Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27700 nr. 16 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27700 nr. 16 |
Samenvatting | 2 | |
1 | Inleiding | 6 |
2 | Financieel beheer | 8 |
2.1 | Inleiding | 8 |
2.2 | Accountantscontrole financiële verantwoording | 9 |
2.3 | Accountantscontrole financieel beheer | 9 |
2.4 | Beschrijving en onderhoudsorganisatie AO | 10 |
2.5 | Automatisering | 11 |
2.6 | Financiële functie | 12 |
2.7 | Planning- en controlcyclus | 13 |
2.8 | Agentschappen | 14 |
2.9 | Overdrachtsuitgaven en -ontvangsten | 17 |
2.10 | Transactieuitgaven en -ontvangsten | 19 |
2.11 | Conclusies over het financieel beheer | 19 |
3 | Overige beheersonderzoeken: materieelbeheer | 21 |
3.1 | Inleiding | 21 |
3.2 | Bevindingen | 21 |
3.3 | Conclusies en aanbevelingen | 21 |
3.4 | Reactie minister | 22 |
3.5 | Nawoord Rekenkamer | 22 |
4 | Vervolgonderzoek op bezwaar | 23 |
4.1 | Administratieve organisatie bij het Ministerie van BZK | 23 |
4.2 | Financieel beheer Dienst Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneel (DZVO) | 25 |
5 | Financiële verantwoording | 27 |
5.1 | Oordeel over de financiële verantwoording | 27 |
5.2 | Rekening | 27 |
5.3 | Toelichting bij de rekening | 28 |
5.4 | Saldibalans met toelichting | 29 |
5.5 | Financiële verantwoording agentschap Informatievoorziening Overheidspersoneel (IVOP) | 29 |
5.6 | Financiële verantwoording agentschap Centrale Archief Selectiedienst (CAS) | 30 |
5.7 | Financiële verantwoording agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens Reisdocumenten (BPR) | 30 |
5.8 | Financiële verantwoording agentschap Informatie- en communicatie Technologie Organisatie (ITO) | 31 |
5.9 | Financiële verantwoording agentschap Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) | 31 |
5.10 | Beleidsprioriteiten | 32 |
Bijlage | Overzicht van geconstateerde tekortkomingen 2000 bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 35 |
De Rekenkamer constateert dat de kwaliteit van het financieel beheer bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2000 ten opzichte van vorig jaar is verbeterd. Dit geldt met name voor de onderdelen Automatisering, Financiële functie en Overdrachtsuitgaven en -ontvangsten. Bij de vijf agentschappen was er één met ernstige tekortkomingen, de KLPD. Voor alle vijf agentschappen samen levert dat het oordeel «tekortkomingen» op, een verbetering ten opzichte van 1999 (ernstige tekortkomingen). Bij de aandachtsgebieden «administratieve organisatie», «transactieuitgaven en -ontvangsten» en «informatievoorziening en kengetallen» hadden de activiteiten van het departement in 2000 nog niet tot merkbare resultaten geleid. De Rekenkamer constateerde bij deze ijkpunten nog tekortkomingen.
Eind 1998 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in de vorm van een project een aanvang gemaakt met de verbetering van haar financiële functie. In februari 2000 publiceerde zij het rapport Kwaliteitsprogramma financiële functie Ministerie van BZK, waarin onder andere de doelstellingen voor een volgtraject in kaart zijn gebracht. Als onderdeel van dit programma is een opleidingsprogramma opgesteld, dat in september 2000 is gestart. De kwalitatieve verbetering van de financiële functie is daarmede structureel ingebed.
De Rekenkamer beveelt aan permanent aandacht te houden voor een kwalitatief goede bezetting van de financiële kolom.
Op het terrein van de administratieve organisatie heeft het ministerie vooruitgang geboekt. Zo zijn de opzet en de onderhoudsorganisatie van het ministerie ten opzichte van 1999 verbeterd. Echter, ten aanzien van de werking van de AO zijn er nog tekortkomingen geconstateerd.
De Rekenkamer beoordeelt de implementatie van het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst positief. Per ultimo 2000 waren bij het Ministerie van BZK, dit in tegenstelling tot 1999, alle afhankelijkheids- en kwetsbaarheidsanalyses voor alle hiervoor in aanmerking komende (vitale) systemen gereed.
Sturingsrelaties agentschappen
Eind 1999 is het ministerie van BZK gestart met het traject Sturingsrelaties met agentschappen en zelfstandige bestuursorganen (ZBO's). Dit traject heeft tot doel om op gestructureerde wijze systematisch verder invulling te geven aan de sturingsrelaties met agentschappen en ZBO's en de ontwikkeling en toepassing van de bijbehorende sturingsinstrumenten.
Inmiddels heeft dit opgeleverd het «Normenkader Sturingsrelaties met agentschappen en ZBO's» en de «Modelregeling agentschappen». Voor drie van de vijf agentschappen is deze modelregeling uitgewerkt in een eigen regeling. Voor het ITO en het KLPD moet nog een regeling opgesteld worden.
De komende tijd zal verder invulling worden gegeven aan een vervolg gericht op ZBO's.
Afwikkeling projecten Aruba en Nederlandse Antillen
Het ministerie heeft in 2000 ruim f 497,1 miljoen aan overdrachtsuitgaven gerealiseerd en verantwoord onder hoofdstuk IV van de rijksbegroting: Koninkrijksrelaties.
De Rekenkamer stelde vast dat de achterstand in de afwikkeling van overheidsprojecten op Aruba en de Nederlandse Antillen per 31 december 2000 in vergelijking met 31 december 1999 sterk is gedaald.
Korps Landelijke Politiediensten (KLPD)
In het financiële beheer van het agentschap Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) zijn in 2000 ernstige tekortkomingen geconstateerd in onder andere de bestuurlijke informatievoorziening, de bezetting van de financiële functie en het onderhoud van de AO (bedrijfsvoering).
Conclusies financiële verantwoording
De Rekenkamer komt tot het volgende oordeel over de financiële verantwoording 2000 van het Ministerie van BZK (exclusief Koninkrijksrelaties). In 100% van de aangegane verplichtingen, 100% van de uitgaven en 100% van de ontvangsten trof de Rekenkamer geen belangrijke fouten of onzekerheden aan. De verantwoording is een deugdelijke weergave van de uitkomsten van het financieel beheer en is opgesteld volgens de voorschriften.
De afbeelding op de pagina voorafgaand aan de samenvatting geeft een overzicht van de onderzoeksresultaten voor de ijkpunten zowel over 2000 als over 1999.
Vorig jaar voldeed het materieelbeheer in opzet aan de minimumeisen van het Besluit Materieelbeheer, maar was nog niet toereikend ordelijk, controleerbaar en doelmatig. Dat lag aan het ontbreken van een sluitend systeem van interne controlemaatregelen, toezicht door de directie FEZ en inbedding van het materieelbeheer in de planning en controlcyclus. Het in 2000 uitgevoerde onderzoek leidt tot de conclusie dat bij het agentschap Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) de aanbevelingen van de Rekenkamer uit het rapport bij de financiële verantwoording over 1999 niet zijn geïmplementeerd, daar er aan andere activiteiten prioriteit is gegeven. De aanbevelingen van de Rekenkamer over de opzet van het materieelbeheer bij het kernministerie werden voldoende opgevolgd. Er is nu bij het ministerie echter aandacht nodig voor de werking van het materieelbeheer.
De Rekenkamer vraagt nadrukkelijk aandacht voor de tekortkomingen die over het begrotingsjaar 2000 zijn geconstateerd. Deze tekortkomingen zijn opgenomen in de bijlage bij dit rapport. De Rekenkamer acht het van belang dat de minister maatregelen neemt om deze tekortkomingen op korte termijn weg te nemen. Zij wijst er in dit verband op dat voortduren van de tekortkomingen aanleiding voor de Rekenkamer kan zijn tot het maken van bezwaar als bedoeld in artikel 55 van de Comptabiliteitswet.
De Rekenkamer doet de volgende aanbevelingen.
Voor het welslagen van het verbetertraject inzake het KLPD is met name een goede start ervan belangrijk. Daarom beveelt de Rekenkamer aan op korte termijn een verbeterplan te overleggen waarin onder meer de volgende elementen zijn geregeld:
• autorisatie van het plan door de minister en committering van de ambtelijke top;
• inventarisatie van de knelpunten en de onderliggende oorzaken;
• concrete en controleerbare verbetermaatregelen;
• een realistisch tijdpad met tussentijdse mijlpalen;
• voortgangsrapportages voor eventuele bijsturing;
• tijdige en volledige implementatie van de verbetermaatregelen;
• (periodieke) toetsing van de werking van de geïmplementeerde maatregelen.
Van belang is verder dat de reguliere bedrijfsvoering wordt geborgd.
De Rekenkamer beveelt aan permanent aandacht te houden voor een kwalitatief goede bezetting van de financiële kolom.
De minister merkt op dat het positieve oordeel van de Rekenkamer over de financiële verantwoording als zodanig geen aanleiding voor hem is tot een nadere reactie.
Hij is verheugd over de verbetering van het financieel beheer, mede gelet op het feit dat het ministerie over het jaar 2000 aanzienlijk belast is geweest met onder andere de overkomst van het KLPD, de voorbereiding op de euro en VBTB. De minister wijst er verder op dat op een breed front verbeteracties worden uitgevoerd, mede op basis van de nuttige aanbevelingen van de Rekenkamer.
Ten aanzien van de werking van de AO en de transactieuitgaven geeft de minister in zijn antwoord aan dat in het Audit Committee van maart 2001, voor wat betreft de begrotingscyclus inclusief het financieel beheer, is besloten om per kwartaal een managementrapportage op te stellen over onder andere de werking van de AO, de registratie van verplichtingen, de betaaltermijnen en expliciet de nakoming van inkoopprocedures (inclusief de EU-richtlijn en de dossiervorming). Verder zal het totaalbeeld van het financieel beheer eveneens per kwartaal worden geagendeerd voor het Audit Committee. De accountantsdienst zal in 2001 een aantal audits uitvoeren naar de werking van de AO, waaronder de inkoop.
Over het materieelbeheer stelt de minister in zijn reactie dat de aanbevolen toezichthoudende rol van FEZ niet in lijn is met het sturingsmodel van het ministerie van BZK en de taken van een concerncontroller. Het toezicht op het materieelbeheer is primair de verantwoordelijkheid van de integrale manager. Het beleid en de kaderstelling berust bij CDI. De AD neemt het materieelbeheer mee in haar reguliere controles.
In het kader van VBTB zijn inmiddels voor de ontwerpbegroting 2002 de operationele doelstellingen met bijbehorende kengetallen (prestatie-indicatoren) vastgesteld. Hiermee wordt volgens de minister een meer systematische monitoring van het gebruik van de juiste kengetallen gewaarborgd.
De minister deelt de zorg van de Rekenkamer over het KLPD. Om de knelpunten en de tekortkomingen in het beheer aan te pakken is op 15 maart jongstleden een plan van aanpak op hoofdlijnen naar Financiën en de Rekenkamer gestuurd. Op dit moment wordt gewerkt aan een gedetailleerd plan, waarbij de aanbevelingen van de Rekenkamer ter harte worden genomen. Het is de bedoeling dit plan kort na 1 mei 2001 gereed te hebben, waarna direct met de uitvoering begonnen zal worden. Tevens zegt de minister toe dat aan de samenloop met de reorganisatie bij het KLPD en de reguliere bedrijfsvoering continu aandacht zal worden gegeven.
De Rekenkamer is van mening dat tekortkomingen in het beheer bij het KLPD ook op dit moment nog steeds aanzienlijk zijn. Tevens loopt er op dit moment een reorganisatie. Het verbeterplan van het KLPD dat alleen nog op hoofdlijnen gereed is, is erg ambitieus. Het heeft een meerjarig karakter en de financiering ervan zal circa 30 miljoen vergen. Dit biedt volgens de Rekenkamer onvoldoende uitzicht op structurele verbeteringen binnen een redelijke termijn.
De Rekenkamer zal in het rechtmatigheidsonderzoek 2001 een bezwaaronderzoek uitvoeren bij de KLPD.
Dit rapport bij de financiële verantwoording bevat de belangrijkste resultaten van het rechtmatigheidsonderzoek over 2000 dat de Rekenkamer op grond van artikel 51 van de Comptabiliteitswet heeft uitgevoerd bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Voor de begrotingsgelden van dit ministerie is de minister van BZK primair verantwoordelijk. Verder is de minister van Grote Steden- en Integratiebeleid (GSI) medeverantwoordelijk voor de circa f 545,1 miljoen aan begrotingsuitgaven die op zijn beleidsterrein betrekking hebben.
De Rekenkamer heeft over dit onderzoek gecorrespondeerd met de minister van BZK en de reactie van de minister is in dit rapport verwerkt. Ingevolge artikel 68, eerste lid van de Comptabiliteitswet wordt dit rapport uitgebracht aan de Staten-Generaal alsmede aan de betrokken minister.
Het Ministerie van BZK is te typeren als een ministerie met vooral overdrachtsuitgaven. Het heeft voornamelijk coördinerende taken op het gebied van openbaar bestuur (sociale vernieuwing, grote steden- en minderhedenbeleid), openbare orde en veiligheid (Politie, coördinatie bij calamiteiten, Brandweer en rampenbestrijding) en op het terrein van management, informatisering en personeelsbeleid (arbeidsvoorwaardenbeleid voor de overheid als geheel en voor de sector Rijk in het bijzonder). Tevens beheert het ministerie het Provinciefonds.
Verder is het ministerie verantwoordelijk voor de totstandkoming en ordelijke uitvoering van de overeenkomst inzake wachtgelden met de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO). Daartoe heeft het ministerie tevens een aantal coördinerende taken.
Onder het ministerie ressorteren vijf agentschappen.
Het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR) houdt zich onder andere bezig met het beheer van het GBA-netwerk (Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens), het uitoefenen van controle op de ontwikkeling, productie en distributie van paspoorten en met de voorbereiding van het beleid alsmede de wet- en regelgeving die hiermee verband houden.
Het agentschap Centrale Archiefselectiedienst (CAS) verricht archiefbewerkingsactiviteiten en adviseert over archiefvorming, -documentatie en -beheer.
Het agentschap Informatievoorziening Overheidspersoneel (IVOP) is belast met het ontwerpen, ontwikkelen, bouwen, in stand houden en exploiteren van personeelsinformatiesystemen voor de salarisadministratie en voor het personeelsbeleid en het personeelsbeheer.
De Informatie- en communicatie Technologie Organisatie (ITO) is een agentschap dat onder andere tot taak heeft systemen en (netwerk) infrastructuren te ontwikkelen en te beheren voor de sector Openbare Orde en Veiligheid, de strafrechtelijke keten en andere opsporings- en hulpverleningsorganisaties.
Sinds 1 januari 2000 is het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) een agentschap van BZK. De Minister van BZK is sindsdien de korpsbeheerder van het KLPD. Tevens is conform besluitvorming in de ministerraad van 4 december 1998 sinds 1 januari 2000 de Spoorwegpolitie een onderdeel van het KLPD.
Het KLPD maakt deel uit van de Nederlandse politie en heeft zelfstandige en ondersteunende taken, al dan niet in samenwerking met de regiokorpsen. Bij de zelfstandige taken ligt de nadruk op het (inter)nationale belang en bij de ondersteunende taken ligt de nadruk op de regionale en/of lokale belangen.
In de rekening zijn verplichtingen verantwoord tot een bedrag van f 9,0 miljard, uitgaven van f 9,0 miljard en ontvangsten van f 1,5 miljard. De belangrijkste categorie van uitgaven wordt gevormd door de bijdragen aan derden waarvan de bijdrage aan de politie (f 5,2 miljard) de omvangrijkste uitgave is. Van de in de rekening verantwoorde ontvangsten (f 1,5 miljard) is f 667,2 miljoen gerealiseerd door de verkoop van de 2e tranche van het aandelenpakket van PinkRoccade.
Dit rapport bestaat uit vijf hoofdstukken. Hoofdstuk 2 betreft het financieel beheer. Hoofdstuk 3 bevat het rijksbrede beheersonderzoek naar het materieelbeheer. In hoofdstuk 4 doet de Rekenkamer verslag van de vervolgonderzoeken op bezwaar. In hoofdstuk 5 rapporteert de Rekenkamer over het onderzoek naar de financiële verantwoording. Het rapport sluit af met de bijlage met de over 2000 geconstateerde tekortkomingen.
Voor een uniforme en consistente beoordeling van het financieel beheer, hanteert de Rekenkamer «ijkpunten». Om tot een totaaloordeel over de hoofdlijnen van het financieel beheer te kunnen komen, streeft de Rekenkamer ernaar uiteindelijk alle door haar geïdentificeerde dertien ijkpunten te beoordelen. In het rechtmatigheidsonderzoek over 2000 is rijksbreed onderzoek gedaan naar de volgende zes ijkpunten:
• accountantscontrole;
• beschrijving en onderhoudsorganisatie van de administratieve organisatie;
• automatisering;
• financiële functie;
• planning- en controlcyclus;
• informatievoorziening en kengetallen.
Het ijkpunt planning- en controlcyclus is dit jaar verkennend onderzocht. De Rekenkamer geeft daarom dit jaar nog geen oordeel; er wordt alleen een beschrijving gegeven van de stand van zaken.
Het onderzoek naar het ijkpunt informatievoorziening en kengetallen is tot op heden voornamelijk gericht op de kengetallen in de verantwoording. De uitkomsten van dit ijkpunt zijn daarom opgenomen in paragraaf 5.3 «Toelichting bij de rekening».
De Rekenkamer verricht niet alleen rijksbreed onderzoek naar het financieel beheer, maar maakt ook gebruik van de rapportages van de departementale accountantsdiensten. Bovendien voert zij departementspecifiek onderzoek uit. Deze laatste betroffen bij het Ministerie van BZK in 2000 een vervolgonderzoek op bezwaar naar de beschrijving en het onderhoud van de administratieve organisatie, en een onderzoek naar het financieel beheer bij de Dienst Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneel (DZVO).
De Rekenkamer hanteert als uitgangspunt dat de ministers hun financieel beheer op orde dienen te hebben. Voor het signaleren van tekortkomingen gebruikt zij drie categorieën. Dit zijn:
• Geen noemenswaardige tekortkomingen. Dit betekent dat uit het onderzoek geen tekortkomingen zijn gebleken die de tolerantiegrenzen van de Rekenkamer overschrijden.
