27 697
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel anders dan op grond van de Ziektewet

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 19 september 2001

De indruk van de leden van de CDA-fractie dat het onderhavige wetsvoorstel een wijziging van technische aard betreft die geen financiële of beleidsmatige gevolgen heeft, is juist. De conclusie dat de huidige wettekst verduidelijking behoeft, is ingegeven door vragen en opmerkingen over de onderhavige regeling uit het onderwijsveld.

De leden van de CDA-fractie merken verder op dat uit de bekostiging de premie voor het participatiefonds moet worden betaald en zij koppelen daaraan de vraag of er nog andere zaken uit deze bekostiging moeten worden betaald.

De bekostiging op grond van artikel 126 van de Wet op het primair onderwijs (en de vergelijkbare bepalingen in de andere wetten) heeft betrekking op de kosten van vervanging, de kosten van werkloosheidsuitkeringen, suppleties inzake arbeidsongeschiktheid en uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel anders dan op grond van de Ziektewet. De bekostiging op grond van genoemd artikel omvat dus meer dan alleen een bekostiging waaruit de premie voor het participatiefonds moet worden bekostigd.

De kosten van uitkeringen die het gevolg zijn van eigen beleid van een bevoegd gezag komen voor rekening van dat bevoegd gezag. In de jaren waarin het participatiefonds functioneert, zijn de volgende bedragen op de bekostiging in mindering gebracht:

 19961997–2000
PO1,46,8 mln NLG
VO1,24,2 mln NLG
BVE0,54,4 mln NLG (tot 1 augustus 1998).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

Naar boven