeling weer van de duration in de periode van 1998 tot en met 2000. Tevens is de verwachte ontwikkeling voor 2001 weergegeven. Een belangrijke kanttekening bij durationwaarden is dat de hoogte van de rente invloed heeft op de duration. Dit komt voort uit het feit dat de durationberekening gebruik maakt van contante waarden. Onderstaand wordt het effect dat in 2000 uitging van de rente gescheiden van de door middel van emissie bewerkstelligde durationverlaging.

Grafiek 3: Oorsprong daling duration in 2000kst-27700-19-3.gif

Een over de jaren evenwichtig herfinancieringspatroon beperkt risico's; gespreide herfinanciering leidt immers tot spreiding van de momenten waarop de Staat naar de markt gaat. De doelportefeuille kenmerkt zich dan ook door een evenwichtige opbouw van de schuldportefeuille die leidt tot een constant herfinancieringspatroon bij budgettair evenwicht. Naast de uitgiftestrategie heeft ook het in de afgelopen jaren uitgevoerde herstructureringsprogramma bijgedragen tot egalisatie van het herfinancieringspatroon. De onderstaande grafiek toont het patroon in de komende jaren.

Grafiek 4: Herfinancieringspatroon (in mld. euro's)kst-27700-19-4.gifkst-27700-19-5.gif

6. Garantieverlening

Bij het aangaan van door het Rijk gegarandeerde leningen beoordeelt het Agentschap de marktconformiteit van de rente in relatie tot de overige leningmodaliteiten. Daarbij is het uitgangspunt dat het rendement van dergelijke leningen in lijn moet zijn met dat van een vergelijkbare openbare staatslening, waarbij o.m. rekening wordt gehouden met de omvang van het te lenen bedrag. De procedure waarborgt dat de overheidssector zoveel mogelijk uniforme leningvoorwaarden hanteert.

De beoordeling van garanties heeft ook in 2000 op bovenvermelde wijze plaatsgevonden. De toenemende deelname aan het geïntegreerd middelenbeheer zal tot een lagere garantstelling in de toekomst leiden.

Tabel 6. Door het Ministerie van Financiën beoordeelde garanties ( mln.gld.)
 Ministerie1999 Totaal2000 Totaalw.v. herfinancieringw.v. nieuw
XVIVWS309.3101.090.610.3
XIIV&W387.4132.2 132.2
XIIIEZ110.2285.9160.2125.7
VBuZa82.6220.4 220.4
VIIIOCW1.5217.2217.2 
XIVLNV46.9  
Totaal 937.9956.7468.0488.6

7. Geïntegreerd middelenbeheer

Naast de staatsschuld heeft begroting IXA tevens betrekking op het geïntegreerd middelenbeheer. Geïntegreerd middelenbeheer is het bundelen van financiële middelen van het Rijk met organisaties die onderdeel uitmaken van of gelieerd zijn aan de centrale overheid, zoals agentschappen, sociale fondsen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT's). Bij de sociale fondsen wordt sinds 1997 geïntegreerd middelenbeheer toegepast. In sommige gevallen kunnen ook derden een rekening-courant met de schatkist hebben indien zij publieke gelden beheren. Van deze laatste is de Stichting Nationaal Restauratiefonds een voorbeeld.

Alle agentschappen nemen deel aan het geïntegreerd middelenbeheer. Dit hangt samen met hun status van onderdeel van een departement. Per ultimo 2000 hadden de agentschappen voor totaal f 9,7 mld. aan leningen open staan bij de schatkist. Het grootste deel hiervan vloeit voort uit de operatie waarbij de agentschappen zijn gaan lenen voor de financiering van het agentschapsvermogen, de zgn. vermogensconversie.