• Tekortkomingen. Dit betekent dat uit het onderzoek tekortkomingen zijn gebleken die de tolerantiegrenzen van de Rekenkamer overschrijden.
• Ernstige tekortkomingen. Hiervan spreekt de Rekenkamer in de volgende situaties. Uit het onderzoek zijn tekortkomingen gebleken, die:
– kunnen leiden of hebben geleid tot disfunctioneren van het financieel beheer;
– betrekking hebben op kritische processen;
– wijdverbreid zijn binnen het ministerie;
– tot aanzienlijke risico's voor de rechtmatigheid van zeer grote bedragen kunnen leiden of hebben geleid; of
– voor de Rekenkamer aanleiding zijn geweest om bezwaaronderzoek in te stellen of bezwaar te maken.
De Rekenkamer geeft tevens aan welke risico's voor rechtmatigheid en/of doelmatigheid zij aan de gesignaleerde tekortkomingen verbonden acht en welke mogelijkheden tot verbetering zij ziet.
2.2 Accountantscontrole financiële verantwoording
Om vast te stellen of de Rekenkamer gebruik kan maken van de door de departementale accountantsdienst (AD) verrichte werkzaamheden, voert zij een review uit op de planning, de uitvoering en de afsluiting van de AD-controle. Bij de beoordeling van de controle op de toelichting van de rekening heeft de Rekenkamer in het bijzonder aandacht besteed aan de controle van de kengetallen.
De departementale accountantsdienst (AD) heeft een goedkeurende accountantsverklaring bij de financiële verantwoording van het ministerie van BZK over het begrotingsjaar 2000 afgegeven.
Bij het agentschap Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) (dat voorheen onder het Ministerie van Justitie ressorteerde). is een verklaring met beperking afgegeven wegens het niet conform de Europese richtlijnen handelen bij aanbestedingen en omdat er geen zekerheid is omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de in de balans opgenomen posten inzake de Dienst Bijzondere Recherchezaken. Voor de agentschappen IVOP, ITO, CAS en BPR zijn de financiële verantwoordingen wel voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring.
De beoordeling van de gerealiseerde kengetallen zoals die worden gepresenteerd in de financiële verantwoording maken deel uit van de reguliere accountantscontrole.
De Rekenkamer stelde vast dat de AD-controle voldoende basis vormt voor haar oordeelsvorming over de financiële verantwoording 2000 van het Ministerie van BZK. Haar oordelen zijn dan ook mede tot stand gekomen op basis van de AD-rapportages. De AD betrekt de in de toelichting opgenomen kengetallen in zijn controle.
2.3 Accountantscontrole financieel beheer
Tot de algemene controletaak van de AD behoort mede de controle van het financieel beheer. De Rekenkamer heeft een inventariserend onderzoek gedaan naar de wijze waarop de AD's de controle van het financieel beheer vorm geven.
2.3.2 Reikwijdte accountantscontrole financieel beheer
De AD beschouwt het financieel beheer niet als afzonderlijk controleobject, maar rapporteert daar wel over naar aanleiding van met name haar interimrapportages als daar aanleiding toe is.
Uit het inventariserend onderzoek van de Rekenkamer blijkt dat de accountantsdienst bij de controle financieel beheer aandacht besteedt aan onder meer de volgende onderwerpen:
– administratieve organisatie;
– mandaatregelingen;
– sturingsrelaties met agentschappen en ZBO's;
– inkoopfunctie/EG-aanbestedingen;
– invoering van de euro.
De Rekenkamer heeft voor het melden van tekortkomingen en positieve bevindingen inzake het financieel beheer in het verantwoordingsjaar 2000 gebruik gemaakt van de resultaten van de accountantscontrole.
2.4 Beschrijving en onderhoudsorganisatie AO
Een actuele beschrijving van de administratieve organisatie (AO) is een belangrijk instrument voor de sturing, beheersing en controle van de beheersprocessen rondom de financiële zaken en daarnaast ook voor processen op andere terreinen, zoals het materieel- en het personeelsbeheer. Als waarborg voor een volledige en actuele beschrijving van de AO is een goede onderhoudsorganisatie onontbeerlijk.
In juni 2000 is het vernieuwde «Handboek Richtlijnen BZK» verschenen. Het handboek is de bundeling van de (financiële) richtlijnen die voor geheel BZK gelden en vormt de basis waarop de onderdelen hun eigen (financiële) beheersprocessen moeten inrichten. De «formele AO» is vrijwel volledig en toereikend beschreven.
Om in de toekomst inhaalslagen te voorkomen is een structureel werkende onderhoudsorganisatie noodzakelijk. De basis daarvoor is gelegd is in de vorm van een richtlijn «Onderhoudsorganisatie» van FEZ, die door de verschillende dienstonderdelen is uitgewerkt. Verder is er bij het departement een AO-team van onder andere vertegenwoordigers van de dienstonderdelen, dat zich bezig houdt met het actueel houden van de huidige beschrijving van de AO. Eind oktober 2000 hebben de verschillende dienstonderdelen hun onderhoudsplannen AO ter vaststelling aan het Audit Committee aangeboden.
De AD heeft in zijn onderzoek «Evaluatie inhaalslag AO» belangrijke omissies vastgesteld in de beschrijving van de procedures verplichtingen, betalingen en contractbeheer.
Mede op basis van het door de Rekenkamer uitgevoerde vervolgonderzoek op bezwaar (zie paragraaf 4.1) wordt geconcludeerd dat de opzet en de onderhoudsorganisatie van de AO van het Ministerie van BZK is verbeterd ten opzichte van vorig jaar. Met betrekking tot de werking van de AO zijn er nog tekortkomingen.
De minister geeft in zijn antwoord aan dat in het Audit Committee van maart 2001, voor wat betreft de begrotingscyclus inclusief het financieel beheer, is besloten om per kwartaal een managementrapportage op te stellen. Deze rapportage zal worden besproken in afzonderlijk te houden beheersmanagementteams op DG-niveau. Vaste onderdelen van zo'n rapportage zijn de werking van de AO, de registratie van verplichtingen, de betaaltermijnen en expliciet de nakoming van inkoopprocedures (inclusief de EU-richtlijn en de dossiervorming). De rapportage over het eerste kwartaal 2001 zal bij wijze van proef worden opgesteld.
Verder zal het totaalbeeld van het financieel beheer eveneens per kwartaal worden geagendeerd voor het Audit Committee.
Tevens zegt de minister toe dat de Accountantsdienst in 2001 een aantal audits zal uitvoeren naar de werking van de AO, waaronder de inkoop.
De minister meent dat de aandacht voor deze onderwerpen en de betrokkenheid van het management hiermede voldoende is gewaarborgd.
Voor de beleidscyclus en het beheer op de overige, zogenoemde PIOACH-terreinen heeft de minister besloten dat een nadere uitwerking zal plaatsvinden.
Een betrouwbare en continu functionerende automatisering is een essentieel hulpmiddel voor de beheersing van de financiële processen, het personeelsbeheer en het materieelbeheer. In het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR) zijn de minimumeisen vastgelegd waaraan de beveiliging van de geautomatiseerde systemen binnen de Rijksdienst zou moeten voldoen. De Rekenkamer heeft evenals vorig jaar de uitvoering van het VIR onderzocht. Daarnaast heeft de Rekenkamer de EDP-audit-organisatie, de organisatie van de automatisering en het functioneren van begrotingsadministratiesystemen, personeelsinformatiesystemen en in mindere mate voorraadadministratiesystemen onderzocht.
2.5.2 Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst 1994
Per ultimo 2000 waren bij het Ministerie van BZK, dit in tegenstelling tot 1999, alle afhankelijkheids- en kwetsbaarheidsanalyses voor alle hiervoor in aanmerking komende (vitale) systemen gereed.
Op basis van een evaluatie van het informatiebeveiligingsbeleid in 1999 is het beleidskader geactualiseerd en op onderdelen aangepast en is besloten om informatiebeveiliging op een efficiëntere wijze aan te pakken. Voor de departementsbreed voorkomende processen is de «Baseline Informatiebeveiliging» opgesteld en in januari 2000 vastgesteld («Beleidsdocument Informatiebeveiliging Ministerie van BZK»). De onderdelen moeten voor juli 2001 de maatregelen die in deze baseline staan implementeren en zonodig specifieke maatregelen te treffen. De AD zal de implementatie in het laatste kwartaal 2001 controleren.
2.5.3 De begrotingsadministratie
De Rekenkamer heeft over 2000 geen tekortkomingen geconstateerd in het begrotingsadministratiesysteem van het departement.
2.5.4 Administratie personeelsgegevens
De Rekenkamer heeft het Interdepartementaal Personeels-informatie- en Automatiseringssysteem (IPA) in haar onderzoek betrokken. Dit systeem is bij alle departementen in gebruik, de minister van BZK is eindverantwoordelijk voor dit systeem en het agentschap IVOP van BZK is belast met het beheer.
Uit accountantsmededelingen blijkt dat de opzet en naleving van het stelsel van procedures rond het IPA in 2000 heeft beantwoord aan de kwaliteitscriteria exclusiviteit, integriteit, controleerbaarheid en beschikbaarheid. Dit zelfde geldt voor het stelsel van interne controlemaatregelen opgenomen in de IVOP beheersorganisatie.
2.5.5 Administratie voorraadgegevens
Het ministerie beschikt niet over een geautomatiseerd voorraadsysteem. In december 1999 heeft FEZ een richtlijn voor het materieelbeheer opgesteld. De administratieve organisatie van de departementsonderdelen is in 2000 aan de hand van deze richtlijn aangepast.
Bij het Logistiek Centrum Zoetermeer (LCZ) is in 1999 een nieuw geautomatiseerd voorraadbeheersysteem (Maximo) geïmplementeerd. Met behulp van dit systeem wordt een grote diversiteit aan hulpgoederen beheerd. De AD heeft geconstateerd dat de opzet van het stelsel van kritische beheersmaatregelen bij het LCZ niet geheel aan de eisen voldoet op de punten «betrouwbaarheid en continuïteit van de gegevensverwerking» en «informatievoorziening» en heeft aanbevelingen ter verbetering gedaan. Zie verder ook paragraaf 3.2.
De AD van het Ministerie van BZK beschikt over een actueel en volledig overzicht van de (vitale) departementale informatiesystemen. In 2ooo heeft er bij de AD een reorganisatie plaatsgevonden. Er is bij de AD nu sprake van drie disciplines:
• Financial Audit;
• Operational Audit;
• IT-Audit.
Er is een samenvattend rapport met uitgevoerde EDP-audits over het afgelopen jaar verschenen. De EDP-audits hebben vrijwel geheel conform de planning plaatsgevonden.
De afweging voor de prioriteitsvolgorde van de beoordeling van de departementale geautomatiseerde systemen wordt echter niet altijd op basis van risico's gedaan.
Ten opzichte van vorig jaar zijn er op onderdelen verbeteringen. Het geheel overziende luidt de conclusie over de automatisering: geen noemenswaardige tekortkomingen.
De Rekenkamer heeft evenals vorig jaar de financiële functie onderzocht. Hieronder verstaat zij het geheel van organisatorische voorzieningen, zoals de organisatiestructuur, de beschrijving van de actoren en de daarmee samenhangende verdeling van taken en bevoegdheden, dat zorg draagt voor een ordelijk en controleerbaar financieel beheer. Zij heeft dit jaar apart aandacht geschonken aan de rol van het audit committee.
Het Ministerie van BZK werkte in 2000 evenals in 1999 op vele fronten aan de verbetering van de financiële functie.
Zo is gewerkt aan de stroomlijning en actualisatie van de mandaat- en volmachtbesluiten bij BZK. Deze zullen in 2001 worden vastgesteld en in een mandaat- en volmachtregister worden opgenomen.
Er loopt sinds eind 1998 een Kwaliteitsprogramma Financiële Functie voor aanpassingen in het kader van VBTB, verbeteringen in de interne sturing en personele kwaliteit, en verbeteringen in de externe sturing van het voor BZK toenemend aantal agentschappen en ZBO's.
In april 2000 is het «Normenkader Sturingsrelaties met agentschappen en ZBO's» vastgesteld. In september 2000 is de modelregeling agentschappen vastgesteld en eind 2000 was de modelregeling voor drie van de vijf agentschappen in concept ingevuld. Een vierde agentschap en de ZBO's zullen naar verwachting in 2001 volgen. De implementatie van de in de regelingen vastgelegde aansturing en informatievoorziening is eveneens voor 2001 voorzien.
Het instellingsbesluit AC BZK dateert van 1991 en moet geactualiseerd worden. Uit de verslagen van de vergaderingen van het AC van de laatste drie jaar blijkt dat het AC zijn taken zoals vastgelegd in het instellingsbesluit niet overtuigend uitvoerde. Het controleplan van de AD is sinds 1999 niet meer besproken en het AC deed vrijwel geen voorstellen tot acties naar aanleiding van accountants- en overige rapportages. Naar aanleiding van de onderzoeksbevindingen van de Rekenkamer zijn in de vergadering van het AC in maart 2001 bij de behandeling van het concept samenvattend accountantsrapport 2000 wel concrete actiepunten geformuleerd en actoren benoemd.
2.6.3 Conclusie financiële functie
Er waren geen noemenswaardige tekortkomingen. Ten opzichte van vorig jaar heeft zich dus een verbetering voorgedaan.
Wel merkt de Rekenkamer op dat de grote werkdruk op financiële functionarissen een hoog inherent risico vormt voor het financieel beheer. Deze werkdruk houdt mede verband met enkele grote projecten zoals het verbetertraject AO, VBTB, de invlechting van het KLPD en ITO, de versnelling van de verantwoordingsprocedure, de invoering van de euro, en het Grote Steden- en Integratiebeleid.
Het Ministerie van BZK heeft dit knelpunt inmiddels aangepakt door recentelijk een centrale wervingsactie voor de financiële functie te starten. De Rekenkamer beveelt aan permanent aandacht te houden voor een kwalitatief goede bezetting van de financiële kolom.
2.7 Planning- en controlcyclus
De Rekenkamer heeft een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de sturing en beheersing van de primaire en ondersteunende processen binnen de ministeries. In de meeste gevallen heeft deze sturing en beheersing vorm en inhoud gekregen door middel van een planning- en controlcyclus. Hierin worden doelstellingen geformuleerd, worden de daarbij behorende activiteiten geregistreerd, en vervolgens de uitkomsten vergeleken met de doelstellingen, waarna eventueel bijsturing plaatsvindt.
Binnen een ministerie kunnen op verschillende niveaus meerdere, met elkaar samenhangende planning- en controlcycli functioneren. Dit verkennende onderzoek is met name gericht op de planning- en controlcyclus zoals die wordt uitgevoerd op het niveau ter ondersteuning van de departementale leiding (minister en DG/Bestuursraad).
Het Ministerie van BZK heeft als besturingsfilosofie een SG/DG-model waarbij sturing plaatsvindt op basis van integraal management. Deze besturingsfilosofie wordt als volgt ondersteund door een planning- en controlcyclus. De SG is bevoegd tot het stellen van de departementale kaders en de DG's zijn bevoegd tot het stellen van (aanvullende) kaders ten aanzien van zowel beleid als beheer. De directeuren moeten daarbinnen opereren en de afweging maken tussen middeleninzet en te behalen doelen/output. De DG's leggen over hun samenhangende beleidsterreinen verantwoording af aan de SG. De cyclus strekt zich uit over het beleid, de begroting en het beheer. Met uitzondering van de begrotingscyclus bestond er een relatieve vrijheid voor de DG's en plaatsvervangend SG om op eigen wijze invulling te geven aan de P&C-cyclus. In de praktijk is dan ook een divers beeld ontstaan.
De sturingsrelaties met agentschappen zijn in 2000 vormgegeven en zullen in 2001 dienovereenkomstig in werking treden. De sturingsrelaties met ZBO's worden in 2001 uitgewerkt en geïmplementeerd.
Het ministerie vindt zelf dat er nog geen optimale P&C-cyclus is, maar dat de weg ernaar toe is uitgezet. De planning en controlcyclus zal worden herzien, met als uiteindelijk doel: op systematische wijze inzicht verkrijgen in de mate waarin de gestelde doelen van het ministerie worden bereikt respectievelijk acties moeten worden ondernomen voor bijsturing.
Desalniettemin gaf het Ministerie van BZK aan zich reeds «in control» te achten, echter zonder dit met argumenten te onderbouwen.
2.8.1 Sturingsrelaties ministerie-agentschappen
In 2000 is een normenkader voor agentschappen en ZBO's en een modelregeling agentschappen gereed gekomen.
De regelingen voor de agentschappen CAS, BPR en ITO zijn gereed, die voor het agentschap IVOP nog niet. Het KLPD is vooralsnog buiten de planning voor het tot stand brengen van een regeling gehouden.
De komende tijd zal verder invulling worden gegeven aan een vervolg gericht op ZBO's.
2.8.2 Informatie Technologie Organisatie (ITO)
In het rechtmatigheidsonderzoek over 1999 bleek dat het financieel beheer bij het agentschap Informatie Technologie Organisatie (ITO) onvoldoende was. Er werden omvangrijke tekortkomingen geconstateerd in ondermeer de managementrapportages, de interne controle op de volledigheid van de baten en de naleving van de regeling contractbeheer. Tevens werden ernstige gebreken geconstateerd bij het proces van afsluiten en verantwoorden. De tekortkomingen waren van dien aard dat ITO niet tijdig in staat was om een voldoende complete en betrouwbare verantwoording op te leveren. Inmiddels zijn in samenspraak tussen ITO, DGOOV, FEZ en AD vier verbeterpunten als speerpunt aangemerkt, die zijn uitgewerkt in een concrete projectaanpak met een helder tijdpad.
Het ITO heeft in 2000 het verbetertraject vrijwel geheel conform de planning gerealiseerd, afgezien van het nog in ontwikkeling verkerende «Cost of Ownershipmodel» (bedoeld om inzicht te krijgen in de kosten per productcategorie). De nog resterende verbeteracties zullen in de eerste helft van 2001 worden afgerond.
Omdat tegelijkertijd zowel in het primair proces als binnen de financiële functie ingrijpende organisatorische en procedurele maatregelen zijn doorgevoerd, zijn inmiddels de randvoorwaarden vervuld, om vanuit een eigen visie, richting te geven aan de verdere op- en uitbouw van de organisatiebeheersing.
