Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27695 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27695 nr. 3 |
Het voorliggende wetsvoorstel strekt tot uitvoering van verordening (EG) nr. 2887/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 december 2000 inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk (PbEG L 336/4) (de verordening). Deze verordening vormt het sluitstuk van een Europees politiek proces, dat is aangevangen op 23 en 24 maart 2000 in Lissabon tijdens de bijzondere Europese Raad. Aldaar werd door de Europese Raad een beroep gedaan op de lidstaten om zich samen met de Commissie van de Europese Gemeenschappen (de Commissie) te beijveren voor meer concurrentie op het gebied van lokale toegangsnetten van vaste openbare telefoonnetwerken om er zo ondermeer voor te zorgen de kosten van (breedbandige) internettoegang aanzienlijk te verminderen. Tegen deze achtergrond heeft de Commissie in mei 2000 met betrekking tot de zogenoemde ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk een aanbeveling vastgesteld: aanbeveling nr. 00/417/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 25 mei 2000 inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk: De voorwaarden scheppen voor de concurrerende levering van een volledig gamma elektronische communicatiediensten waaronder breedbandmultimediadiensten en snelle internetdiensten (PbEG L 156). Gezien het niet bindende karakter van een aanbeveling en gezien het feit dat de Europese Raad op 20 juni 2000 het ontbundelen van het aansluitnetwerk als korte termijnproject heeft aangemerkt, heeft de Commissie op 12 juli 2000 voor dit onderwerp een voorstel voor een EG-verordening ingediend. Dit voorstel is in gewijzigde vorm aangenomen op 18 december 2000 (PbEG L 336/4).
Voor de wijze waarop de verordening de ontbundelde toegang heeft geregeld zij verwezen naar de verordening, die direct werkt in de Nederlandse rechtsorde. In de kern komt de verordening er op neer dat de in artikel 2, onderdeel a, van de verordening omschreven «aangemelde exploitanten», kort gezegd aanbieders van vaste openbare telefoonnetwerken met een aanmerkelijke macht op de markt, moeten voldoen aan alle redelijke verzoeken tot volledig ontbundelde toegang en gedeelde toegang tot het aansluitnetwerk en bijbehorende faciliteiten als omschreven in de verordening. In meer algemene zin geldt dat via de volledig ontbundelde toegang concurrenten van de aangemelde exploitant in staat zullen zijn zelfstandig, dat wil zeggen los van de aangemelde exploitant, hun diensten aan te bieden en af te wikkelen. De (eind)gebruikers van deze diensten behoeven dan geen contractuele relatie meer te hebben met de aangemelde exploitant. Bij gedeelde toegang tot het aansluitnetwerk krijgt een derde toegang tot niet voor spraak gebruikte frequentiespectrum van de aansluitlijn. De verzorging van de vaste openbare telefoondienst vindt in dat geval plaats door de aangemelde exploitant, waarbij de gebruiker uiteraard door middel van carrierselectie kan kiezen voor een andere aanbieder van de vaste openbare telefoondienst.
Zowel bij volledige als gedeelde toegang tot het aansluitnetwerk kunnen partijen door het plaatsen van zogenoemde xDSL-modems, breedbandige diensten, zoals bijvoorbeeld breedbandige toegang tot het internet, via het aansluitnetwerk van de aangemelde exploitant bieden.
De verordening behoeft niet in nationaal recht te worden omgezet. Dit neemt niet weg dat de verordening wel noopt tot wetgeving. Allereerst moet, voor de taken die in artikel 4 van de verordening aan de nationale regelgevende instantie zijn opgedragen, een bevoegd bestuursorgaan worden aangewezen. In Nederland berust het toezicht op de naleving van de (telecommunicatie)sectorspecifieke toegangsverplichtingen bij het college, genoemd in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit. Het ligt daarom voor de hand het college aan te wijzen als de nationale regelgevende instantie bedoeld in artikel 4 van de verordening. In het voorgestelde artikel 6.10, tweede lid, van de Telecommunicatiewet, wordt het college dan ook als zodanig aangewezen en wordt, door het bepaalde in artikel II van dit wetsvoorstel, het houden van toezicht op de naleving van de verordening als taak voor het college opgenomen in de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit.