Ten aanzien van de RWT's is het beleid gericht op het bevorderen van deelname aan het geïntegreerd middelenbeheer. In 2000 is het geïntegreerd middelenbeheer uitgebreid met deelname van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) en worden de gelden die het Kabinet beschikbaar heeft gesteld in het kader van de Tegoeden Tweede Wereldoorlog, door de beherende stichtingen rentedragend aangehouden in de schatkist.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE REKENING

Verplichtingen en Uitgaven

11.02 Aflossing vaste schuld

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1 mln.)
 BegrotingRealisatieVerschil
Reguliere aflossingen40 372,639 219,9– 1 152,7
Niet reguliere aflossingen25,025 404,4+ 25 379,4
Totaal40 397,664 624,3+ 24 226,7
In EUR18 331,629 325,2+ 10 993,6

Het verschil wordt als volgt verklaard (x f 1 mln.):

Reguliere aflossingen

– Door de vervroegde aflossing en inkoop van onderhandse leningen in 1999 zijn reguliere aflossingen in 2000 komen te vervallen – 1 151,7

– Overige mutaties    – 1,0

– 1 152,7

Niet reguliere aflossingen

– De mutatie heeft betrekking op de omruil operatie in februari en maart 2000 waarbij kleinere staatsleningen (gedeeltelijk) omgeruild zijn naar liquide leningen + 5 942,0

– De inkoop van openbare leningen in 2000 heeft geleid tot bijstelling van de niet reguliere aflossingen + 11 099,6

– Vervroegde aflossing en inkoop van onderhandse leningen in 2000 hebben geleid tot bijstelling van de niet reguliere aflossingen + 8 360,1

– Voor de amortisatie van Grootboekschuld wordt jaarlijks een stelpost raming opgenomen van f 25 mln. In 2000 is voor f 2,7 mln. geamortiseerd. De mutatie betreft een bijstelling op de raming   – 22,3

+25 379,4

11.03 Agio bij inkoop schuld

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1 mln.)
 BegrotingRealisatieVerschil
Totaal02 053,6+ 2 053,6
In EUR0931,9+ 931,9

Het verschil wordt als volgt verklaard (x f 1 mln.):

– Bij de omruil operatie in februari en maart 2000, waarbij kleinere staatsleningen (gedeeltelijk) omgeruild zijn naar liquide leningen, is agio gerealiseerd + 706,2

– De mutatie heeft betrekking op het gerealiseerde agio dat verschuldigd is bij de inkoop van openbare en onderhandse leningen in 2000 + 1 347,4

+ 2 053,6

11.04 Disagio bij uitgifte schuld

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1 mln.)
 BegrotingRealisatieVerschil
Totaal0221,7+ 221,7
In EUR0100,6+ 100,6

Het verschil wordt als volgt verklaard (x f 1 mln.):

– Bij de omruil operatie in februari en maart 2000, waarbij kleinere staatsleningen (gedeeltelijk) omgeruild zijn naar liquide leningen, is disagio gerealiseerd + 94,1

– Bij de uitgiften van de 5,5% lening 2000 per 15 juli 2010 (uitgifte in januari en maart 2000) en de 4,75% lening 2000 per 15 februari 2003 (uitgifte in februari, mei en november 2000) lag de koers onder pari waardoor disagio is gerealiseerd + 127,6

+ 221,7

11.05 Overige uitgaven vaste schuld

Verplichtingen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1 mln.)
 BegrotingRealisatieVerschil
Provisie en kosten39,046,5+ 7,5
Boete0,0202,6+ 202,6
Overig0,30,30,0
Totaal39,3249,3+ 210,1
In EUR17,8113,1+ 95,3

In 2000 zijn vervroegde aflossingen aangezegd die in 2001 worden geëffectueerd. De contractueel te betalen boete komt in de verplichtingenadministratie tot uitdrukking (zie ook toelichting uitgaven realisatie-overzicht van dit artikel).