2.8.3 Korps Landelijke Politiediensten (KLPD)
Sinds 1 januari 2000 is het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) agentschap bij het Ministerie van BZK. Het KLPD heeft in 2000 getracht het (financieel) beheer verder te verbeteren. Daarbij speelde een aantal ontwikkelingen een rol, zoals het onderbrengen van de Spoorwegpolitie bij het KLPD met ingang van 2000, de wijziging van de financieringsstructuur van de agentschappen (waardoor onder andere de financiering van activa door middel van leningen gerealiseerd wordt) en de organisatorische knelpunten door een groot verloop van personeel bij de beheersdiensten.
De AD heeft bij dit agentschap een verklaring met beperking afgegeven.
De AD constateerde over het financieel en materieel beheer, dat de inrichting van het beheer en de naleving van kaders en procedures een flinke onderhoudslag verdienen. Het bleek niet mogelijk om de vraag of het KLPD nog wel «in control» is, zonder veel aanvullende werkzaamheden te kunnen beantwoorden. Oorzaken hiervan waren:
• de bezetting van de financiële functie is niet meer toereikend om adequaat aandacht te geven aan het beheer en in het bijzonder de interne controle en ook niet voor het doorvoeren van de noodzakelijke verbeteracties;
• de bestuurlijke informatievoorziening is nog verre van optimaal. De informatievoorziening kan nog niet worden geoptimaliseerd omdat de sturingsrelatie tussen de korpsbeheerder en korpschef nog in opbouw is, er binnen de KLPD wordt gereorganiseerd en de informatiebehoeften nog niet zijn uitgekristalliseerd;
• in het onderhoud van de AO is, mede als gevolg van een tekort aan AO-medewerkers, flinke achterstand opgetreden;
• het merendeel van de divisies beschikt niet over een actueel en volledig ingevuld contractregister.
Aandachtspunten zijn verder:
• het verwerken van de balanspositie;
• de via het KLPD verstrekte financiering aan de Dienst Bijzondere Recherche Zaken (DBRZ). Alleen de AD van Justitie heeft inzicht in de besteding van deze geheime geldstromen, de AD van BZK kan zich daardoor geen oordeel worden uitgesproken over de posten van DBRZ;
• het feit dat een groot aantal aanbestedingen nog niet conform de EG-aanbestedingsrichtlijnen is gedaan.
In maart 2001 heeft het KLPD een ambitieus verbeterplan op hoofdlijnen afgerond: «Meerjarig verbeterplan bedrijfsvoering KLPD». Hierin komen aan de orde financieel economische aangelegenheden, personeel en organisatie, facilitaire dienstverlening, informatisering en «control». Naar verwachting zal begin mei 2001 dit plan zijn vertaald in een operationeel plan. Voor het welslagen van het verbetertraject is met name een goede start ervan belangrijk. Daarom meent de Rekenkamer dat in het verbeterplan onder meer de volgende elementen moeten zijn geregeld:
• autorisatie van het plan door de minister en committering van de ambtelijke top;
• inventarisatie van de knelpunten en de onderliggende oorzaken;
• concrete en controleerbare verbetermaatregelen;
• een realistisch tijdpad met tussentijdse mijlpalen;
• voortgangsrapportages voor eventuele bijsturing;
• tijdige en volledige implementatie van de verbetermaatregelen;
• (periodieke) toetsing van de werking van de geïmplementeerde maatregelen.
Van belang is verder dat de reguliere bedrijfsvoering wordt geborgd.
De Rekenkamer concludeert dat de situatie bij ITO ten opzichte van het vorig jaar is verbeterd, maar dat bij het KLPD sprake is van ernstige tekortkomingen.
Een positieve ontwikkeling is de bijna geheel voltooide invulling van de sturingsrelaties met de agentschappen.
Het geheel overziend komt de Rekenkamer tot het oordeel: er zijn nog tekortkomingen. Dit is een verbetering ten opzichte van vorig jaar toen er nog sprake was van ernstige tekortkomingen.
In zijn reactie ten aanzien van het KLPD geeft de minister te kennen dat ook hij de zorg van de Rekenkamer deelt. Teneinde de knelpunten en de tekortkomingen in het beheer aan te pakken is op 15 maart jongstleden een plan van aanpak op hoofdlijnen naar Financiën en de Rekenkamer gestuurd. Op dit moment wordt gewerkt aan een gedetailleerd plan, waarbij de aanbevelingen van de Rekenkamer ter harte worden genomen. Het is de bedoeling dit plan kort na 1 mei 2001 gereed te hebben, waarna direct met de uitvoering begonnen zal worden.
Tevens zegt de minister toe dat aan de samenloop met de reorganisatie bij het KLPD en de reguliere bedrijfsvoering continu aandacht zal worden gegeven.
De Rekenkamer is van mening dat de tekortkomingen in het beheer bij het KLPD nog steeds aanzienlijk zijn. Tevens loopt er op dit moment een reorganisatie. Het verbeterplan van het KLPD dat alleen nog op hoofdlijnen gereed is, is erg ambitieus. Het heeft een meerjarig karakter en de financiering ervan zal circa 30 miljoen vergen. Dit biedt volgens de Rekenkamer onvoldoende uitzicht op structurele verbeteringen binnen een redelijke termijn.
De Rekenkamer zal in het rechtmatigheidsonderzoek 2001 een bezwaaronderzoek uitvoeren bij de KLPD. Zij zal het verbeterplan beoordelen aan de hand van de volgende criteria:
• tijdpad: een planning met deadlines voor de realisatie van het verbeterplan;
• concrete maatregelen: zichtbare maatregelen gericht op het oplossen van de geïdentificeerde knelpunten;
• controleerbare maatregelen: de maatregelen zijn identificeerbaar en te toetsen.
Verder verwacht de Rekenkamer van verbeterplannen dat er een duidelijke verdeling is van verantwoordelijkheden en dat de ambtelijke top zich aan het plan heeft gecommiteerd. Omdat de minister direct aanspreekbaar is voor een bezwaar van de Rekenkamer dient deze het verbeterplan te autoriseren. Ook is van belang dat het ministerie periodiek de implementatie van de verbetermaatregelen en de werking daarvan toetst, zodat niet alleen in opzet verbeteringen optreden.
2.9 Overdrachtsuitgaven en -ontvangsten
In 2000 is ruim f 497 miljoen verantwoord onder hoofdstuk IV van de Rijksbegroting. De beheersing van deze gelden die bij voorschot aan de overzeese gebiedsdelen worden uitgekeerd geeft al jaren problemen. De Rekenkamer stelde in het rechtmatigheidsonderzoek 1999 vast dat de achterstand in de afwikkeling van overheidsprojecten aanzienlijk was.
In het rechtmatigheidsonderzoek 2000 bleek dat deze achterstand sterk was gedaald, dankzij beheersafspraken die met de Nederlandse Antillen zijn gemaakt over onder meer projectgewijs afrekenen en verscherping van het toezicht op de uitvoering door zowel de Nederlandse Antillen als Nederland. Voor een specificatie wordt verwezen naar het rapport bij de financiële verantwoording 2000 van Koninkrijksrelaties.
2.9.2 Sectorale vorming- en opleidingsfondsen
Het als vorig jaar wijst de AD erop dat deze fondsen over aanzienlijke liquide middelen beschikken. Bij het A&O-fonds sector Rijk blijkt dat in 1999 f 10 miljoen risicomijdend is ondergebracht, waardoor slechts een zeer geringe rentevergoeding is ontvangen.
Ook de jaarrekening 1999 van het A&O-fonds Gemeenten laat wederom een hoge stand aan liquide middelen zien (inmiddels f 40,9 miljoen).
Samenwerkingsovereenkomst controle Europese structuurfondsen
Op dit moment vindt binnen de Europese Commissie een fundamentele herziening plaats van het financieel beheer en controle. De controles, die tot op heden door het directoraat generaal voor de Financiële Controles van de Commissie werden uitgevoerd, zullen straks decentraal worden uitgevoerd door de financiële afdelingen van elk directoraat generaal van de Europese Commissie. In het kader van de structuurfondsen krijgt het directoraat generaal voor Regionaal Beleid een coördinerende rol en zal in die hoedanigheid optreden als het nieuwe aanspreekpunt voor de financiële controleurs van de lidstaten.
Gezien de omvang van de aan Nederland in de periode 2000–2006 toekomende structuurfondsgelden en het communautair initiatief Urban wordt door de DG Rijksbegroting voorgesteld dat de AD van BZK een samenwerkingsovereenkomst afsluit met de Europese Commissie in lijn met overeenkomstige samenwerkingsovereenkomsten met de AD's van EZ, LNV en SZW.
De samenwerkingsovereenkomst is erop gericht, gegeven een overeengekomen gemeenschappelijke controlemethode, de door de AD verrichte controle een zelfde bewijskracht en status te doen hebben als de controles door de financieel controleur van de Europese Commissie.
De Rekenkamer zou het een goede zaak vinden als de AD inderdaad een samenwerkingsovereenkomst met de Europese Commissie zou afsluiten. Gelet op de toegenomen politieke aandacht voor beheer en controle van Europese geleden is het afsluiten van zo'n overeenkomst een signaal dat samenwerking ook door Nederland van belang wordt geacht. Bovendien draagt dit bij tot een doelmatig controlebestel.
De Europese Commissie heeft in het kader van het communautair initiatief Urban voor Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht beschikkingen afgegeven voor bijdragen tot een bedrag van f 46 miljoen. Daarnaast ontvangen de vier grote gemeenten een bijdrage van het Ministerie van BZK van f 60 miljoen.
De regelgeving eist onder andere dat de gelden voor eind 2001 besteed dienen te zijn, en dat vóór eind 1999 alle verplichtingen zijn aangegaan op het niveau van eindbegunstigden. De AD heeft geconstateerd dat uit de door de gemeenten ingediende voortgangsrapportages 1999 blijkt dat niet altijd aan deze voorwaarde inzake verplichtingen is voldaan. De AD concludeert dat bij drie van de vier gemeenten circa 20% van het programmadeel nog niet of op onjuiste wijze dan wel discutabel is verplicht (totaal f 28,1 miljoen).
De Directie Grote Stedenbeleid en Interbestuurlijke Betrekkingen (DGSIB) van het Ministerie van BZK heeft in december 2000 de rapportages aan de Commissie aangeboden en de problematiek inzake de verplichtingen gemeld. DGSIB verzoekt op korte termijn overleg met Brussel tezamen met de AD over de te volgen handelswijze.
Begin januari is een conceptreactie van Brussel ontvangen waarin duidelijk is gemaakt dat de eis van aangaan van verplichtingen hard is. Wel wordt aangegeven dat overleg met Brussel mogelijk is over eventuele twijfelgevallen.
De Rekenkamer beveelt aan op korte termijn de probleemgevallen voor te leggen aan de Europese Commissie. Na afronding hiervan kunnen vervolgstappen worden ondernomen.
2.9.4 Achterstand in afdracht paspoortleges Aruba en de Nederlandse Antillen
In de tussentijdse rapportage over 2000 stelde de AD vast dat er een aanmerkelijke achterstand van ruim f 56 000,– was ontstaan in de afdracht van paspoortleges door de regering van Aruba. Ultimo 2000 was het bedrag dat openstond tot en met september 2000 f 716 000,–.
Aanbevolen wordt dat het directoraat-generaal Openbaar Bestuur de nodige maatregelen zal treffen om de achterstallige vorderingen te innen.
2.9.5 Bijdragen Politieregio's
In het rapport bij de financiële verantwoording 1999 werd onder andere opgemerkt dat de aanbevelingen uit het Rekenkamerraport Financieel beheer politieregio's (1998) in veel gevallen niet door de korpsen werden opgevolgd. Verder bleek dat ook de administratieve organisatie bij de politieregio's nog veel te wensen overliet. De informatie die het ministerie in 1999 had ontvangen van de politiekorpsen liet mede hierdoor in vrijwel alle opzichten te wensen over. Enkele uitzonderingen daargelaten, was de informatie die noodzakelijk was voor de vaststelling van de bijdragen niet tijdig ontvangen, onduidelijk en onvolledig.
Op het punt van verslaglegging kon ook de controle van de regioaccountants nog verbeterd worden.
De directie Politie heeft, aanvullend op het controleprotocol 1999, aandacht gevraagd voor onder andere een rapportage omtrent de mate van follow-up van de conclusies en bevindingen van het rapport van de Algemene Rekenkamer naar het financieel beheer van de politieregio's.
In 2000 constateerde de AD dat de meeste regio's in staat geweest zijn om de benodigde verantwoordingsdocumenten, op tijd en van een voldoende kwalitatief niveau, in te dienen.
De regio's hebben in 2000 bijzondere aandacht gegeven aan de administratieve organisatie en de interne controle.
Begin 2001 heeft de directie Politie het controleprotocol 2000 aan de korpsbeheerders van de regionale politiekorpsen verzonden.
Verder meldt de AD dat er in 2000 sprake is van een verbetering van de kwaliteit van de accountantsrapportages, maar dat er nog steeds een aantal accountants niet of onvoldoende alle bijzondere en procedurele aandachtpunten uit het controleprotocol aan de orde stelt.
De Rekenkamer komt, gelet op de bevindingen, tot het oordeel «geen noemenswaardige tekortkomingen» bij het ijkpunt «Overdrachtsuitgaven en -ontvangsten». Dit is een verbetering ten opzichte van vorig jaar toen er nog sprake was van ernstige tekortkomingen.
2.10 Transactieuitgaven en -ontvangsten
De AD heeft, net als in 1999, geconstateerd dat de inkoop-, contract- en aanbestedingsprocedures en richtlijnen, afgezien van positieve uitzonderingen, niet goed worden nageleefd.
Dit geldt zowel voor de contractdossiers, de contractregisters als voor de initiële inschatting van inkopen in verband met mogelijke Europese aanbesteding en de doelmatigheidstoets. Voor deze dossiers is overigens een adequate interne richtlijn beschikbaar.
Met betrekking tot de EU-richtlijn is het probleem van de vraagaggregatie, zowel van gelijksoortige inkopen als van eerste en vervolgorders, niet opgelost. Ook wordt niet in alle gevallen waarop de regelgeving van toepassing is aanbesteed overeenkomstig deze richtlijnen.
De Rekenkamer komt op basis hiervan tot de conclusie dat de transactieuitgaven en -ontvangsten tekortkomingen vertonen en zij wijst erop dat dit risico's voor de rechtmatigheid met zich meebrengt.
2.11 Conclusies over het financieel beheer
Recapitulerend kan het volgende overzicht van geconstateerde tekortkomingen van de voor het departement relevante ijkpunten voor 2000 én 1999 worden gegeven.
IJkpunt | Geen noemenswaardige tekortkoming en geconstateerd | Tekortkomingen geconstateerd | Ernstige tekortkomingen geconstateerd | |||
---|---|---|---|---|---|---|
2000 | 1999 | 2000 | 1999 | 2000 | 1999 | |
Accountantscontrole | x | x | ||||
Beschrijving en onderhoudsorganisatie AO | x | x | ||||
Automatisering | x | x | ||||
Financiële functie | x | x | ||||
Planning- en controlcyclus* | ||||||
Agentschappen | x | x | ||||
Overdrachtsuitgaven en -ontvangsten | x | x | ||||
Transactieuitgaven en -ontvangsten | x | x | ||||
Informatievoorziening en kengetallen | x | x |
* Dit ijkpunt is slechts verkennend onderzocht.
De Rekenkamer heeft zowel rechtstreeks als door beoordeling en gebruikmaking van de AD-controles onderzoek verricht naar de diverse onderdelen van het financieel beheer.
De Rekenkamer constateert dat er sprake is van een vooruitgang in het financieel beheer ten opzichte van vorig jaar op de onderdelen automatisering, financiële functie, overdrachtsuitgaven en -ontvangsten. Bij de vijf agentschappen was er één met ernstige tekortkomingen, de KLPD. Voor alle vijf agentschappen samen levert dat het oordeel «tekortkomingen» op, een verbetering ten opzichte van 1999 (ernstige tekortkomingen). Bij de aandachtsgebieden AO, transactieuitgaven en informatievoorziening en kengetallen hadden de activiteiten van het departement in 2000 nog niet tot merkbare resultaten geleid. De Rekenkamer constateerde bij deze ijkpunten nog tekortkomingen.
3 OVERIGE BEHEERSONDERZOEKEN: MATERIEELBEHEER
De minister is op grond van het besluit Materieelbeheer 1996 verantwoordelijk voor een recht- en doelmatig beheer van de materiële activa bij het departement. Een goede organisatie van het beheer, met uitgangspunten die op risicoanalyse zijn gebaseerd, adequate registratie van de goederen, voldoende toezicht en controle op het beheer en een afdoende informatievoorziening over het beheer zijn daarbij volgens de Rekenkamer eisen waaraan minimaal moet worden voldaan. Het «goed huisvaderschap» en belangrijke ontwikkelingen als het baten-lastenstelsel en de bedrijfsvoeringsverklaring maken dat meer aandacht voor het beheer van materiële activa noodzakelijk is.
Vorig jaar voldeed het materieelbeheer in opzet aan de minimumeisen van het Besluit Materieelbeheer, maar was nog niet toereikend ordelijk, controleerbaar en doelmatig. De Rekenkamer beval toen aan:
• een sluitend systeem van interne controle maatregelen;
• toezicht door de directie FEZ ;
• het materieelbeheer tot een expliciet onderdeel te maken van de planningen controlcyclus, zodat het management op basis van verantwoordinginformatie het beheer kan sturen.
In het rechtmatigheidsonderzoek 2000 bleek dat er een nieuwe aanpak van het materieelbeheer is, waarin het materieelbeheer gebaseerd wordt op een risicoanalyse. Deze was in uitvoering. Het materieelbeheer is voorts als onderdeel van de AO/IC ingebed in de planning- en controlcyclus van het departement. De AD besteedt in het samenvattende rapport geen aandacht aan het materieelbeheer.
Korps Landelijke Politiediensten
In het rechtmatigheidsonderzoek 1999 deed de Rekenkamer de volgende aanbevelingen voor het materieelbeheer bij het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD):
• in de rapportages over aanwezigheidscontroles zowel de aanpak, de bevindingen als de vervolgacties vast te leggen;
• toezicht door de directie FEZ;
• op divisieniveau de informatievoorziening aan het management over het gevoerde materieelbeheer verder te ontwikkelen.