Verder geeft ook artikel 3 van de verordening aanleiding tot uitvoeringswetgeving. Artikel 3, derde lid, van de verordening, verplicht aangemelde exploitanten voor ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk en bijbehorende faciliteiten kostengeoriënteerde tarieven in rekening te brengen. Artikel 4 van de verordening draagt vervolgens het toezicht op deze tarieven op aan de nationale regelgevende instantie, in Nederland is dat, zoals in dit wetsontwerp wordt voorgesteld, het college. Om zeker te stellen dat het college deze taak naar behoren kan vervullen is het naar de opvatting van de regering noodzakelijk dat de aangemelde exploitant door middel van een door hem op te stellen, en door het college goed te keuren, systeem van toerekening van kosten (en opbrengsten) inzicht geeft in de samenstelling van de tarieven voor ontbundelde toegang. Om het toezicht op de naleving van de verplichtingen uit de verordening te vergemakkelijken is voorts artikel 6.2 van overeenkomstige toepassing verklaard. Hierdoor moeten overeenkomsten tussen een aangemelde exploitant en een derde bij het college worden gedeponeerd. Voorts is door de in artikel I, onder B, van dit wetsontwerp voorgestelde wijziging van artikel 15 van de Telecommunicatiewet verzekerd dat het college bij het toezicht op de naleving van de verplichtingen uit de verordening kan beschikken over het hem normaliter, dat wil zeggen bij het toezicht op de naleving van de verplichtingen uit de Telecommunicatiewet, ter beschikkingstaande handhavingsintrumentarium. Zo kan bijvoorbeeld bij overtreding van een verplichting uit de verordening door het college bestuursdwang worden toegepast of een bestuurlijke boete worden opgelegd van ten hoogste een miljoen gulden.
Ten aanzien van de in artikel 2, onder a, van de verordening omschreven aangemelde exploitant geldt dat aan de aanmelding bij de Europese Commissie een aanwijzing als aanbieder met een aanmerkelijke marktmacht op grond van artikel 6.4, eerste lid, van de Telecommunicatiewet vooraf dient te gaan. De aangemelde exploitant uit de verordening is derhalve dezelfde entiteit als de aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk aangewezen op grond van artikel 6.4, eerste lid, van de Telecommunicatiewet. Voorts zij voor de duidelijkheid nog het volgende opgemerkt. Op grond van artikel 4, vijfde lid, van de verordening geldt voor geschillen tussen ondernemingen in verband met kwesties die onder de verordening vallen, de overeenkomstig richtlijn nr. 97/33/EG, van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP) (PbEG L 199) (interconnectierichtlijn), vastgestelde nationale procedures. In Nederland betreft het hier de in artikel 6.3 van de Telecommunicatiewet opgenomen procedure voor de beslechting van interconnectiegeschillen.
Voor wat betreft de inwerkingtreding voorziet het wetsontwerp in terugwerkende kracht. Hiervoor is gekozen omdat de met de ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk verbandhoudende verplichtingen op grond van het bepaalde in artikel 3 van de Verordening reeds per 31 december 2000 bestaan. Door de terugwerkende kracht wordt bewerkstelligd dat het college na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel bevoegd is te oordelen over de periode tussen 31 december 2000, zijnde de datum waarop de verplichtingen van artikel 3 van de verordening zijn ingegaan, en de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel. Voor de duidelijkheid zij opgemerkt dat de terugwerkende kracht er niet toe leidt dat een onbevoegd handelen van het college van voor de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, na de inwerkingtreding ervan als bevoegd moet worden beschouwd. De bepaling met betrekking tot de verplichting voor de aangemelde exploitant om een kostentoerekeningssyteem op te stellen werkt niet terug. Hoewel deze verplichting, zoals gezegd, dezerzijds wordt beschouwd als noodzakelijk voor een goed toezicht op de verplichting om kostengeoriënteerde tarieven te rekenen, en vanuit die optiek terugwerkende kracht ook hier wenselijk zou zijn is hier, gezien het belastende karakter van de verplichting voor de aangemelde exploitant, van afgezien. Voorts is ook afgezien van het verlenen van terugwerkende kracht aan de mogelijkheid om een boete op te leggen en een last onder dwangsom op te leggen. Hiermee wordt voorkomen dat een overtreding van de verordening die plaatsvindt voordat dit wetsvoorstel in werking is getreden achteraf bezien kan worden bestraft.
Conform artikel 4 van het Informatie Statuut Onafhankelijke Post en Telecommuncatie Autoriteit is het voorliggende wetsontwerp door het college op uitvoerbaarheid getoetst. Aan de wens van het college om artikel 6.2 van de Telecommunicatiewet van overeenkomstige toepassing te verklaren is, zoals uit het wetsontwerp moge blijken, tegemoet gekomen.
Tot slot zij nog opgemerkt dat het wetsvoorstel geen lasten voor het bedrijfsleven met zich mee brengt. De administratieve lasten die voortvloeien uit de verplichting tot ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk en bijbehorende faciliteiten zijn, gelet op het EG-verdrag, noodzakelijkerwijs verbonden met de uitvoering van de verordening.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27695-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.