Uitgaven

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1 mln.)
 BegrotingRealisatieVerschil
Provisie en kosten39,046,5+ 7,5
Boete0,0164,6+ 164,6
Overig0,30,30,0
Totaal39,3211,4+ 172,1
In EUR17,895,9+ 78,1

Het verschil wordt als volgt verklaard (x f 1 mln.):

Provisie en kosten

– Sinds 1 januari 1999 werkt het Agentschap met een stelsel van Primary Dealers om de internationale plaatsing van Nederlandse Staatsschuld verder te bevorderen en de concurrentiepositie van Nederlande Staatsobligaties in de eurokapitaalmarkt te versterken. Voor de activiteiten van de Primary Dealers is in 2000 f 45,4 mln. betaald. Hiervan heeft f 26,6 mln. betrekking op de activiteiten uit de 2e helft van 1999. + 9,4

– De overige kosten op dit onderdeel, welke bestaan uit o.a. aanmaak waardepapier, drukken schuldbewijzen, advertentiekosten staatsleningen en kosten settlement systemen, zijn lager uitgevallen dan geraamd – 1,9

+ 7,5

Boete

– Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de realisatie wordt veroorzaakt door de verschuldigde boete over in 2000 betaalde vervroegde aflossing van onderhandse leningen + 164,6

12.01 Rente vlottende schuld

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1 mln.)
 BegrotingRealisatieVerschil
Rente DTC's867,91 130,9+ 263,0
Rente overig kort papier80,0112,5+ 32,5
Overige rentelasten38,6847,4+ 808,8
Totaal986,52 090,9+ 1 104,4
In EUR447,6948,8+ 501,2

Het verschil wordt als volgt verklaard (x f 1 mln.):

Rente DTC's

– Omdat de gerealiseerde rente bij uitgifte van DTC's hoger was dan de rekenrente bij de oorspronkelijk vastgestelde begroting, zijn de renteuitgaven voor de vlottende schuld hoger uitgevallen + 56,0

– Voor de dekking van tijdelijke schatkisttekorten wordt primair gebruik gemaakt van Dutch Treasury Certificates. In 2000 is een groter beroep gedaan op de uitgifte van DTC's voor het voorzien in de financieringsbehoefte. Hierdoor is de rente op de vlottende schuld toegenomen  + 207,0

+ 263,0

Rente overig kort papier

– Naast de uitgifte van DTC's maakt de Staat gebruik van korte deposito-transacties en callgeld voor het dekken van tijdelijke schatkisttekorten. De mutatie heeft betrekking op de gerealiseerde rente op dit onderdeel doordat met name in de tweede helft van 2000 vaker gebruik is gemaakt van callgeld transacties voor het dekken van tijdelijk schatkisttekorten + 32,5

Overige rentelasten

– Rijksfondsen, agentschappen, Sociale fondsen en de RWT's houden tegoeden aan in de schatkist. De mutatie heeft betrekking op een hogere vergoeding in 2000 als gevolg van positieve saldi van deze fondsen in de schatkist.

Hiertegenover staat de in rekening gebrachte rente door roodstanden in de schatkist (zie ontvangstenartikel 12.01) + 808,8

Ontvangsten

11.01 Ontvangen rente bij uitgifte vaste schuld

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1 mln.)
 BegrotingRealisatieVerschil
Bijbetaalde rente800,0598,8– 201,2
Rente op leningen391,8796,8+ 405,0
Totaal1 191,81 395,6+ 203,8
In EUR540,8633,3+ 92,5

Het verschil wordt als volgt verklaard (x f 1 mln.):

Bijbetaalde rente

– Door maandelijkse emissies heeft de Staat het financieringsbeleid transparanter gemaakt. Dit is gerealiseerd door leningen te heropenen. Bij heruitgifte van bestaande leningen resulteert dit in de ontvangst van door de belegger bij te betalen lopende rente. De mutatie is het gevolg van een lager kapitaalmarktberoep waardoor de ontvangsten op dit artikel zijn gedaald – 235,4

– Bij de omruil operatie in februari en maart 2000, waarbij kleinere staatsleningen (gedeeltelijk) omgeruild zijn naar liquide leningen, is door beleggers opgelopen rente betaald + 34,2

– 201,2

Rente op leningen

– De mutatie heeft betrekking op de renteverrekening uit hoofde van het leenconvenant RGD. In de afrekening is tevens een correctie over 1999 opgenomen + 405,0