In het rechtmatigheidsonderzoek 2000 bleek dat er geen aandacht was besteed aan het uitvoeren van de aanbevelingen van de Rekenkamer. Het jaar 2000 heeft geheel in het teken van de overgang van het Ministerie van Justitie naar het Ministerie van BZK gestaan. Verder moest veel aandacht worden besteed aan het oplossen van financiële problemen, het opheffen van personele knelpunten en aan een reorganisatie.
3.3 Conclusies en aanbevelingen
De aanbevelingen van de Rekenkamer over de opzet van het materieelbeheer bij het kernministerie werden voldoende opgevolgd. Er is nu bij het ministerie echter aandacht nodig voor de werking van het materieelbeheer.
De Rekenkamer heeft er begrip voor, dat het KLPD in 2000 aan andere zaken dan de noodzakelijke verbetering van het materieelbeheer voorrang heeft moeten geven, maar vindt wel dat het materieelbeheer op basis vanhaar aanbevelingen op peil gehouden moet worden. Er zal ook vorm moeten worden gegeven aan de toezichtfunctie van de directie FEZ van het ministerie op het materieelbeheer bij het KLPD.
In zijn reactie stelt de minister dat de aanbevolen toezichthoudende rol van FEZ niet in lijn is met het sturingsmodel van het ministerie van BZK en de taken van een concerncontroller. Het toezicht op het materieelbeheer is primair de verantwoordelijkheid van de integrale manager. Het beleid en de kaderstelling berust bij CDI. De AD neemt het materieelbeheer mee in haar reguliere controles.
De Rekenkamer meent dat het concept «integraal management» niet strijdig hoeft te zijn met een toezichthoudende rol van FEZ zoals zij voorstaat.
4.1 Administratieve organisatie bij het Ministerie van BZK
In het rechtmatigheidsonderzoek over 1999 heeft de Rekenkamer een bezwaaronderzoek uitgevoerd naar de beschrijving en onderhoudsorganisatie van de administratieve organisatie (AO) bij het Ministerie van BZK.
De beschrijving was ernstig verouderd en er ontbrak een onderhoudsorganisatie voor de beschrijving. Het ministerie gaf hieraan geen hoge prioriteit en er was onvoldoende toezicht van de directie FEZ. Wel had het ministerie in 1999 een project «Inhaalslag AO BZK» gestart, voor de actualisering en complementering van de AO bij het ministerie.
De Rekenkamer concludeerde in haar bezwaaronderzoek dat de activiteiten ter actualisering en complementering van de AO-beschrijvingen laat op gang waren gekomen, maar vond wel dat het ministerie in het vierde kwartaal van 1999 een aanzienlijke krachtsinspanning had geleverd om tot een verbetering van de AO te komen. Op grond daarvan besloot de Rekenkamer geen bezwaar te maken, maar zij vroeg de minister nadrukkelijk om er in 2000 voor te zorgen dat:
• de implementatie, de werking en het onderhoud van de AO op centraal en decentraal niveau goed gemonitord zouden worden;
• er structurele personele capaciteit beschikbaar zou komen;
• opleidingen zouden worden gefaciliteerd.
Uit het antwoord hierop van de minister bleek dat hij deze aandachtspunten wel van belang vond, maar dat hij de tot dan toe passende maatregelen zou treffen de personele capaciteit ontoereikend zou blijken.
De Rekenkamer heeft in haar rechtmatigheidsonderzoek 2000 een vervolgonderzoek op dit bezwaaronderzoek uitgevoerd naar de beschrijving en onderhoudsorganisatie AO.
Beschrijving en onderhoud AO anno 2000
In juni 2000 is het vernieuwde «Handboek Richtlijnen BZK» opgeleverd. Dit handboek is een belangrijk product dat in het kader van de inhaalslag AO opgeleverd is (naast de decentrale handboeken, de onderhoudsorganisatie AO en de onderhoudsplannen). Het handboek is de bundeling van de (financiële) richtlijnen die voor geheel BZK gelden en vormt de basis waarop de onderdelen hun eigen (financiële) beheersprocessen moeten inrichten.
Tevens is in juni 2000 een notitie van de directie FEZ verschenen over het vervolgtraject van de inhaalslag AO. Hierin wordt onder andere beschreven hoe de onderhoudsorganisatie is geregeld. Om in de toekomst inhaalslagen te voorkomen is een structureel werkende onderhoudsorganisatie noodzakelijk. De basis daarvoor is gelegd in de vorm van een richtlijn «Onderhoudsorganisatie» die inmiddels door alle onderdelen is uitgewerkt. Een belangrijke rol in deze is weggelegd voor het Audit Committee (AC) als toezichthouder.
De «formele AO» is volledig en toereikend beschreven en door het management vastgesteld. De dienstonderdelen hebben onderhoudsplannen opgesteld, op basis van prioriteiten, interne en externe ontwikkelingen, de beschikbare personele capaciteit en inschattingen van de financiële, politieke en bestuurlijke risico's.
Sinds september 1999 is een zogenoemd AO-team actief van vertegenwoordigers van alle dienstonderdelen. Deze moeten ervoor zorgen dat de huidige beschrijvingen actueel blijven.
Periodiek rapporteert FEZ aan het AC over onder andere de realisatie van de onderhoudsplannen.
Deugdelijke managementinformatie, onder meer over de kwaliteit van de AO, is een noodzakelijke voorwaarde om zekerheid te hebben dat processen binnen een organisatie-onderdeel beheerst verlopen. Bij vrijwel alle organisatie-onderdelen die de Rekenkamer in het onderzoek heeft betrokken, stelde zij vast dat er bij de ambtelijke top geen deugdelijke managementinformatie over de kwaliteit van de AO voorhanden was. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt in de eerste plaats bij de integrale managers.
Ook de kwaliteit van de monitoring dient nog structureel verbeterd te worden. Hoewel de voortgang van de verbeteringen wordt geagendeerd voor de begrotingsoverleggen tussen vertegenwoordigers van een directoraat-generaal en FEZ, voor het Audit Committee en voor het AO-team, is van een structurele monitoring geen sprake.
De Rekenkamer stelde vast dat er in de loop van 2000 bij de organisatieonderdelen enkele vacatures zijn ontstaan die eind 2000 nog niet waren vervuld. Het gaat hierbij om medewerkers met onder andere AO-taken.
Begin 2001 is BZK een centrale werving voor de financiële functie gestart om in de decentrale vacatures te voorzien. Met deze wervingsactie wordt tevens beoogd een centrale «pool» voor bedrijfsvoeringsonderwerpen te vormen.
De Rekenkamer vindt deze verbreding van de wervingsactie een goede ontwikkeling gezien onder meer projecten als de euro, VBTB en de recente overkomst van het agentschap het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD).
De Rekenkamer constateerde dat de AO-coördinatoren in december 2000 een cursus «Bestuurlijke Informatievoorziening AO» hebben gevolgd. Daarnaast volgt het «eerste lijn management (afdelings/sector-hoofden)» het interne opleidingsprogramma waarin het belang van de AO aan de orde wordt gesteld.
De Rekenkamer merkt op dat de opzet van de beschrijving en onderhoud AO is wel verbeterd, maar dat de correcte uitvoering van de procedures nog te wensen overlaat. In 2000 was er sprake van tekortkomingen in de werking van de geïmplementeerde maatregelen «Betalingen» en «Verplichtingen». Bij alle onderdelen van BZK worden de inkoop-, contract- en EG-aanbestedingsprocedures niet goed nageleefd.
Het ministerie heeft inmiddels het werkplan «Herijking Inkoopfunctie» opgesteld. De AD zal de werking van de naar aanleiding van dit plan geïmplementeerde verbeterpunten in 2001 toetsen.
De Rekenkamer concludeert dat:
• de beschrijving van de AO en de onderhoudsorganisatie in 2000 verbeterd zijn. Er is een nieuw «Handboek Richtlijnen BZK». De «formele AO» is volledig en toereikend beschreven en door het management vastgesteld. De dienstonderdelen hebben onderhoudsplannen opgesteld op basis van de richtlijn «Onderhoudsorganisatie» van de directie FEZ;
• de betrokkenheid van de integrale managers bij de implementatie en werking van de AO in 2000 te wensen overliet;
• de kwaliteit van de monitoring en van de managementinformatie dient nog structureel verbeterd te worden.
• er begin 2001 adequate maatregelen zijn genomen om de ontstane vacatures bij een aantal dienstonderdelen weer te vervullen;
• de functionarissen die onder meer belast zijn met AO-taken specifieke opleidingen gevolgd hebben dan wel gaan volgen.
Het geheel overziend concludeert de Rekenkamer dat de (uitkomsten van de) realisatie van het verbeterproces met betrekking tot de AO achterblijven bij de verwachtingen.
De Rekenkamer beveelt aan:
• deugdelijke managementinformatie, op centraal en decentraal niveau, te formuleren om zekerheid te hebben dat de processen beheerst (blijven) verlopen;
• een nadrukkelijker commitment te verkrijgen van de leiding bij de verdere implementatie en correcte uitvoering van de AO, en hen controleerbaar aan te spreken op hun verantwoordelijkheid indien de resultaten bij de verwachtingen achterblijven;
• een adequaat monitorsysteem op te zetten en te implementeren.
4.2 Financieel beheer Dienst Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneel (DZVO)
In het rapport bij de financiële verantwoording 1999 is gerapporteerd over een vervolgonderzoek op bezwaar naar het financieel beheer bij de Dienst Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneel (DZVO). Het bezwaaronderzoek over 1998 was gericht op de volgende knelpunten in de kwaliteitszorg van de dienst:
• de ontoereikende managementinformatie;
• het ontbreken van actuele beschrijvingen van procedures (administratieve organisatie);
• de kwaliteit van de verificatie;
• de ordelijkheid en controleerbaarheid van het jaarwerk.
In juni 1999 stuurde de minister een beheersplan aan de Rekenkamer waarmee hij, onder meer ten aanzien van de bovenvermelde knelpunten, toezeggingen heeft gedaan.
In een vervolgonderzoek is nagegaan of de minister aan deze toezeggingen had voldaan. De conclusie was dat de DZVO in 1999 hard heeft gewerkt om de kwaliteitszorg van de dienst op een acceptabel niveau te brengen.
Blijkens het accountantsrapport over 2000 biedt de managementinformatie een voldoende basis voor tijdige (bij)sturing van het primaire proces en een doelmatige begrotingsuitvoering.
De beschrijving van de administratieve organisatie is nagenoeg afgerond. De beschrijving van het primair proces en de implementatie hiervan biedt voldoende aanknopingspunten voor de beheersing van de processen.
Over de ordelijkheid en controleerbaarheid van het jaarwerk merkt de AD op dat het inlezen, converteren en samenvoegen van de tapes voor 2000 op een gecontroleerde wijze is verlopen.
Een bijzonder aandachtspunt blijft de implementatie van het verificatieproject. In het kader van de reorganisatie bij de DZVO wordt het huidige verificatieproces vervangen door een stelsel van zelfcontrole en collegiale toetsing. Deze nieuwe wijze van verificatie is in 2000 in een pilot getest. Ondanks de uitkomsten van de pilot, die niet onverdeeld gunstig zijn, is toch besloten om het stelsel van zelfcontrole en collegiale toetsing in te voeren bij één van de drie productieteams. Gebleken is echter dat het nieuwe stelsel een te hoog foutpercentage opleverde. Daarom heeft de DZVO besloten de dossiers nogmaals het reguliere verificatieproces te laten doorlopen. In de loop van 2001 zal worden geëvalueerd.
De DZVO bevindt zich in een reorganisatieproces. Daarnaast zijn momenteel onderhandelingen gaande over een overname van de DZVO door een derde. Beide ontwikkelingen hebben gevolgen voor het functioneren van de gehele organisatie. Het risico bestaat dat beide acties de kwaliteit van het uitvoeringsproces negatief gaan beïnvloeden. Vooral de ingezette veranderingen in het verificatieproces, die slechts ten dele zijn geïmplementeerd, kunnen in 2001 gevolgen hebben voor een goede uitvoering en verantwoording daarover. De Rekenkamer beveelt aan de kwaliteit van het uitvoeringsproces te borgen.
5.1 Oordeel over de financiële verantwoording
De Rekenkamer heeft onderzocht of de financiële verantwoording van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waarin opgenomen de financiële verantwoordingen van de agentschappen IVOP, CAS, BPR, ITO en het KLPD voldoet aan de volgende eisen:
• de verantwoording dient een deugdelijke weergave te zijn van de uitkomsten van het financieel beheer en dient te zijn opgesteld volgens de voorschriften;
• de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten respectievelijk de baten, lasten, kapitaaluitgaven en -ontvangsten die in de verantwoording zijn opgenomen dienen rechtmatig te zijn, dat wil zeggen: tot stand gekomen in overeenstemming met de begrotingswetten en andere wettelijke regelingen.
Op grond van haar onderzoek komt de Rekenkamer tot het oordeel dat de financiële verantwoording van het ministerie voldoet aan de eisen.
De financiële verantwoordingen van de agentschappen IVOP, CAS, BPR, ITO en het KLPD voldoen aan eerstgenoemde eis. Aan de tweede eis voldoen deze verantwoordingen ook, met uitzondering van:
• Een bedrag van f 7,2 miljoen aan lasten dat als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Dit betreft betalingen op contracten door het agentschap KLPD die in strijd met Europese aanbestedingsregels tot stand zijn gekomen.
• De in de financiële verantwoording geconsolideerde vermogenspositie van de Dienst Bijzondere Recherchezaken (balanswaarde f 5,3 miljoen). Vanwege het ontbreken van inzicht in de besteding van de onderliggende stromen, dit is voorbehouden aan de AD van Justitie, kon geen zekerheid worden verkregen omtrent de volledigheid, juistheid en rechtmatigheid van de in de balans van het KLPD opgenomen posten inzake de Dienst Bijzondere Recherchezaken.
Overzicht 1 laat de totaalbedragen zien waaruit de rekening 2000 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is samengesteld (exclusief agentschappen). Daarvan is afgetrokken het gedeelte waarvan de Rekenkamer met redelijke zekerheid heeft kunnen vaststellen dat het geen fouten of onzekerheden bevat die de tolerantiegrenzen overschrijden. Wat overblijft is het totaal aan fouten en onzekerheden die de tolerantiegrenzen wel overschrijden.
Bedragen van de rekening 2000, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (x f 1 miljoen)
Verplichtingen1 | Uitgaven1 | Ontvangsten | |
---|---|---|---|
Totaal | 9 008,9 | 8 966,9 | 1 532,2 |
Geen belangrijke fouten/onzekerheden | 9 008,9 | 8 966,9 | 1 532,2 |
Belangrijke fouten/onzekerheden | 0 | 0 | 0 |
Onvolledigheden | 0 | 0 | 0 |
1 Het bedrag aan verplichtingen en uitgaven bevat in totaal f 108,7 miljoen respectievelijk f 45,8 miljoen aan overschrijdingen. Indien de Staten-Generaal niet akkoord gaan met de desbetreffende slotwetmutaties, zal de Rekenkamer haar positieve oordeel op dit punt moeten herzien.
5.3 Toelichting bij de rekening
De Rekenkamer heeft in het kader van het onderzoek naar de toelichting bij de rekening de kengetallen nader onderzocht.
5.3.2 Oordeel toelichting bij de rekening
De toelichting bij de rekening 2000 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voldoet aan de eisen.
De Rekenkamer heeft evenals voorgaande jaren de kengetallen in de financiële verantwoording onderzocht. De Rekenkamer definieert een kengetal als iedere combinatie van kwantitatieve informatie die bruikbaar is voor de besturing en/of beheersing van overheidshandelen, met als doel inzicht te geven in activiteiten, prestaties en effecten in relatie tot de ingezette middelen.
In de artikelsgewijze toelichting van de begroting 2000 worden doelstellingen van het beleid in algemene zin weergegeven. De doelstellingen worden veelal nader gekwantificeerd.
In de begroting van het ministerie zijn in totaal 42 kengetallen opgenomen, inclusief de agentschappen. De begroting van het agentschap KLPD is voor 2000 bij het Ministerie van Justitie opgenomen, terwijl de verantwoording door BZK is opgesteld. De opmerkingen over de kengetallen van het KLPD zijn bij BZK opgenomen.
Het aantal met kengetallen toegelichte artikelen is ten opzichte van de begroting van 1999 iets gestegen (van 39 naar 42).
Vergelijking van de 42 kengetallen in de begroting met de kengetallen die zijn opgenomen in de financiële verantwoording wees uit dat 1 kengetal niet was opgenomen in de financiële verantwoording, dat een aantal kengetallen onvolledig of juist meer uitgebreid in de financiële verantwoording waren opgenomen en dat enkele kengetallen deels verschillend in de financiële verantwoording waren opgenomen.
Bij sommige kengetallen werd in de verantwoording alleen de waarde voor de realisatie vermeld en bij de meeste kengetallen ontbrak de toelichting op de verschillen tussen raming en realisatie. In een aantal gevallen was het verschil klein maar bij de meeste kengetallen was het verschil echter zodanig (meer dan 10%) dat een toelichting verwacht zou mogen worden.
De informatievoorziening en kengetallen over 2000 vertonen evenals die over 1999 tekortkomingen.
De AD betrekt de in de toelichting opgenomen kengetallen globaal in zijn controle.
De minister stelt in zijn reactie dat in het kader van VBTB inmiddels voor de ontwerpbegroting 2002 de operationele doelstellingen met bijbehorende kengetallen (prestatie-indicatoren) zijn vastgesteld.
Hiermee wordt een meer systematische monitoring van het gebruik van de juiste kengetallen gewaarborgd.
5.4 Saldibalans met toelichting
Jaarlijks beoordeelt de Rekenkamer een deel van de bedragen op de saldibalans. De bedragen die zij niet beoordeelt zijn samengesteld uit:
– de uitgaven en ontvangsten die de Rekenkamer al beoordeeld heeft bij het onderzoek van de rekeningen; deze zijn niet opnieuw beoordeeld bij het onderzoek van de saldibalans waar zij als post op staan;
– de bedragen die op tegenrekeningen staan; deze worden niet beoordeeld omdat ze geen inhoudelijke waarde hebben.
Van de overige bedragen onderzoekt de Rekenkamer of deze fouten of onzekerheden bevatten die haar tolerantiegrenzen overschrijden.
Overzicht 2 geeft het totaalbedrag van de saldibalans per 31 december 2000. Daarvan worden afgetrokken:
– het totaal van de niet-beoordeelde bedragen;
– het totaal van de bedragen waarvoor met redelijke zekerheid is vastgesteld dat deze geen fouten of onzekerheden bevatten.
Dit resulteert in een totaal van bedragen met fouten of onzekerheden die de tolerantiegrenzen overschrijden (belangrijke fouten en onzekerheden).
Bedragen van de saldibalans per 31 december 2000, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (bedragen x f 1 miljoen)
Debet | Credit | |
---|---|---|
Totaal | 27 126,1 | 27 126,1 |
Niet beoordeeld | 16 539,7 | 12 105,0 |
Beoordeeld | 10 586,4 | 15 021,1 |
Geen belangrijke fouten/onzekerheden | 10 586,4 | 15 021,1 |
Belangrijke fouten/onzekerheden | 0 | 0 |
Onvolledigheden | 0 | 0 |
De toelichting bij de saldibalans voldoet aan de eisen.
De Rekenkamer heeft apart aandacht besteed aan de in de toelichting bij de saldibalans opgenomen informatie over de afgerekende voorschotten en onderzocht of deze afrekeningen aan de eisen voldeden. In totaal is f 7,4 miljard afgerekend. De Rekenkamer stelde vast dat deze afrekeningen aan de eisen voldeden.
5.5 Financiële verantwoording agentschap Informatievoorziening Overheidspersoneel (IVOP)
De dienst Informatievoorziening Overheidspersoneel is een in 1995 ingesteld agentschap met een stelsel van baten en lasten. Over 2000 bedroeg het totaal van de baten f 23,5 miljoen. Het totaal van de lasten bedroeg f 23,9 miljoen. Het nadelig resultaat over 2000 bedroeg f 0,4 miljoen.
De totale kapitaaluitgaven en -ontvangsten waren respectievelijk f 1,9 miljoen en f 1,5 miljoen. De totalen van de balans per 31 december 2000 bedroegen f 17,9 miljoen.
De rekening van baten en lasten en de balans bevatten geen belangrijke fouten en onzekerheden. De toelichtingen voldeden aan de eisen. Het IVOP kent alleen financiële kengetallen.
De «Regeling Vermogensvoorschriften Agentschappen 2000» bepaalt dat het een agentschap na 1 januari 2000 nog slechts is toegestaan om reserves tot een bedrag van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen drie jaar aan te houden. In geval van IVOP werd deze norm per ultimo 1999 overschreden. Uitgaande van de nadere van het Ministerie van Financiën ontvangen instemming mocht een zogenaamde «aanvullende verlaging» van de reserves worden gerealiseerd door een tijdelijke verlaging van de tarieven. In geval van IVOP is deze verlaging van de reservepositie geschiedt door de huidige systematiek van meerjarig kostendekkende tarieven te handhaven.
5.6 Financiële verantwoording agentschap Centrale Archief Selectiedienst (CAS)
De Centrale Archief Selectiedienst is een in 1997 ingesteld agentschap met een stelsel van baten en lasten. Over 2000 bedroeg het totaal van de baten f 14,8 miljoen. Het totaal van de lasten bedroeg f 14,4 miljoen. Het voordelig resultaat over 2000 bedroeg f 0,4 miljoen.
De totale kapitaaluitgaven en -ontvangsten waren respectievelijk f 4,8 miljoen en f 3,4 miljoen. De totalen van de balans per 31 december 2000 bedroegen f 5,5 miljoen.
De rekening van baten en lasten en de balans bevatten geen belangrijke fouten en onzekerheden. De toelichtingen voldeden aan de eisen.
Met ingang van het begrotingsjaar 2000 is de wijziging van het beleid inzake de financiering en het vermogensbeheer van agentschappen van kracht geworden. Als gevolg daarvan is er een bedrag ter grootte van f 0,4 miljoen aan agentschapsvermogen afgeroomd. Dit bedrag is door het Ministerie van BZK weer ter beschikking gesteld voor het doen van investeringen die ten goede dienen te komen aan de uit-voering van de kerntaak in casu de klanten.
Van genoemd bedrag is in 2000 f 0,3 miljoen besteed en gepresenteerd in de verantwoording onder de overige opbrengsten.
5.7 Financiële verantwoording agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens Reisdocumenten (BPR)
De Basisadministratie Persoonsgegevens Reisdocumenten is een in 1999 ingesteld agentschap met een stelsel van baten en lasten. Over 2000 bedroeg het totaal van de baten f 85,1 miljoen. Het totaal van de lasten bedroeg f 85,1 miljoen. Het nadelig resultaat over 2000 bedroeg f 0 miljoen.
De totale kapitaaluitgaven en -ontvangsten waren respectievelijk f 2,2 miljoen en f 1,0 miljoen. De totalen van de balans per 31 december 2000 bedroegen f 15,2 miljoen.
De rekening van baten en lasten en de balans bevatten geen belangrijke fouten en onzekerheden.
De toelichtingen voldeden aan de eisen.
Het agentschapsvermogen van BPR bedroeg per 31 december 2000 f 2,3 miljoen. Op basis van de «Regeling Vermogensvoorschriften Agentschappen 2000» is in dat jaar f 1,0 miljoen omgezet in een lening. Aangezien het agentschap pas in 1999 is opgericht is overeengekomen de exploitatiereserve per 1 januari 2000 te baseren op 5% van de opbrengsten over 1999. Deze norm werd door BPR niet overschreden.
5.8 Financiële verantwoording agentschap Informatie- en communicatie Technologie Organisatie (ITO)
De Informatie- en communicatie Technologie Organisatie is een in 1998 ingesteld agentschap met een stelsel van baten en lasten. Over 2000 bedroeg het totaal van de baten f 223,8 miljoen. Het totaal van de lasten bedroeg f 222,7 miljoen. Het voordelig resultaat over 2000 bedroeg f 1,1 miljoen.
De totale kapitaaluitgaven en -ontvangsten waren respectievelijk f 47,6 miljoen en f 41,4 miljoen. De totalen van de balans per 31 december 2000 bedroegen f 137,2 miljoen.
De rekening van baten en lasten en de balans bevatten geen belangrijke fouten en onzekerheden en zijn conform het voorgeschreven model opgebouwd.
De toelichtingen voldeden aan de eisen. Niet alle in de primaire begroting gehanteerde prestatieindicatoren (in bijzonder kengetallen) komen echter terug in de verantwoording. Zo staan er geen ramingskengetallen inzake serviceniveau in de jaarrekening van de ITO.
Met ingang van 1 januari 2000 is het niet langer toegestaan om als agentschap meer dan 5% van de gemiddeld gerealiseerde opbrengst over de afgelopen drie jaar als exploitatiereserve, voorheen algemene en bestemmingsreserve aan te houden. Aangezien het agentschap pas in 1998 is opgericht is overeengekomen de exploitatiereserve per 1 januari 2000 te baseren op 5% van de opbrengsten over 1999. Het saldo van de exploitatiereserve, verhoogd met het saldo exploitatie boekjaar 2000, bedraagt per 31 december 2000 totaal f 9,1 miljoen. De maximale toegestane exploitatiereserve bedraagt f 9,6 miljoen. Deze positie is bepaald op basis van 5% van de gemiddelde opbrengst van 1999 en 2000. Uit dien hoofde is geen restitutie aan afnemers verschuldigd over het boekjaar 2000 (rabatregeling).
De in 2000 ontstane langlopende schuld houdt verband met de conversie van het agentschapsvermogen in vreemd vermogen. Ten eerste is een lening aangegaan voor de financiering van de overname van de activa per 1 januari 2001. Op dit bedrag is in de loop van 2000 een correctie toegepast in verband met de afwaardering van de vaste activa. Ten tweede is een langlopende schuld opgenomen voor het na de conversie resterende deel van het te restitueren bovenmatige agenschapsvermogen op basis van de rabatregeling. Tenslotte heeft ITO gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het verkrijgen van financieringen voor de investeringen ter grootte van f 4,7 miljoen, waarvoor een beroep op de leenfaciliteit is gedaan.
5.9 Financiële verantwoording agentschap Korps Landelijke Politiediensten (KLPD)
Het agentschap Korps Landelijke Politiediensten is met ingang van 1 januari 2000 beheersmatig ondergebracht bij BZK. De minister van BZK is sindsdien korpsbeheerder van het KLPD. Tevens is sinds 1 januari 2000 de Spoorwegpolitie een onderdeel van het KLPD. Dit is het derde jaar dat het agentschap verantwoording aflegt volgens het stelsel van baten en lasten. Over 2000 bedroeg het totaal van de baten f 619,9 miljoen. Het totaal van de lasten bedroeg f 608,2 miljoen. Het voordelig resultaat over 2000 bedroeg f 11,7 miljoen.
De totale kapitaaluitgaven en -ontvangsten waren respectievelijk f 269,1 miljoen en f 226,9 miljoen. De totalen van de balans per 31 december 2000 bedroegen f 303,6 miljoen.
De rekening van baten en lasten en de balans bevatten geen belangrijke fouten en onzekerheden met uitzondering van:
• Een bedrag van f 7,2 miljoen aan lasten dat als onrechtmatig moet worden aangemerkt aangezien niet conform de Europese aanbestedingsrichtlijnen is gehandeld;
• De in de financiële verantwoording geconsolideerde vermogenspositie van de Dienst Bijzondere Recherchezaken (balanswaarde f 5,3 miljoen). Vanwege het ontbreken van inzicht in de besteding van de onderliggende stromen, dit is voorbehouden aan de AD van Justitie, kon geen zekerheid worden verkregen omtrent de volledigheid, juistheid en rechtmatigheid van de in de balans van het KLPD opgenomen posten inzake DBRZ.
De AD heeft bij het agentschap KLPD een verklaring met beperking afgegeven.
De toelichtingen voldeden aan de eisen.
Het KLPD kent geen echte kengetallen. Wel zijn in zowel de primaire begroting als de verantwoording productiecijfers opgenomen. Bedoelde cijfers zijn ontleend aan opgaven van de diverse organisatieonderdelen. Voorafgaand aan opname wordt het materiaal niet op juistheid en volledigheid gecontroleerd.
In de Miljoenennota 2000 is de wijziging van de financiering van de agentschappen beschreven. Deze wijziging is vastgelegd in de «Regeling Vermogensvoorschriften Agentschappen 2000». Deze is voor het begrotingsjaar 2000 van kracht geworden. De conversielening van f 152 miljoen is per 1 januari aan het KLPD verstrekt. Aanvullend is een lening verkregen voor de financiering van de balanswaarde van de materiële vaste activa van de Spoorwegpolitie per 31 december 1999 ter grootte van f 1,8 miljoen.
Het agentschapsvermogen is naar aanleiding van de conversie naar de leenfaciliteit per 1 januari 2000 aangepast. Agentschappen is toegestaan vanaf het jaar 2000 een exploitatiereserve te hebben van maximaal 5% van de gemiddelde omzet, berekend over de drie afgelopen jaren. Op 1 januari 2000 is door de invoering van de leenfaciliteit bij het KLPD sprake van een negatief agentschapsvermogen.
In 1999 en 2000 heeft de Rekenkamer op verzoek van de Tweede Kamer aandacht besteed aan de door de Tweede Kamer geformuleerde beleidsprioriteiten in het kader van het VBTB-proces.
Dit jaar heeft de Rekenkamer onderzocht:
• of de door de Tweede Kamer gevraagde informatie over de beleidsprioriteiten voor 2000 is opgenomen in de financiële verantwoording;
• of met de gepresenteerde gegevens ook het oorspronkelijke doel bereikt wordt: het verhelderen van de relatie tussen de doelen, prestaties en middelen.
Het onderzoek heeft niet tot doel gehad een oordeel te geven over de beleidsprioriteiten. De nadruk ligt op een analyse van de stand van zaken om daarmee de VBTB-ontwikkelingen te ondersteunen.
5.10.2 Beleidsprioriteit Grotesteden- en integratiebeleid
Naast het extracomptabel overzicht van GSI-budgetten, zijn in de financiële verantwoording 2000 slechts ten dele de gevraagde gegevens opgenomen. Alleen de vraag «In welke mate maken steden naast de G25 gebruik van het budget leefbaarheid?» wordt feitelijk beantwoord. Ten aanzien van de overige vragen, die prestatieafspraken met gemeenten en de effectiviteit van de lokale programma's en projecten betreffen, vindt er geen inhoudelijke beleidsverantwoording plaats in de financiële verantwoording. De toezegging van de minister – gedaan tijdens het algemeen overleg over de financiële verantwoording 1999– om in 2001 een financiële en beleidsmatige tussenstand van de gang van zaken op grond van de nieuwe convenanten over de tweede convenantsperiode te presenteren, staat derhalve nog open.
De financiële verantwoording 2000 geeft wel enkele trends op kernindicatoren van het GSI, ontleend aan het jaarboek 1999. In zijn brief van 13 juni 2000 geeft de minister een completere en meer realistische weergave van de uitkomsten van de GSB-monitor. Een «doorkijk door de stedelijke plannen» is in de brief van 17 maart 2000 geboden.
Relatie tussen doelen, prestaties en middelen
De Rekenkamer merkt op dat de gepresenteerde gegevens in de financiële verantwoording 2000 (nog) niet leiden tot een helder inzicht in de relatie tussen doelen, prestaties en middelen. De minister dekt het beleidsterrein met de gepresenteerde informatie nog niet af. In de financiële verantwoording ontbreekt relevante informatie over de doelstellingen van het grotesteden- en integratiebeleid, over prestatieafspraken met de steden en over beleidsresultaten of tussentijdse vorderingen van de lopende programma's.
De Rekenkamer is van mening dat de nieuwe sturingsfilosofie binnen het grotesteden- en integratiebeleid geen rechtvaardiging biedt voor het achterwege laten van een heldere en tijdige verantwoording in termen van concrete en meetbare doelen en prestaties. De gehanteerde evaluatie-instrumenten (GSB-monitor, zelfanalyses en visitaties) kunnen in principe voldoende sturings- en beleidsverantwoordingsinformatie opleveren. Voor de bruikbaarheid van de beleidsinformatie is het van belang dat de minister duidelijk maakt hoe hij, met de resultaten van de afzonderlijke gemeenten die elk hun eigen ambitieniveaus hebben geformuleerd, de landelijke voortgang wil beoordelen.
5.10.3 Beleidsprioriteit Politiesterkte
In de financiële verantwoording 2000 zijn gegevens opgenomen over de sterkteontwikkeling van de Nederlandse politie in haar geheel. De feitelijke sterkte in fte's op 1 juli 2000 wordt genoemd en gerelateerd aan de prognoses en de stand op 1 juli 1999. Daarnaast wordt enige informatie gegeven met betrekking tot de 2000 fte's die in deze kabinetsperiode voor het (in)directe executieve politiewerk beschikbaar moeten komen door omzetting dan wel meer effectieve inzet.
Met de in de verantwoording geleverde gegevens beantwoordt de minister slechts een gering deel van de vragen die de Tweede Kamer ten aanzien van de beleidsprioriteit heeft gesteld. In zijn reactie op schriftelijke vragen over de financiële verantwoording 1999 en in algemeen overleg daarover is de minister wel op diverse punten ingegaan. Toch blijven enkele aspecten onbelicht, waarvan de belangrijkste zijn:
• Hoe wordt de efficiëntiewinst in menskracht uitgedrukt en gemeten?
• Wordt binnen de sterktegroei een verhouding van 30% surveillanten/70% agenten gerealiseerd?
Ten aanzien van dit laatste punt is een duidelijke toezegging gedaan de Kamer te informeren.
Relatie tussen doelen, prestaties en middelen
De minister heeft meer gegevens ter verheldering van de relatie tussen doelen, prestaties en middelen ter beschikking dan hij in de financiële verantwoording 2000 heeft opgenomen. Hierdoor dekken de gepresenteerde gegevens de beleidsprioriteit niet volledig af.
De Rekenkamer constateert dat de belangrijkste doelen en middelen op hoofdlijnen genoemd zijn. Een zuiver inzicht in de relatie tussen doelen en middelen wordt echter enigszins vertroebeld doordat «politiesterkte» geen beleidsdoel op zich is, maar veeleer als een «subdoel» of «middel» binnen het gehele beleid aangaande veiligheid is te zien.
De Rekenkamer wil tot slot de aandacht vragen voor de betrouwbaarheid van door de regio's aangeleverde gegevens en de verwerking daarvan. De accountantsdienst (AD) adviseert het door de regio's in te dienen cijfermateriaal over politiesterkte per medio van het verslagjaar specifiek te laten voorzien van een accountantsverklaring, aangezien dit kengetal niet in de normale verantwoordingsstructuur per ultimo het verslagjaar is voorzien. In maart 2000 hebben FEZ en de AD de processen rond het beleidsinformatiesysteem PolBIS beoordeeld. In de procesbeschrijving PolBIS zijn de opmerkingen van FEZ en de AD verwerkt. De opmerkingen geven geen aanleiding tot aanpassingen aan PolBIS.
Daarnaast kan het gebruik van het in 2000 formeel van kracht geworden Informatiemodel Nederlandse Politie nog met kinderziekten gepaard gaan. Alertheid ten aanzien van de betrouwbaarheid van gegevens lijkt derhalve geboden.