11.02 Uitgifte vaste schuld

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1 mln.)
 BegrotingRealisatieVerschil
Totaal57 247,640 240,7– 17 006,9
In EUR25 977,818 260,5– 7 717,4

Het verschil wordt als volgt verklaard (x f 1 mln.):

– Door het interen op uitzettingen ultimo 1999 daalt het kapitaalmarktberoep voor 2000 – 6 700,0

– De omruiloperatie in februari en maart 2000, waarbij kleinere staatsleningen (gedeeltelijk) omgeruild zijn naar liquide leningen, heeft tot bijstelling van het kapitaalmarktberoep geleid + 7 023,4

– De inkoop van openbare leningen en de vervroegde aflossing en inkoop van onderhandse leningen heeft tot bijstelling van het kapitaalmarktberoep geleid + 11 817,9

– Als gevolg van het aanhouden van positieve saldi in de schatkist door rijksfondsen, agentschappen en Sociale fondsen daalt het kapitaalmarktberoep. Daarnaast is er een groter beroep gedaan op DTC's (zie tevens uitgavenartikel 12.01) – 17 000,0

– Het verschil tussen het begrote en gerealiseerde financieringstekort heeft tot bijstelling van het kapitaalmarktberoep geleid – 12 152,5

– Bij het verkrijgen van de agentschap status van de Rijksgebouwendienst (RGD) heeft het Agentschap van Financiën in 1999 door de RGD beheerde contracten overgenomen. Deze contracten hebben een stijgende restant hoofdsom   + 4,3

– 17 006,9

11.03 Agio bij uitgifte schuld

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1 mln.)
 BegrotingRealisatieVerschil
Totaal073,8+ 73,8
In EUR033,5+ 33,5

Bij de vervolguitgifte van staatsleningen in 2000 is agio gerealiseerd, doordat couponrentes van de geëmitteerde leningen hoger waren dan de geldende marktrendementen. Het gerealiseerde agio heeft betrekking op de uitgifte van de 4,75% lening 2000 per 15 februari 2003 (uitgifte in april 2000) en de 5,5% lening 2000 per 15 juli 2010 (uitgiften in juni en september 2000).

11.05 Overige ontvangsten vaste schuld

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1 mln.)
 BegrotingRealisatieVerschil
Totaal051,8+ 51,8
In EUR023,5+ 23,5

De mutatie heeft voornamelijk betrekking op een correctie van de rentecomponent in de tarieven die het agentschap RGD doorberekend aan gebruikers (f 51,5 mln.) Het overige heeft betrekking op de ontvangen provisie bij het afsluiten van leningen met de Sociale fondsen, agentschappen en RWT's in het kader van het geïntegreerd middelenbeheer.

12.01 Rente kortlopende vorderingen

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1 mln.)
 BegrotingRealisatieVerschil
Totaal066,4+ 66,4
In EUR030,1+ 30,1

Het verschil heeft betrekking op de ontvangen rentevergoeding over aangehouden tegoeden in de schatkist van de Sociale fondsen, agentschappen en RWT's.

12.02 Rentevergoeding op schatkistsaldo

Realisatie-overzicht (bedragen x f 1 mln.)
 BegrotingRealisatieVerschil
Vergoeding op schatkistsaldo2,31,9– 0,4
Vergoeding op uitzettingen18,0211,4+ 193,4
Rente inkoop DTC's0,00,00,0
Totaal20,3213,3+ 193,0
In EUR9,296,8+ 87,6

Stabilisatie van het schatkistsaldo bij DNB tussen 0 en 50 mln. euro heeft tot gevolg dat overschotten in de geldmarkt worden uitgezet door call- en call-fixe leningen en buy- en sellbacktransacties. De mutatie heeft betrekking op de gerealiseerde rente op deze transacties.