Geconstateerde tekortkoming | Jaar van constatering | Ontwikkelingen/Toezeggingen | Fouten | Onzekerheden | Artikel | Omschrijving | Omvang | Paragraaf |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Agentschappen | ||||||||
Onjuiste toepassing Europese aanbestedingsregels KLPD | 2000 | – | 7,2 | – | – | – | 5.9 | |
Onzekerheid over de rechtmatigheid van de in de balans opgenomen posten inzake de Dienst Bijzondere Recherchezaken van het KLPD | 2000– | 5,3 | – | – | – | 5.9 | ||
Totaal | 7,2 | 5,3 | ||||||
Overige tekortkomingen | ||||||||
Administratieve Organisatie: Werking onderhoudsorganisatie | 1997, 1998, 1999, 2000 | – | – | – | – | 4 | ||
Saldi aan liquide middelen sectorale vorming- en opleidingsfondsen | 1999, 2000 | – | – | – | – | 2.9.2 | ||
Financieel beheer agentschap KLPD | 2000 | – | – | – | – | 2.8 | ||
Informatievoorziening kengetallen | 1999, 2000 | – | – | – | – | 5.3 |
Rapport bij de financiële verantwoording 2000 van Koninkrijksrelaties
16 mei 2001
Inhoud | ||
Samenvatting | 37 | |
1 | Inleiding | 40 |
2 | Financieel beheer | 41 |
2.1 | Inleiding | 41 |
2.2 | Accountantscontrole | 41 |
2.3 | Beschrijving en onderhoudsorganisatie AO | 42 |
2.4 | Overdrachtsuitgaven en -ontvangsten | 43 |
2.5 | Conclusies over het financieel beheer | 43 |
2.6 | Reactie bewindspersonen | 44 |
3 | Bezwaaronderzoek | 45 |
3.1 | Bezwaaronderzoeken | 45 |
3.2 | Vervolgonderzoeken op bezwaar: Afwikkeling overheidsprojecten op de Nederlandse-Antillen en Aruba | 45 |
3.2.1 | Inleiding | 45 |
3.2.2 | Bevindingen | 45 |
3.2.3 | Conclusies en aanbevelingen | 47 |
3.2.4 | Reactie bewindspersonen | 48 |
4 | Financiële verantwoording | 49 |
4.1 | Oordeel over de financiële verantwoording | 49 |
4.2 | Rekening | 49 |
4.3 | Toelichting bij de rekening | 49 |
4.4 | Saldibalans met toelichting | 50 |
4.5 | Beleidsprioriteiten | 51 |
Vergeleken met 1999 constateert de Rekenkamer dat de kwaliteit van het financieel beheer bij het directoraat-generaal Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties (DGCZK) in 2000 is verbeterd. Aangezien Koninkrijksrelaties onderdeel uitmaakt van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK, begrotingshoofdstuk VII) wordt verwezen naar hetgeen daarover is weergegeven in het rapport bij de financiële verantwoording van BZK.
Aandachtspunt: Administratieve Organisatie
Met betrekking tot de administratieve organisatie (AO) zijn eind 1999 en in het voorjaar van 2000 de beschrijvingen van de financiële beheersprocessen aangevuld met de door het DGCZK onderkende kritische bedrijfsprocessen, opgesteld en vastgesteld in het managementteam van DGCZK.
De opzet en de onderhoudsorganisatie van de AO is in 2000 verbeterd. Met betrekking tot de werking van de AO bestaan er in 2000 nog tekortkomingen.
Aandachtspunt: Afwikkeling overheidsprojecten
In het kader van het rechtmatigheidsonderzoek 2000 heeft de Rekenkamer een vervolgonderzoek op bezwaar uitgevoerd naar de afwikkeling van overheidsprojecten op de Nederlandse Antillen en Aruba. De Rekenkamer signaleert een grote daling van de openstaande achterstandsvoor-schotten per 31 december 2000. Deze wordt, volgens de directie Koninkrijksrelaties, veroorzaakt door verscherping van het toezicht op de uitvoering door de Nederlandse Antillen en Nederland en de mogelijkheid tot projectgewijze afwikkeling.
Door de genoemde daling van de achterstandsvoorschotten is er bij de Overdrachtsuitgaven- en ontvangsten geen sprake meer van ernstige tekortkomingen. Dit is een verbetering ten opzichte van vorig jaar.
Wel heeft de Rekenkamer nog enkele andere bevindingen onder de aandacht van de bewindspersonen gebracht en hun commentaar daarop gevraagd. Het betreft de liquiditeitssteun Nederlandse Antillen, de procedureregels Nederlandse Antillen en de accountantsrapporten inzake de toeslag op pensioenen.
In de rekening 2000 van Koninkrijksrelaties zijn uitgaven verantwoord tot een bedrag van in totaal f 497,1 miljoen en ontvangsten tot een bedrag van f 35,2 miljoen. De belangrijkste uitgaven zijn verricht voor samenwerkingmiddelen voor diverse overheidsprojecten (f 458,2 miljoen).
De Rekenkamer komt tot een positief oordeel over de financiële verantwoording 2000 van Koninkrijksrelaties. In de aangegane verplichtingen, de uitgaven en de ontvangsten trof de Rekenkamer geen belangrijke fouten of onzekerheden aan.
De verantwoording is een deugdelijke weergave van de uitkomsten van het financieel beheer en is opgesteld volgens de voorschriften.
De Rekenkamer heeft zowel rechtstreeks als door beoordeling en gebruikmaking van de controles van de departementale accountantsdienst onderzoek verricht naar diverse onderdelen van het financieel beheer. Zij is van mening dat zich, ten opzichte van vorig jaar, een verbetering in het financieel beheer heeft voorgedaan.
Zij komt op basis van haar onderzoek tot de bevinding dat er bij de Overdrachtsuitgaven- en ontvangsten geen noemenswaardige tekortkomingen geconstateerd zijn. Dit is een sterke verbetering ten opzichte van vorig jaar, toen er nog sprake was van ernstige tekortkomingen.
Tevens constateert de Rekenkamer dat de opzet en de onderhoudsorganisatie van de AO in 2000 is verbeterd. Met betrekking tot de werking van de AO bestaan er in 2000 nog tekortkomingen.
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de onderzoeksresultaten voor de ijkpunten zowel over 2000 als over 1999.
IJkpunt | Geen noemenswaardige tekortkomingen geconstateerd | Tekortkomingen geconstateerd | Ernstige tekortkomingen geconstateerd | |||
---|---|---|---|---|---|---|
2000 | 1999 | 2000 | 1999 | 2000 | 1999 | |
Accountantscontrole | X | X | ||||
Beschrijving en onderhoudsorganisatie AO | X | X | ||||
Kengetallen | X | X | ||||
Overdrachtsuitgaven en -ontvangsten | X | X |
De Rekenkamer vraagt nadrukkelijk aandacht voor de tekortkomingen die over het begrotingsjaar 2000 zijn geconstateerd. Deze tekortkomingen zijn opgenomen in de bijlage bij dit rapport. De Rekenkamer acht het van belang dat de minister maatregelen neemt om deze tekortkomingen op korte termijn weg te nemen. Zij wijst er in dit verband op dat voortduren van de tekortkomingen aanleiding voor de Rekenkamer kan zijn tot het maken van bezwaar als bedoeld in artikel 55 van de Comptabiliteitswet.
Om de verbeteringen bij de afwikkeling van overheidsprojecten op de Nederlandse Antillen en Aruba te consolideren, beveelt de Rekenkamer aan:
• De situatie bij het bureau Interne Deskundige kritisch te blijven volgen en structureel trachten op te lossen;
• Het (tijdig) nakomen van afspraken door het particuliere accountantsbureau Stichting Overheidsaccountantsbureau (SOAB) kritisch te blijven volgen;
• Verscherpt toezicht op de uitvoering (inclusief projectsgewijs afrekenen) te handhaven.
Reactie van de bewindspersonen
De minister en staatssecretaris van BZK verwijzen voor hun reactie op het punt Beschrijving en onderhoud AO naar hun reactie op het rapport bij de financiële verantwoording van het ministerie van BZK.
Met de Nederlandse Antillen vindt maandelijks ambtelijk overleg plaats om de uitvoering van de afspraken over de afwikkeling van overheidsprojecten te bespreken.
De leningsovereenkomsten voor Liquiditeitssteun Nederlandse Antillen zullen in 2001 worden ondertekend.
De procedureregels voor overheidsprojecten zijn in een briefwisseling tussen minister-president Pourier en de staatssecretaris bestuurlijk geaccordeerd.
In verband met de accountantsrapporten over toeslag op pensioenen is het advies van de departementale accountantsdienst, om af te zien van een rapport van de Stichting Overheidsaccountantsbureau, overgenomen.
De bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer over de financiële verantwoording 2000 geven geen aanleiding tot een nadere reactie.
Dit rapport bij de financiële verantwoording bevat de belangrijkste resultaten van het rechtmatigheidsonderzoek over 2000 dat de Rekenkamer op grond van artikel 51 van de Comptabiliteitswet heeft uitgevoerd bij het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties.
De Rekenkamer heeft over dit onderzoek gecorrespondeerd met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de reactie van de minister is in dit rapport verwerkt.
Ingevolge artikel 68, eerste lid van de Comptabiliteitswet wordt dit rapport uitgebracht aan de Staten-Generaal alsmede aan de betrokken minister.
Het voormalig Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (KABNA) is in de loop van 1998 geïntegreerd in het nieuwe directoraat-generaal Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties (DGCZK) tot de directie Koninkrijksrelaties.
De administratieve ontvlechting van de Kabinetten van de Gouverneur en de Vertegenwoordingen op Aruba en de Nederlandse Antillen is in 1999 afgerond.
DGCZK heeft als taak de voorbereiding en uitvoering van het Nederlands beleid voor de Nederlandse Antillen en Aruba.
In de rekening van het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties zijn uitgaven verantwoord tot een bedrag van f 497,1 miljoen en ontvangsten tot een bedrag van f 35,2 miljoen.
De belangrijkste uitgaven zijn verricht voor samenwerkingsmiddelen voor diverse overheidsprojecten (f 458,2 miljoen).
In het kader van het rechtmatigheidsonderzoek 2000 heeft de Rekenkamer een vervolgonderzoek op bezwaar uitgevoerd naar de afwikkeling van overheidsprojecten op de Nederlandse Antillen en Aruba. Dit onderwerp is ook in vorige jaren aan de orde gekomen in het rechtmatigheids-onderzoek.
Dit rapport bestaat uit 4 hoofdstukken. Hoofdstuk 2 betreft het financieel beheer. Tevens is bij Koninkrijksrelaties aandacht besteed aan de afwikkeling van overheidsprojecten op de Nederlandse Antillen en Aruba (ijkpunt overdrachtsuitgaven enontvangsten). Dit vervolgonderzoek op bezwaar komt in hoofdstuk 3 uitgebreider aan de orde.
In hoofdstuk 4 rapporteert de Rekenkamer over het onderzoek naar de financiële verantwoording en de beleidsprioriteiten. Het rapport sluit af met de bijlage inzake de over 2000 geconstateerde tekortkomingen.
De Rekenkamer onderscheidt dertien «ijkpunten» aan de hand waarvan zij het financieel beheer van een minister beoordeelt en haar bevindingen rapporteert.
Aangezien Koninkrijksrelaties onderdeel uitmaakt van BZK wordt voor de bevindingen en oordeelsvorming over de ijkpunten grotendeels verwezen naar hetgeen daarover is weergegeven in het rapport bij de financiële verantwoording van BZK. In dit rapport wordt wel ingegaan op de ijkpunten:
• accountantscontrole op de financiële verantwoording en het financieel beheer;
• beschrijving en onderhoudsorganisatie AO;
• informatievoorziening/kengetallen;
• overdrachtsuitgaven en -ontvangsten (afwikkeling van overheids-projecten).
De Rekenkamer gebruikt voor het signaleren van tekortkomingen drie categorieën. Dit zijn:
• Geen noemenswaardige tekortkomingen. Dit betekent dat uit het onderzoek geen tekortkomingen zijn gebleken die de tolerantiegrenzen van de Rekenkamer overschrijden.
• Tekortkomingen. Dit betekent dat uit het onderzoek tekortkomingen zijn gebleken die de tolerantiegrenzen van de Rekenkamer overschrijden.
• Ernstige tekortkomingen. Hiervan spreekt de Rekenkamer in de volgende situaties: uit het onderzoek zijn tekortkomingen gebleken,
– die kunnen leiden of hebben geleid tot disfunctioneren van het financieel beheer;
– betrekking hebben op kritische processen;
– wijd verbreid zijn binnen het ministerie;
– tot aanzienlijke risico's voor de rechtmatigheid van zeer grote bedragen kunnen leiden of al hebben geleid;
– of die voor de Rekenkamer aanleiding zijn geweest om bezwaaronderzoek in te stellen of bezwaar te maken.
De Rekenkamer geeft tevens aan welke risico's voor rechtmatigheid en/of doelmatigheid zij aan de gesignaleerde tekortkomingen verbonden acht en welke verbeteringsmogelijkheden zij ziet.
2.2.1 Accountantscontrole financiële verantwoording
Om vast te stellen of de Rekenkamer gebruik kan maken van de door de accountantsdienst van het Ministerie van BZK (AD) verrichte werkzaamheden, voert zij een review uit op de planning, de uitvoering en de afsluiting van de controle. Over de bevindingen en de deeloordelen per fase communiceert de Rekenkamer met de AD. Bij de beoordeling van de controle op de toelichting van de rekening heeft de Rekenkamer in het bijzonder aandacht besteed aan de controle van de kengetallen.
De AD heeft een goedkeurende accountantsverklaring bij de financiële verantwoording van Koninkrijksrelaties over het begrotingsjaar 2000 afgegeven. De Rekenkamer constateert dat de AD de in de toelichting opgenomen kengetallen in zijn controle heeft betrokken.
Oordeel accountantscontrole financiële verantwoording
De Rekenkamer stelde vast dat de AD-controle voldoende basis vormt voor haar oordeelsvorming over de financiële verantwoording 2000 van het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties. Haar oordelen zijn dan ook mede tot stand gekomen op basis van de AD-rapportages. De controle van de kengetallen vertoonde geen noemenswaardige tekortkomingen.
2.2.2 Accountantscontrole financieel beheer
Tot de algemene controletaak van de AD behoort mede de controle van het financieel beheer. De Rekenkamer heeft in het rechtmatigheidsonderzoek 2000 een inventariserend onderzoek verricht naar dit oordeel van de accountantscontrole.
Uit het inventariserend onderzoek van de Rekenkamer blijkt dat de AD bij de controle van het financieel beheer onder andere aandacht besteed aan de volgende onderwerpen:
• Mandateringen;
• Bestedingsplan;
• Bestaan en werking van de administratieve organisatie;
• De afbouw van de ontwikkelingsrelatie en de overgang van project- naar programmafinanciering.
De Rekenkamer heeft voor het melden van tekortkomingen en positieve bevindingen inzake het financieel beheer in het verantwoordingsjaar 2000 gebruik gemaakt van de resultaten van de accountantscontrole.
2.3 Beschrijving en onderhoudsorganisatie AO
Een actuele beschrijving van de administratieve organisatie (AO) is een belangrijk instrument voor de sturing, beheersing en controle van de beheersprocessen rondom de financiële zaken en daarnaast ook voor processen op andere terreinen, zoals het materieel- en het personeelsbeheer. Als waarborg voor een volledige en actuele beschrijving van de AO is een goede onderhoudsorganisatie onontbeerlijk.
De Rekenkamer heeft evenals voorgaande jaren onderzoek gedaan naar de beschrijving en naar de onderhouds-organisatie van de AO.
Eind 1999 en in 2000 zijn de beschrijvingen van de financiële beheersprocessen, aangevuld met de door DGCZK onderkende kritische bedrijfsprocessen, opgesteld en vastgesteld in het managementteam van DGCZK. De AD heeft in samenspraak met FEZ de beschrijvingen beoordeeld en waar nodig van commentaar voorzien.
Bovengenoemde processen zijn verwerkt in het handboek DGCZK en ter beschikking gesteld aan de medewerkers. In het handboek zijnwaar nodig per procesbeschrijving- ook korte werkinstructies opgenomen.
De basis voor een structureel werkende onderhoudsorganisatie is gelegd in de vorm van een richtlijn «Onderhoudsorganisatie» van FEZ, die door DGCZK is uitgewerkt. Een AO-teamlid zorgt ervoor dat de huidige beschrijving van de AO actueel blijven.
Eind oktober 2000 heeft DGCZK een onderhoudsplan AO ter vaststelling aan het Audit Committee aangeboden. In dit plan wordt aangegeven welk onderhoud voor het jaar 2001 staat gepland, daarbij rekening houdend met prioriteiten, interne en externe ontwikkelingen en de beschikbare personele capaciteit. Over de voortgang van het onderhoud wordt in de bijeenkomsten van het Audit Committee verslag gedaan.
Bij DGCZK zijn door de AD tekortkomingen vastgesteld in de procedures verplichtingen, betalingen en contractbeheer. Voorts liet de betrokkenheid van de integrale managers te wensen over.
De Rekenkamer concludeerde in het rechtmatigheidsonderzoek 1999 dat er nog tekortkomingen met betrekking tot de beschrijving en onderhoudsorganisatie AO bestonden.
Mede op basis van het door de Rekenkamer uitgevoerde vervolgonderzoek op bezwaar naar de AO van het gehele Ministerie van BZK concludeert de Rekenkamer dat er ten aanzien van de opzet onderhoudsorganisatie en beschrijving AO van DGCZK een verbetering is geconstateerd. Met betrekking tot de werking van de onderhoudsorganisatie AO zijn er echter nog tekortkomingen geconstateerd.
In het rapport bij de financiële verantwoording van het Ministerie van BZK wordt uitvoerig ingegaan op het uitgevoerde vervolgonderzoek op bezwaar naar de AO van het gehele ministerie.
2.4 Overdrachtsuitgaven en -ontvangsten
De Rekenkamer heeft een vervolgonderzoek op bezwaar gedaan naar de afwikkeling van overheidsprojecten op de Nederlandse Antillen en Aruba. Zie hiervoor hoofdstuk 3.
De Rekenkamer komt onder andere tot de conclusie dat de achterstand bij de afwikkeling van overheidsprojecten per 31 december 2000, in vergelijking met vorig jaar, sterk is gedaald. Het ijkpunt vertoont daarom geen noemenswaardige tekortkomingen.
Ten opzichte van vorig jaar is de situatie verbeterd; over 1999 waren er nog ernstige tekortkomingen gesignaleerd.
Wel heeft de Rekenkamer nog geconstateerd dat
• in het kader van de liquiditeitssteun 2000 nog twee leningovereenkomsten door de Nederlandse Antillen moeten worden getekend. Het financieel belang hierbij is f 140 miljoen;
• de voorwaarden waar overheidsprojecten aan moeten voldoen, vastliggen in de zogenaamde procedurereregels. Deze procedureregels zijn in 2000 herzien. De vernieuwde regels waren, ten tijde van het onderzoek van de Rekenkamer, nog niet geaccordeerd door de Nederlandse Antillen;
• inzake de toeslag op pensioenen nog geen rapporten van de accountant van de Nederlandse Antillen (APNA) zijn ontvangen.
2.5 Conclusies over het financieel beheer
Recapitulerend kan het volgende overzicht van geconstateerde tekortkomingen van de voor het departement relevante ijkpunten voor 2000 én 1999 worden gegeven.
IJkpunt | Geen noemenswaardige tekortkomingen geconstateerd | Tekortkomingen geconstateerd | Ernstige tekortkomingen geconstateerd | |||
---|---|---|---|---|---|---|
2000 | 1999 | 2000 | 1999 | 2000 | 1999 | |
Accountantscontrole | X | X | ||||
Beschrijving en onder-houdsorganisatie AO | X | X | ||||
Kengetallen | X | X | ||||
Overdrachtsuitgaven en -ontvangsten | X | X |
De Rekenkamer constateert dat er sprake is van een vooruitgang in het financieel beheer ten opzichte van vorig jaar. Bij de Overdrachtsuitgaven- en ontvangsten zijn geen ernstige tekortkomingen meer geconstateerd. Dit is een sterke verbetering ten opzichte van vorig jaar.
Ook de opzet en de onderhoudsorganisatie van de AO in 2000 is verbeterd. In de werking van de AO zijn er in 2000 nog tekortkomingen geconstateerd.
De minister en staatssecretaris van BZK verwijzen voor hun reactie op dit punt naar hun reactie op het rapport bij de financiële verantwoording van het ministerie van BZK.
Liquiditeitssteun Nederlandse Antillen
De betreffende leningsovereenkomsten zullen in 2001 worden ondertekend.
Procedureregels Nederlandse Antillen
De ambtelijke afspraken van 9 en 10 februari 2000 zijn in een briefwisseling tussen minister-president Pourier en de staatssecretaris bestuurlijk geaccordeerd. Overeengekomen is het protocol van afspraken uit 1987 als gevolg van de vernieuwde procedureregels te actualiseren. Deze beheersactiviteit zal in 2001 plaatsvinden.
Accountantsrapporten toeslag op pensioenen
Het advies van de departementale accountantsdienst, om af te zien van een rapport van de Stichting Overheidsaccountantsbureau, is overgenomen. Het bij het Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen (APNA) betrokken extern accountantskantoor zal overeenkomstig worden geïnformeerd. BZK verwacht de afwikkeling van de voorschotten in 2001 te kunnen realiseren.
Er zijn bij Koninkrijksrelaties in 2000 geen bezwaaronderzoeken uitgevoerd.
3.2 Vervolgonderzoeken op bezwaar: Afwikkeling overheidsprojecten op de Nederlandse-Antillen en Aruba
Sinds 1990 maakt de Rekenkamer in haar rapporten bij de financiële verantwoording melding van achterstanden in de afwikkeling van overheidsprojecten. Zowel in 1997 als 1998 maakte de Rekenkamer bezwaar tegen het financieel beheer met betrekking tot de afwikkeling van overheidsprojecten. Naar aanleiding van toezeggingen van de betrokken bewindspersonen, handhaafde de Rekenkamer in beide jaren haar bezwaar niet.
In 1999 heeft de Rekenkamer in een vervolgonderzoek op bezwaar onderzocht of de toezeggingen met voldoende voortvarendheid waren nagekomen en hadden geleid tot een structurele oplossing van de problematiek. De conclusie was dat er weliswaar sprake was van een lichte verbetering in vergelijking met 1998, maar er in 1999 weer ernstige tekortkomingen waren.
In zijn antwoord merkte de minister op dat in februari 2000 bestuurlijke beheersafspraken ambtelijk waren uitgewerkt en dat deze waren overeengekomen met de Nederlandse Antillen. Onder meer was overeengekomen om de afwikkeling van overheidsprojecten in het vervolg per project te doen en niet meer de oude geconsolideerde jaarlijkse afwikkeling te laten plaatsvinden.
De minister verwachtte dat zijn inspanningen in 2000 zouden leiden tot een aanzienlijke afname van het voorschottenbestand.
In haar rechtmatigheidsonderzoek 2000 heeft de Rekenkamer opnieuw een vervolgonderzoek gedaan en onder andere onderzocht of de verwachte afname van het voorschottenbestand daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
De minister van BZK meldde naar aanleiding van het rechtmatigheidsonderzoek 1999 ernaar te streven om de accountantsrapportage niet jaarlijks, maar per beëindigd project te laten plaatsvinden, zodat de afsluiting van projecten sneller kan geschieden en er ook met grotere regelmaat overzichten van eindafgerekende projecten kunnen worden verzonden.
Wat betreft de Nederlandse Antillen geldt het volgende.
In 1999 heeft de Stichting Overheidsaccountantsbureau (SOAB) nog de oude werkwijze gevolgd: één verzamelrapport voor alle projecten. In dat rapport over 1999 zijn tegelijk meegenomen de in het eerste halfjaar van 2000 beëindigde projecten. Vanaf de tweede helft 2000 is SOAB gaan werken met een verklaring per beëindigd project. Er is afgesproken dat daarbij in eerste instantie voorrang gegeven moet worden aan de oudste verplichtingen (bezemactie).
Voor Aruba is dit punt in verband met de invoering van programmafinanciering niet meer van toepassing. Op 15 mei 2000 is het «Fondo Desaroyo Aruba», een fonds voor de ontwikkeling van Aruba opgericht. Jaarlijks stort BZK een bedrag in dit fonds, waaruit projecten/programma's gefinancierd kunnen worden. De Arubaanse Investerings-bank is belast met de beoordeling van voorgestelde projecten/programma's. DGCZK is alleen op afstand betrokken (beheersovereenkomst). Het Fonds legt verantwoording af aan Aruba en Nederland in de vorm van voortgangsrapportages.
Rondom de oprichting van het Fonds zijn ook afspraken gemaakt over de afwikkeling van de erfenis uit het verleden. Eind 2000 heeft een afrekening van alle projecten plaatsgevonden, waarmee de financiële inbreng vanuit DGCZK in deze projecten is afgerond. De projecten zijn eindafgerekend, of er is geld teruggevorderd.
In het rechtmatigheidsonderzoek 1999 bleek dat in augustus 1999 een nieuw geautomatiseerd projectinformatiesysteem ter ondersteuning van de voortgangscontrole in gebruik was genomen.
Eind november 2000 is gestart met het meer gebruikersvriendelijk en europroof maken van het systeem. Medio 2001 zal de implementatie van het projectinformatiesysteem naar verwachting afgerond zijn. Een audit door de AD behoort eveneens tot de geplande activiteiten.
De directie Koninkrijksrelaties heeft er voor gekozen om de niet meer lopende, maar nog niet afgesloten projecten niet in het nieuwe systeem op te nemen, maar hiervoor een aparte registratie bij te houden. Deze aparte registratie eindigt automatisch bij volledige afwikkeling van de oude verplichtingen.
Toezicht Antilliaanse bureau Interne Deskundige
In het rechtmatigheidsonderzoek 1999 werd gerapporteerd over het Antilliaanse bureau Interne Deskundige (ID). In 1999 is op hoofdlijnen overeenstemming bereikt over onder andere de functie, taken en positionering van het toezicht op de realisatie van overheidsprojecten, dit mede naar aanleiding van onderbezetting van dit bureau.
Volgens DGCZK was er bij bureau ID in 2000 geen sprake meer van onderbezetting en vele personele wisselingen. Wel was er sprake van een onder druk staande bezetting in verband met de activiteiten in het kader van het economisch herstelplan. Deze situatie doet zich op dit moment nog steeds voor maar er staat tegenover dat de omvang van de projectportefeuille is afgenomen waardoor de druk op de bezetting wordt getemperd.
Uit een departementale opgave van achterstandsprojecten per 31 december 2000 blijkt dat er in totaal 20 achterstandsprojecten zijn waarvan het saldo aan openstaande voorschotten in totaal fl. 19,4 miljoen bedraagt. Vergelijking met de stand van 31 december 1999 en de tussenstand per eind november 2000 geeft het volgende beeld.
Tabel 1: Openstaande voorschotten* (bedragen x f 1 mln.)
Nederlandse Antillen | Aruba | Totaal | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
Peildatum | Financieel belang | Aantal | Financieel belang | Aantal | Financieel belang | Aantal |
31 december 1999 | 87,3 | 63 | 2,3 | 6 | 89,6 | 69 |
30 november 2000 | 229,5 | 135 | 36,8 | 13 | 266,3 | 148 |
31 december 2000 | 19,4 | 20 | 0 | 0 | 19,4 | 20 |
* Laatste betaling 2 jaar of langer geleden; exclusief projecten waarvan de laatste betaling meer dan twee jaar geleden is, maar die om uiteenlopende redenen nog lopend zijn.
Uit de tabel blijkt dat de achterstand per ultimo november 2000 nog zeer hoog was: In vergelijking met de eindstand van 1999 was het aantal achterstandsprojecten met 114% toegenomen en was het totaalbedrag aan openstaande voorschotten met 197% gestegen.
De achterstand per ultimo 2000 december geeft een heel ander beeld: Het aantal achterstandsprojecten was ten opzichte van eind 1999 met 71% afgenomen en het totaalbedrag aan openstaande voorschotten was met 78% gedaald. Deze spectaculaire daling is volgens de directie Koninkrijksrelaties, te danken aan de beheersafspraken die met de Nederlandse Antillen zijn gemaakt in februari 2000 waardoor onder meer het toezicht op de uitvoering door zowel de Nederlandse Antillen als Nederland verscherpt is en het mogelijk is geworden dat projectsgewijs kan worden afgerekend.
Uit een inventarisatie van de Rekenkamer blijkt dat Aruba alle achterstandsprojecten heeft weggewerkt. Bij de Nederlandse Antillen wordt de achterstand grotendeels veroorzaakt door het ontbreken van documentatie die vanuit de Nederlandse Antillen moet worden aangeleverd. Bij 18 achterstandsprojecten ontbraken het proces-verbaal van projectbeëindiging, dat door het bureau ID moet worden opgemaakt of het accountantsrapport, dat door de SOAB moet worden opgemaakt of beide. Het gaat om een openstaand saldo van ruim 19 miljoen.
In dit verband is nog van belang te vermelden dat SOAB een particulier accountantsbureau is, waaraan de minister van Financiën van de Nederlandse Antillen van oudsher de controle op overheidsprojecten gunt. Vastgesteld kan worden dat in een dergelijke opdrachtgever/opdrachtnemer-relatie eisen kunnen worden gesteld aan oplevertermijnen. De directie Koninkrijksrelaties heeft SOAB en de Interne Deskundige in oktober 2000 gewezen op de gebrekkige uitvoering van afspraken. De verantwoordelijkheid van SOAB als particulier opdrachtnemer is hierbij nadrukkelijk aan de orde gesteld. Het uiteindelijke resultaat was dat alsnog volledige medewerking is verkregen en de afspraken tijdig zijn uitgevoerd.
3.2.3 Conclusies en aanbevelingen
De Rekenkamer concludeert dat de achterstand per 31 december 2000, in vergelijking met vorig jaar, sterk was gedaald. Deze spectaculaire daling was volgens de directie Koninkrijksrelaties te danken aan de beheersafspraken die met de Nederlandse Antillen zijn gemaakt in februari 2000 waardoor onder meer het toezicht op de uitvoering door zowel de Nederlandse Antillen als Nederland verscherpt is en het mogelijk is geworden dat projectgewijs kan worden afgerekend.
Verder trekt de Rekenkamer de volgende conclusies:
• Het projectinformatiesysteem ter ondersteuning van de voortgangscontrole is nog niet geheel geïmplementeerd. Naar verwachting zal dat medio 2001 het geval zijn;
• Aan het particuliere accountantsbureau Stichting Overheidsaccountantsbureau (SOAB) zijn stringentere eisen gesteld voor het (tijdig) nakomen van afspraken;
• De capaciteit van het Antilliaanse bureau Interne Deskundige (ID) krijgt aandacht in bilaterale besprekingen van de vertegenwoordiging met de Interne Deskundige;
De Rekenkamer beveelt aan om ten aanzien van de afwikkeling van overheidsprojecten het verscherpte toezicht op de uitvoering (inclusief projectsgewijs afrekenen) te handhaven.
Om de verbeteringen te consolideren beveelt de Rekenkamer aan
• De situatie bij het bureau Interne Deskundige kritisch te blijven volgen en structureel trachten op te lossen;
• Het (tijdig) nakomen van afspraken door SOAB kritisch te blijven volgen;
• Verscherpt toezicht op de uitvoering (inclusief projectsgewijs afrekenen) te handhaven.
In hun antwoord geven zij aan dat de aanbevelingen van de Rekenkamer alle betrekking hebben op het kritisch blijven volgen van de uitvoering van de beheersafspraken tussen de Nederlandse Antillen en Nederland.
Met de Nederlandse Antillen vindt maandelijks ambtelijk overleg plaats om de uitvoering van de afspraken te bespreken. Hiermee worden bedoelde aanbevelingen in de praktijk al vormgegeven, aldus de bewindspersonen.
4.1 Oordeel over de financiële verantwoording
De Rekenkamer heeft onderzocht of de financiële verantwoording van het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties voldoet aan de volgende eisen:
• de verantwoording is een deugdelijke weergave van de uitkomsten van het financieel beheer en is opgesteld volgens de voorschriften;
• de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten die in de verantwoording zijn opgenomen zijn rechtmatig, dat wil zeggen: tot stand gekomen in overeenstemming met de begrotingswetten en andere wettelijke regelingen.
Op grond van haar onderzoek komt de Rekenkamer tot het oordeel dat de financiële verantwoording van het begrotingshoofdstuk voldoet aan de genoemde eisen.
Overzicht 1 laat de totaalbedragen zien waaruit de rekening 2000 van het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties is samengesteld. Daarvan is afgetrokken het gedeelte waarvan de Rekenkamer met redelijke zekerheid heeft kunnen vaststellen dat het geen fouten of onzekerheden bevat die de tolerantiegrenzen overschrijden. Wat overblijft is het totaal aan fouten en onzekerheden die de tolerantiegrenzen wel overschrijden.
Bedragen van de rekening 2000, Koninkrijksrelaties (x f 1 miljoen)
Verplichtingen1 | Uitgaven1 | Ontvangsten | |
---|---|---|---|
Totaal | 417,5 | 497,1 | 35,2 |
Geen belangrijke fouten/onzekerheden | 417,5 | 497,1 | 35,2 |
Belangrijke fouten/onzekerheden | 0 | 0 | 0 |
Onvolledigheden | 0 | 0 | 0 |
1 Het bedrag aan verplichtingen en uitgaven bevat in totaal f 66,6 miljoen respectievelijk f 85,7 miljoen aan overschrijdingen. Indien de Staten-Generaal niet akkoord gaan met de desbetreffende slotwetmutaties, zal de Rekenkamer haar positieve oordeel op dit punt moeten herzien.
4.3 Toelichting bij de rekening
De Rekenkamer heeft in het kader van het onderzoek naar de toelichting bij de rekening de kengetallen nader onderzocht.
4.3.2 Oordeel toelichting bij de rekening
De toelichting bij de rekening 2000 van Koninkrijksrelaties voldoet aan de eisen.
De Rekenkamer heeft evenals voorgaande jaren de kengetallen in de financiële verantwoording onderzocht. De Rekenkamer definieert een kengetal als iedere combinatie van kwantitatieve informatie die bruikbaar is voor de besturing en/of beheersing van overheidshandelen, met als doel inzicht te geven in activiteiten, prestaties en effecten in relatie tot de ingezette middelen.
In de artikelsgewijze toelichting van de begroting worden de doelstellingen van het beleid in algemene zin aangegeven.
De doelstellingen worden niet nader gekwantificeerd.
In het algemeen deel van de toelichting wordt wel iets gezegd over beleidsprioriteiten maar er worden geen prestatiegegevens vermeld. Eventuele verschillen tussen raming en realisatie worden toegelicht.
Inmiddels is een begin gemaakt met het verwerven van inzicht in de effectiviteit van de inzet van de middelen op een hoger abstractieniveau: de programmadoelstellingen en bijbehorende monitoringsindicatoren leiden tot het meten van effecten op programma- in plaats van (louter) op projectniveau. Hiermee wordt invulling gegeven aan de aanbevelingen van de Commissie Van Zijl. BZK kan op het punt van de realisatie van de samenwerkingsprojecten prestatiegegevens op projectniveau in de verantwoording 2001 opnemen.
In de nota «Toekomst in Samenwerking» is aangegeven dat de samenwerkingsmiddelen geconcentreerd worden op een beperkt aantal terreinen. In de verantwoording 2001 streeft BZK – vooruitlopend op de geoperationaliseerde beleidsdoelen en prestatieindicatoren – naar het leveren van sturingsinformatie op het punt van de realisatie van samenwerkingsbeleid op een projectoverstijgend niveau. De informatie zal aangeleverd worden op programmaniveau, zodra de samenwerkingsprogramma's gestalte hebben gekregen.
De uitgaven ad f 458,2 miljoen op artikel 02.13 (Samenwerkingsmiddelen) zijn f 192,3 miljoen hoger uitgevallen dan oorspronkelijk geraamd (f 265,9 miljoen). De voornaamste oorzaak is de additionele steun van de Nederlandse regering aan de Nederlandse Antillen in het kader van het IMF-traject (f 203,8 miljoen meer dan begroot) met betrekking tot duurzame economische ontwikkeling.
De Rekenkamer constateert bij het onderdeel informatievoorziening en kengetallen geen noemenswaardige tekortkomingen. Tevens constateert de Rekenkamer dat de AD de in de toelichting opgenomen kengetallen globaal in zijn controle heeft betrokken. Ten opzichte van vorig jaar hebben zich geen wijzigingen voorgedaan.
4.3.4 Reactie van de bewindspersonen
De bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer geven hen geen aanleiding tot een nadere reactie.
4.4 Saldibalans met toelichting
Jaarlijks beoordeelt de Rekenkamer een deel van de bedragen op de saldibalans. De bedragen die zij niet beoordeelt zijn samengesteld uit:
– de uitgaven en ontvangsten die de Rekenkamer al beoordeeld heeft bij het onderzoek van de rekeningen; deze zijn niet opnieuw beoordeeld bij het onderzoek van de saldibalans waar zij als post op staan;
– de bedragen die op tegenrekeningen staan; deze worden niet beoordeeld omdat ze geen inhoudelijke waarde hebben.