Financiële verantwoording van de Nationale Schuld (IXA) over het jaar 2000 Saldibalans per 31 december 2000

NATIONALE SCHULD (IXA)SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2000 (bedragen x f 1000)

DEBET CREDIT
OmschrijvingNLG1000EUR1000 OmschrijvingNLG1000EUR1000
1.Uitgaven t.l.v. de begroting 199800 2.Ontvangsten t.g.v. de begroting 199800
 Uitgaven t.l.v. de begroting 199900  Ontvangsten t.g.v. de begroting 199900
 Uitgaven t.l.v. de begroting 200097 468 69544 229 365  Ontvangsten t.g.v. de begroting 200042 042 95219 078 260
3.Liquide middelen84 4.Rekening-courant RHB38 363 23517 408 477
5.Uitgaven buiten begrotingsverband159 76972 500 6.Ontvangsten buiten begrotingsverband17 222 2857 815 132
 Sub-totaal97 628 47244 301 869  Sub-totaal97 628 47244 301 869
         
7.Openstaande rechten00 7a.Tegenrekening openstaande rechten00
9a.Tegenrekening extra-comptabele schulden383 895 470174 204 169 9.Extra-comptabele schulden 383 895 470 174 204 169
10.Voorschotten00 10a.Tegenrekening voorschotten00
11a.Tegenrekening openstaande verplichtingen50 06722 719 11.Openstaande verplichtingen 50 067 22 719
 Totaal-generaal481 574 009218 528 758  Totaal-generaal481 574 009218 528 758

TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2000 VAN DE NATIONALE SCHULD (IXA)

ALGEMENE TOELICHTING

Alle bedragen zijn opgenomen tegen nominale waarden en vermeld in duizenden guldens tenzij anders aangegeven. Relevante posten worden hieronder nader toegelicht. Hierbij is de nummering van de saldibalans aangehouden. Door afronding van bedragen op duizenden guldens, kunnen tellingen niet aansluiten bij de som der delen.

Specifieke toelichting per saldibalanspost

4. Rekening-courant RHB

Deze post geeft de financiële verhouding met de Rijkshoofdboekhouding weer. De bedragen zijn overeenkomstig de opgave van de Rijkshoofdboekhouding per 31-12-2000.

5. Uitgaven buiten begrotingsverband

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

 ultimo 2000ultimo 1999
Callgeldleningen u/g159 7695 551 145
Buy/sellback01 191 670
 159 7696 742 815

De intra-comptabele vordering heeft betrekking op het per 31 december 2000 uitstaande saldo aan callgeldleningen.

6. Ontvangsten buiten begrotingsverband

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

 ultimo 2000ultimo 1999
DTC's12 208 55311 190 439
Callgeldleningen o/g5 013 4401 190 003
Saldo derdenrekening292320
 17 222 28512 380 762

De intra-comptabele schulden hebben betrekking op het per 31 december 2000 uitstaande saldo aan DTC's (Dutch Treasury Certificates) en de aangetrokken callgeldleningen. Het uitstaande bedrag aan DTC's heeft betrekking op 3 DTC-programma's met vervaldata 31 januari 2001 (f 5,099 mld.), 30 maart 2001 (f 2,975 mld.) en 29 juni 2001 (f 4,134 mld).

De derdenrekening heeft met name betrekking op gereserveerde opbrengsten van duplicatenrekeningen en waarborgkapitalen, welke worden aangehouden als onderpand bij voornamelijk infrastructurele projecten.

9. Extra-comptabele schulden

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

 ultimo 2000ultimo 1999
Vaste schuld383 857 278408 272 7881
Nog te betalen aflossing  
– naamschuld36 350250
– toonderschuld1 8422 763
 383 895 470408 275 801

1 Inclusief door het Agentschap van het Ministerie van Financiën overgenomen leasecontracten van de RGD.

De extra-comptabele schulden hebben betrekking op in het verleden binnen begrotingsverband geboekte ontvangsten, waarvan op termijn nog verrekening met derden zal plaatsvinden. Deze post betreft de staatsschuld (vaste schuld) en de aflosbaar gestelde, maar nog niet betaalde aflossing naamschuld en toonderschuld. De nog te betalen aflossing naamschuld wordt veroorzaakt doordat de betaaldatum samenvalt met een weekend.