Van de overige bedragen onderzoekt de Rekenkamer of deze fouten of onzekerheden bevatten die haar tolerantiegrenzen overschrijden.
Overzicht 2 geeft het totaalbedrag van de saldibalans per 31 december 2000. Daarvan worden afgetrokken:
– het totaal van de niet-beoordeelde bedragen;
– het totaal van de bedragen waarvoor met redelijke zekerheid is vastgesteld dat deze geen fouten of onzekerheden bevatten.
Dit resulteert in een totaal van bedragen met fouten of onzekerheden die de tolerantiegrenzen overschrijden (belangrijke fouten en onzekerheden).
Bedragen van de saldibalans per 31 december 2000, Koninkrijksrelaties (bedragen x f 1 miljoen)
Debet | Credit | |
---|---|---|
Totaal | 3 921,0 | 3 921,0 |
Niet beoordeeld | 1 971,7 | 1 984,2 |
Beoordeeld | 1 949,3 | 1 936,8 |
Geen belangrijke fouten/onzekerheden | 1 949,3 | 1 936,8 |
Belangrijke fouten/onzekerheden | 0 | 0 |
Onvolledigheden | 0 | 0 |
De toelichting bij de saldibalans voldoet aan de eisen.
De Rekenkamer heeft apart aandacht besteed aan de in de toelichting bij de saldibalans opgenomen informatie over de afgerekende voorschotten en onderzocht of deze afrekeningen aan de eisen voldeden.
In totaal is f 403,8 miljoen afgerekend. De Rekenkamer stelde vast dat deze afrekeningen aan de eisen voldeden.
De bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer geven de bewindspersonen geen aanleiding tot een nadere reactie.
In 1999 en 2000 heeft de Rekenkamer op verzoek van de Tweede Kamer aandacht besteed aan de door de Tweede Kamer geformuleerde beleidsprioriteiten in het kader van het VBTB-proces.
Dit jaar heeft de Rekenkamer onderzocht:
• of de door de Tweede Kamer gevraagde informatie over de beleidsprioriteiten voor 2000 is opgenomen in de financiële verantwoording;
• of met de gepresenteerde gegevens ook het oorspronkelijke doel bereikt wordt: het verhelderen van de relatie tussen de doelen, prestaties en middelen.
Het onderzoek heeft niet tot doel gehad een oordeel te geven over de beleidsprioriteiten. De nadruk ligt op een analyse van de stand van zaken om daarmee de VBTB-ontwikkelingen te ondersteunen.
4.5.2 Samenwerkingsprojecten en Sociaal vangnet
Beleidsprioriteit in de verantwoording
De Tweede Kamer heeft gevraagd om in het Jaarverslag 2000 prestatiegegevens op te nemen over de realisatie van de «Samenwerkingsprojecten» en projecten in het kader van «Sociaal Vangnet».
In de algemene toelichting op de financiële verantwoording 2000 geeft de minister aan dat er sprake is van een overgang van project- naar programmafinanciering. De minister acht het daarom zinvol dat ook de informatie over de doelstellingen en de prestatiegegevens met betrekking tot het samenwerkingsbeleid op programmaniveau, en niet op projectniveau, wordt aangeleverd. De minister streeft ernaar deze informatie in de verantwoording over 2001 op te nemen volgens het stramien van de VBTB-begroting die in september 2001 wordt gepresenteerd. De samenwerkingsprogramma's zijn nog in voorbereiding.
In de financiële verantwoording 2000 worden noch voor de projecten, noch voor de programma's concrete doelen en/of resultaatverplichtingen weergegeven. Ook ontbreken gegevens over de resultaten van de projecten en/of programma's, zodat het niet mogelijk is een vergelijking te maken tussen doelen en realisatie.
Er wordt geen inzicht gegeven in het begrote budget voor de projecten afzonderlijk, danwel voor het geheel van projecten binnen de programma's. Wel worden de diverse uitgaven aan de projecten in een grote mate van detail gespecificeerd. Een vergelijking tussen begroot en ingezet budget, per project danwel voor het geheel van projecten binnen de programma's, ontbreekt echter.
Relatie tussen doelen, prestaties en middelen De Rekenkamer constateert dat in de financiële verantwoording 2000 noch op programma-, noch op projectniveau inzicht wordt gegeven in de effectiviteit van de inzet van de samenwerkingsmiddelen in 2000, ondanks eerdere toezeggingen aan de Kamer. De Rekenkamer is van mening dat de introductie van een nieuwe wijze van financieren van samenwerkingsprojecten de minister niet ontslaat van de verplichting om zich te verantwoorden over de mate van doelbereiking van het samenwerkingsbeleid en de middelen die daarbij ingezet worden.
Net als vorig jaar komt de Rekenkamer tot de conclusie dat in de financiële verantwoording niet duidelijk wordt hoe ver het ministerie gevorderd is met een eenduidige registratie van doelstellingen en prestatiegegevens.
De Rekenkamer wijst er nogmaals op dat het van belang is dat er een relatie gelegd kan worden tussen de projecten en/of projectdoelstellingen en de doelstellingen op programmaniveau. De (project)doelstellingen zullen daartoe concreet en meetbaar geformuleerd moeten zijn. Het verdient aanbeveling informatie over de resultaten van de projecten en de uitgaven die daarbij gedaan zijn, in ieder geval geaggregeerd op programmaniveau te verstrekken. Afhankelijk van de mate van detaillering en de hoeveelheid gegevens, kan overwogen worden deze informatie ook op projectniveau te verstrekken.
Rapport bij de financiële verantwoording 2000 van het Provinciefonds
16 mei 2001
Inhoud | ||
Samenvatting | 54 | |
1 | Inleiding | 55 |
2 | Financieel beheer | 56 |
2.1 | Inleiding | 56 |
2.2 | Accountantscontrole | 56 |
2.3 | Reactie minister BZK | 57 |
3 | Financiële verantwoording | 58 |
3.1 | Oordeel over de financiële verantwoording | 58 |
3.2 | Rekening | 58 |
3.3 | Toelichting bij de rekening | 58 |
3.4 | Saldibalans met toelichting | 58 |
De begroting van het Provinciefonds wordt beheerd door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en van Financiën. De administratie wordt gevoerd door de directie Bestuurlijke en Financiële Organisatie (BFO) van het directoraat-generaal Openbaar Bestuur (DGOB) van het Ministerie van BZK en de departementale accountantscontrole wordt uitgevoerd door de AD van dat ministerie.
De uitgaven van het Provinciefonds worden bij begrotingswet vastgesteld. Het totaal van de uitgaven in 2000 bedroeg f 2071,1 miljoen. De ontvangsten zijn ingevolge artikel 4, tweede lid van de Financiële verhoudingswet (Fvw) gelijk aan de uitgaven over ieder uitkeringsjaar.
De Rekenkamer komt tot een positief oordeel over de financiële verantwoording 2000 van het Provinciefonds. In de aangegane verplichtingen, de uitgaven en de ontvangsten trof de Rekenkamer geen belangrijke fouten of onzekerheden aan. De verantwoording is een deugdelijke weergave van de uitkomsten van het financieel beheer en is opgesteld volgens de voorschriften.
Bij het ijkpunt «Accountantscontrole» zijn geen noemenswaardige tekortkomingen gesignaleerd.
Aangezien BFO een organisatieonderdeel is van het Ministerie van BZK, wordt voor de onderzoeksresultaten van de overige relevante ijkpunten financieel beheer verwezen naar het rapport bij de financiële verantwoording 2000 van het Ministerie van BZK.
De minister van BZK had geen op- of aanmerkingen op het rapport van de Rekenkamer.
Dit rapport bij de financiële verantwoording bevat de belangrijkste resultaten van het rechtmatigheidsonderzoek over 2000 dat de Rekenkamer op grond van artikel 51 van de Comptabiliteitswet (CW) heeft uitgevoerd bij het Provinciefonds. De Rekenkamer heeft over dit onderzoek gecorrespondeerd met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de reactie van de minister is in dit rapport verwerkt. Ingevolge artikel 68, eerste lid van de CW wordt dit rapport uitgebracht aan de Staten-Generaal alsmede aan de betrokken minister.
De begroting van het Provinciefonds wordt beheerd door de ministers van BZK en van Financiën. Beide ministers stellen over ieder uitkeringsjaar de verdeling van de algemene uitkeringen over de provincies vast. De administratie wordt gevoerd door de directie Bestuurlijke en Financiële Organisatie (BFO) van het directoraat-generaal Openbaar Bestuur (DGOB) van het Ministerie van BZK en de departementale accountantscontrole wordt uitgevoerd door de AD van dat ministerie.
Het Provinciefonds is ingesteld krachtens de Financiële Verhoudingswet (Fvw). Het verdeelstelsel van de algemene uitkering uit het Provinciefonds is georiënteerd op de kosten van de provincies. Om scheefgroei bij de verdeling van het Provinciefonds ten opzichte van de kostenontwikkeling bij de provincies te voorkomen wordt jaarlijks een periodiek onderhoudsrapport (POR) voor het Provinciefonds gepubliceerd. Met dit rapport kan de gehele financiële verhouding tussen het Rijk en de provincies in samenhang worden beoordeeld.
Naast de algemene uitkering kunnen middelen voor provincies ook via een tijdelijke integratie-uitkering worden verdeeld. In het jaar 2000 waren er 3 integratie-uitkeringen, te weten ten aanzien van rivierdijkversterking/hoofdwaterkeringen provinciefonds, personele middelen Verkeer en Vervoer: Regionaal, Decentraal, Integraal (VERDI) en afschaffing provinciale opslagen omroepbijdragen.
In 1997 is besloten tot het vormen van een behoedzaamheidsreserve binnen het Provinciefonds. Deze behoedzaamheidsreserve komt binnen het lopende begrotingsjaar niet tot uitkering, maar wordt na afloop van het begrotingsjaar verrekend met de uitkomsten van de nacalculatie van het accres. Hiermee wordt meer stabiliteit verkregen in de algemene uitkering uit het Provinciefonds. Per jaar zal vooraf f 40 miljoen worden gereserveerd.
Op grond van artikel 4, eerste lid van de Fvw is geregeld dat bij wet voor ieder uitkeringsjaar een bedrag aan middelen van het Rijk ten behoeve van het Provinciefonds wordt afgezonderd. De uitgaven en ontvangsten van de fondsen zijn over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk.
De uitgaven van het provinciefonds worden bij begrotingswet vastgesteld. In 2000 heeft het Provinciefonds voor in totaal circa f 2,1 miljard aan de provincies uitgekeerd.
Dit rapport bestaat uit 3 hoofdstukken. Hoofdstuk 2 betreft het financieel beheer. In hoofdstuk 3 rapporteert de Rekenkamer over het onderzoek naar de financiële verantwoording over 2000 van het Provinciefonds.
De Rekenkamer onderscheidt dertien «ijkpunten» aan de hand waarvan zij het financieel beheer van een minister beoordeelt en haar bevindingen rapporteert.
Omdat de directie BFO een onderdeel is van het DGOB van het Ministerie van BZK, zullen de bevindingen inzake de ijkpunten financieel beheer (beschrijving en onderhoudsorganisatie administratieve organisatie, financiële functie, automatisering, planningen controlcyclus en informatievoorziening/kengetallen) bij BZK aan de orde worden gesteld. Hier zal alleen worden ingegaan op het ijkpunt «Accountantscontrole».
2.2.1 Accountantscontrole financiële verantwoording
Om vast te stellen of de Rekenkamer gebruik kan maken van de door de departementale accountantsdienst (AD) verrichte werkzaamheden, voert zij een review uit op het proces van de accountantscontrole, te weten de planning, de uitvoering en de afsluiting van de controle. Over de bevindingen en de deeloordelen per fase communiceert de Rekenkamer met de AD.
De departementale accountantsdienst (AD) heeft een goedkeurende accountantsverklaring bij de financiële verantwoording van het Provinciefonds over het begrotingsjaar 2000 afgegeven.
Oordeel accountantscontrole financiële verantwoording De Rekenkamer stelde vast dat de AD-controle voldoende basis vormt voor haar oordeelsvorming over de financiële verantwoording 2000 van het Provinciefonds. Haar oordelen zijn dan ook mede tot stand gekomen op basis van de AD-rapportages.
2.2.2 Accountantscontrole financieel beheer
Tot de algemene controletaak van de AD behoort mede de controle van het financieel beheer. De Rekenkamer heeft in het rechtmatigheidsonderzoek 2000 een inventariserend onderzoek verricht naar dit onderdeel van de accountantscontrole.
De AD beschouwt het financieel beheer (niet) als afzonderlijk controle-object, maar rapporteert daar wel over naar aanleiding van haar controle als daar aanleiding toe is.
De AD heeft bij de controle financieel beheer aandacht besteed aan de volgende onderwerpen:
– de beschrijving en de onderhoudsorganisatie van de administratieve organisatie;
– de begrotingsuitvoering door het directoraat-generaal Openbaar Bestuur (DGOB) inzake het Provinciefonds.
De AD stelde vast dat de begrotingsuitvoering door DGOB inzake het Provinciefonds in 2000 had plaatsgevonden binnen de gestelde kaders. Voorts was er sprake van voldoende beheersingsmaatregelen rond de uitvoering van het Provinciefonds. Het actualiseren van de beschrijving van de AO (beheersingsmaatregelen) is in een vergevorderd stadium.
De Rekenkamer heeft voor het melden van tekortkomingen en positieve bevindingen inzake het financieel beheer in het verantwoordingsjaar 2000 gebruik gemaakt van de resultaten van de accountantscontrole.
De minister van BZK had geen op- of aanmerkingen op het rapport van de Rekenkamer.
3.1 Oordeel over de financiële verantwoording
De Rekenkamer heeft onderzocht of de financiële verantwoording van het Provinciefonds voldoet aan de volgende eisen:
• de verantwoording is een deugdelijke weergave van de uitkomsten van het financieel beheer en is opgesteld volgens de voorschriften;
• de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten die in de verantwoording zijn opgenomen zijn rechtmatig, dat wil zeggen: tot stand gekomen in overeenstemming met de begrotingswetten en andere wettelijke regelingen.
Op grond van haar onderzoek komt de Rekenkamer tot het oordeel dat de financiële verantwoording van het Provinciefonds voldoet aan deze eisen.
Overzicht 1 laat de totaalbedragen zien waaruit de rekening 2000 van het Provinciefonds is samengesteld. Daarvan is afgetrokken het gedeelte waarvan de Rekenkamer met redelijke zekerheid heeft kunnen vaststellen dat het geen fouten of onzekerheden bevat die de tolerantiegrenzen overschrijden. Wat overblijft is het totaal aan fouten en onzekerheden die de tolerantiegrenzen wel overschrijden.
Bedragen van de rekening 2000, Provinciefonds (x f 1 miljoen)
Verplichtingen1 | Uitgaven1 | Ontvangsten | |
---|---|---|---|
Totaal | 2 083,3 | 2 071,1 | 2 071,1 57 |
Geen belangrijke fouten/onzekerheden | 2 083,3 | 2 071,1 | 2 071,1 |
Belangrijke fouten/onzekerheden | 0 | 0 | 0 |
1 Het bedrag aan verplichtingen en uitgaven bevat geen overschrijdingen.
De realisatie van de totale verplichtingen over 2000 bedraagt f 12,2 miljoen meer dan het bedrag van de gerealiseerde uitgaven over 2000.
Het verschil tussen het uitgavenbedrag en het verplichtingenbedrag bestaat uit twee componenten. Enerzijds is in 2000 f 24,2 miljoen uit de behoedzaamheidsreserve 1999 uitgekeerd. Anderzijds is er in 2000 een behoedzaamheidsreserve van f 40 miljoen ingehouden. Het accres voor 2000 valt f 3,6 miljoen lager uit dan geraamd bij de ontwerpbegroting. Dit heeft tot gevolg dat in 2001 een bedrag van f 36,4 miljoen (f 40 miljoen – f 3,6 miljoen) zal worden uitgekeerd met betrekking tot 2000. Beide componenten samen – uitkering met betrekking tot 1999 van f 24,2 miljoen en het nog uit te keren bedrag van f 36,4 miljoen – leiden ertoe dat het uitgavenbedrag 2000 f 12,2 miljoen lager is dan het verplichtingenbedrag.
3.3 Toelichting bij de rekening
De toelichting bij de rekening 2000 van het Provinciefonds voldoet aan de eisen.
3.4 Saldibalans met toelichting
Jaarlijks beoordeelt de Rekenkamer een deel van de bedragen op de saldibalans. De bedragen die zij niet beoordeelt zijn samengesteld uit:
– de uitgaven en ontvangsten die de Rekenkamer al beoordeeld heeft bij het onderzoek van de rekeningen; deze zijn niet opnieuw beoordeeld bij het onderzoek van de saldibalans waar zij als post op staan;
– de bedragen die op tegenrekeningen staan; deze worden niet beoordeeld omdat ze geen inhoudelijke waarde hebben.
Van de overige bedragen onderzoekt de Rekenkamer of deze fouten of onzekerheden bevatten die haar tolerantiegrenzen overschrijden.
Overzicht 2 geeft het totaalbedrag van de saldibalans per 31 december 2000. Daarvan worden afgetrokken:
– het totaal van de niet-beoordeelde bedragen;
– het totaal van de bedragen waarvoor met redelijke zekerheid is vastgesteld dat deze geen fouten of onzekerheden bevatten.
Dit resulteert in een totaal van bedragen met fouten of onzekerheden die de tolerantiegrenzen overschrijden (belangrijke fouten en onzekerheden).
Bedragen van de saldibalans per 31 december 2000, Provinciefonds (bedragen x f 1 miljoen)
Debet | Credit | |
---|---|---|
Totaal | 5 974,9 | 5 974,9 |
Niet beoordeeld | 2 107,5 | 5 938,5 |
Beoordeeld | 3 867,4 | 36,4 |
Geen belangrijke fouten/onzekerheden | 3 867,4 | 36,4 |
Belangrijke fouten/onzekerheden | 0 | 0 |
De toelichting bij de saldibalans voldoet aan de eisen.
De Rekenkamer heeft apart aandacht besteed aan de in de toelichting bij de saldibalans opgenomen informatie over de afgerekende voorschotten en onderzocht of deze afrekeningen aan de eisen voldeden. In totaal is f 1 697,8 miljoen afgerekend. De Rekenkamer stelde vast dat deze afrekeningen aan de eisen voldeden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27700-16.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.