11. Openstaande verplichtingen

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

 ultimo 2000ultimo 1999
Binnen begrotingsverband50 06712 149
Buiten begrotingsverband00
 50 06712 149

De openstaande verplichting binnen begrotingsverband heeft betrekking op na 31 december 2000 te betalen boete op reeds aangezegde vervroegde aflossingen van onderhandse leningen (f 50 040 000) en provisie op geldmarkttransacties (f 27 007).

Niet opgenomen is een bedrag van f 20,6 mln. aan reeds vervallen maar nog niet betaalde rente. Dit bedrag bestaat voor f 18,9 mln. uit rente waarvoor de betaaldatum van de contracten samenviel met het laatste weekend van 2000, waardoor de daadwerkelijke betaling op de eerste werkdag van 2001 heeft plaats gevonden. De overige f 1,7 mln. bestaat uit nog niet opgevraagde rente grootboeken, -toonderschuld en geblokkeerde rente naamschuld. Deze openstaande verplichting per 31 december 2000 wordt, conform artikel 4 CW, niet op de saldibalans vermeld, omdat de verplichting geacht wordt te zijn aangegaan op het moment van betaling.

BIJLAGEN BIJ DE SALDIBALANS IXA PER 31 DECEMBER 2000

Specificatie van de vaste schuld naar jaar van uitgifte1 per 31 december 2000 (bedragen x f 1 mln.)

Jaar van uitgifteOpenbaarOnderhandsTotaal3
Vóór 198085,05,690,6
1987 2,52,5
1990 144,4144,4
199137 860,96 286,344 147,2
19929 204,82 713,611 918,4
199346 663,01 364,548 027,5
199432 500,035,032 535,0
199530 102,675,030 177,6
199643 669,6 43 669,6
199730 052,4 30 052,4
199844 084,9 44 084,9
199957 491,01 282,758 773,7
2000240 233,4 40 233,4
Totaal3371 947,711 909,6383 857,3

1 Jaar van eerste uitgifte betekent dat ingeval van een heropening van een lening, het bedrag wordt opgenomen bij het oorspronkelijke jaar van eerste uitgifte van de (heropende) lening.

2 In 2000 bedroeg het kapitaalmarktberoep f 40,2 mld. (inclusief omruiling).

3 Door afronding kan de som van de componenten afwijken van het totaal.

Omvang van de vaste en vlottende schuld en de vlottende vorderingen ultimo 2000 (x f 1mld.)

 Vaste schuldVlottende schuldTotaalVlottende vorderingen
1993365,63,0368,60
1994360,37,6367,80
1995383,912,5396,40
1996390,915,4406,20
1997393,512,9406,41,1
1998400,515,1415,61,8
1999408,312,4420,76,7
2000383,917,2401,10,2

Bijlage bij de financiële verantwoording

Lijst van gebruikte termen en hun betekenis

Agentschap

Een agentschap is een onderdeel van een ministerie waarvoor een afwijkend beheer wordt gevoerd, met als doel een doelmatiger beheer te realiseren. Het Agentschap van het Ministerie van Financiën heeft niet de status van een agentschap, maar vormt een directie binnen de Generale Thesaurie.

Amortisatie

Aflossing op eerder uitgegeven leningen door inkoop.

Benchmarklening

Toonaangevende lening die een referentiekader biedt voor een bepaald looptijdsegment.

Buy- en sellbacktransactie

Een buy- en sellbacktransactie is een contante aankoop van een hoeveelheid stukken in combinatie met een gelijktijdig afgesloten termijnverkoop van dezelfde stukken (bijvoorbeeld staatsobligaties of DTC's). In de tussenliggende periode wordt de facto een bedrag in de geldmarkt uitgezet, waarover een rentevergoeding wordt ontvangen.

Call- en call-fixe leningen

Dagelijks opvraagbare geldmarktlening zonder onderpand met een looptijd van meestal 1 dag (call) tot enkele dagen (call-fixe).

Clearing

Systeem van collectieve afwikkeling van effectentransacties door af/bijschrijving op geld- en effectenrekeningen.

Disconto

Rente die vooraf wordt betaald.

Dutch State Loans (DSL's)

Engelse benaming voor Nederlandse staatsleningen.

Dutch Treasury Certificates (DTC's)

Schuldbewijzen met een korte looptijd uitgegeven door het Rijk om tijdelijke kastekorten van het Rijk te financieren. DTC's worden uitgegeven en verhandeld op discontobasis.

Economische en monetaire Unie (EMU)

Unie tussen EU-lidstaten, neergelegd in het Verdrag van Maastricht, waarbij in de derde fase sprake is van onherroepelijk vastgestelde wisselkoersen (met één munt) en volledig vrij kapitaalverkeer. In de EMU wordt een gecentraliseerd monetair beleid gevoerd door de Europese Centrale Bank (ECB). Tevens vindt coördinatie van het budgettaire beleid plaats.

Financieringsbehoefte van het Rijk

De som van het feitelijke financieringstekort en de aflossingen op de gevestigde staatsschuld.

Financieringstekort (feitelijk) van het Rijk

Het saldo van de relevante uitgaven en ontvangsten, minus de mutatie in het saldo van de derdenrekening.

MTS

MTS Amsterdam N.V., opgericht door de Staat der Nederlanden, de Primary Dealers en MTS S.P.A. Italië, om te voorzien in een electronisch handelssysteem voor de secundaire handel in Nederlandse staatsleningen.

Liquiditeit

In een markt met voldoende liquiditeit kunnen grote posten verhandeld worden zonder dat dit een substantiëel effect op de prijs (koers) heeft.

Rekenrente

Boekhoudkundig veronderstelde rente in begroting en meerjarencijfers.

Schatkistsaldo

Saldo op de rekening van het Rijk bij De Nederlandsche Bank.

Sell- en buybacktransactie

Een sell- en buybacktransactie is een contante verkoop van een hoeveelheid stukken in combinatie met een gelijktijdig afgesloten termijnaankoop van dezelfde stukken (bijvoorbeeld staatsobligaties of DTC's). In de tussenliggende periode wordt de facto een bedrag in de geldmarkt opgenomen, waarover een rentevergoeding wordt betaald.

Spread

Positief of negatief renteverschil, b.v. tussen leningen met een verschillende looptijd of tussen leningen van verschillende landen.

Staatsschuld

Het totaal van de uitstaande geldelijke leningen van de Staat (gevestigde en vlottende schuld) is de bruto staatsschuld. Leningen met een oorspronkelijke looptijd van twee jaar of langer vormen de gevestigde staatsschuld. Leningen met een oorspronkelijke looptijd korter dan twee jaar vormen de vlottende staatsschuld.

Tender

Inschrijving op een openbare lening door opgaven van bedragen en maximum koersen waartegen men de obligaties wenst te verkrijgen.

Toonbankuitgifte

Uitgiftesysteem van openbare staatsleningen waarbij de inschrijving gedurende een langere periode open staat. Gedurende deze periode kan de uitgiftekoers worden aangepast. Dit biedt de mogelijkheid om flexibel in te spelen op zich wijzigende marktomstandigheden.

Yieldcurve

De yieldcurve is de relatie tussen de resterende looptijd van staatsleningen en de bijbehorende rendementen.


XNoot
1

Voor de overheid als geheel is in 2000 een overschot gerealiseerd (volgens EMU-saldo). Het EMU-saldo wijkt af van het feitelijk financieringstekort. Voor een definitie van het EMU-saldo wordt verwezen naar Miljoenennota 2001.

XNoot
1

De duration is een gewogen gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille waarbij de contante waarde van verschillende cash flows als gewichten dienen. Cash flow-at-risk of begrotingsrisico is een maatstaf voor de, gegeven een bepaalde waarschijnlijkheidsmarge, mogelijk optredende fluctuaties in de rentelasten over een bepaalde periode.

Naar boven