27 692
Het stellen van nadere regels in verband met de introductie van een toeslagregeling ter compensatie van het gemis aan overhevelingstoeslag per 1 januari 2001 ten aanzien van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956 en enkele andere overzeese pensioenwetten alsmede het actualiseren van die wetten in verband met de inwerkingtreding van de Algemene nabestaandenwet

B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 23 maart 2001 en het nader rapport d.d. 20 april 2001, aangeboden aan de Koningin door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 12 februari 2001, no. 01.000680, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende het stellen van nadere regels in verband met de introductie van een toeslagregeling ter compensatie van het gemis aan overhevelingstoeslag per 1 januari 2001 ten aanzien van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956 en enkele andere overzeese pensioenwetten alsmede het actualiseren van die wetten in verband met de inwerkingtreding van de Algemene nabestaandenwet.

In het wetsvoorstel wordt voor degenen die recht hebben op een Indonesisch pensioen, een Nieuw-Guinea pensioen, of een Surinaams garantiepensioen een toeslag geregeld ter compensatie van de afschaffing van de overhevelingstoeslag. Verder bevat het wetsvoorstel technische aanpassingen in verband met de invoering van de Algemene nabestaandenwet en het actualiseren van overzeese rechtspositieregelingen. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking over de formulering van een bepaling. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.

Blijkens mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 12 februari 2001, nr. 01.000680, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 23 maart 2001, nr. W04.01.0076/I, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking over de formulering van een bepaling. Hij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. De door de Raad van State voorgestelde aanpassing is in het U thans aangeboden wetsvoorstel en in de memotie van toelichting verwerkt.

1. In artikel 1, tweede lid, wordt bepaald dat de toeslag, bedoeld in het eerste lid, geen pensioen of uitkering is. De toelichting bevat slechts een herhaling van en geen toelichting op het bepaalde. Met de gekozen formulering van het tweede lid is niet uitgesloten dat deze bepaling verder strekt dan wordt beoogd. Bovendien wordt onnodig verwarring veroorzaakt door de voorgestelde bepaling naast bijvoorbeeld de begripsbepaling in artikel 1, aanhef en tweede lid, van de Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960.1 De Raad adviseert de bepaling te formuleren naar het model van bijvoorbeeld artikel F 11 a, vijfde lid, van de Algemene militaire pensioenwet.2 Hetzelfde geldt voor artikel 26a, tweede lid, van de Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960, de artikelen 19a, tweede lid, en 19b, vijfde lid, van de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps en artikel 6a, tweede lid, van de garantiewet Surinaamse pensioenen.3

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn ten dele overgenomen. De ten aanzien van het voorgestelde Artikel 1 gemaakte kanttekening werd niet overgenomen. De Raad stelde voor om de in dat artikel geregelde materie toe te voegen aan de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen (Wet BOL). Hoewel het in dit artikel geregelde onderwerp samenhang vertoont met de laatstgenoemde wet, hoort het daar naar mijn mening niet in thuis. In de Wet BOL is het kabinetsbeleid neergelegd met betrekking tot de afwikkeling van het afschaffen van de overhevelingstoeslag. De in Artikel 1 geregelde materie berust geenszins op dat kabinetsbeleid, maar op een arbeidsvoorwaardelijke afspraak tussen sociale partners in de sector Rijk. De reden om in afwijking van de Wet BOL in plaats van een brutering van het recht op pensioen of uitkering te kiezen voor het verlenen van een toeslag naast dat recht op pensioen of uitkering vloeit immers voort uit de beleidsregel dat de aanspraken van overzeese gepensioneerden zo veel mogelijk de pensioenaanspraken volgen van overheidswerknemers in de sector Rijk. Sociale partners in de sector Rijk hebben er voor gekozen de lijn van de Wet BOL niet te volgen, doch een toeslag naast het pensioen te verlenen. Alleen al om deze reden is het niet wenselijk de in Artikel 1 geregelde materie toe te voegen aan de Wet BOL.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 23 maart 2001, no. W04.01.0076/I, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft

– Artikel 1 zal als enig artikel van een separate wet gaan gelden. Het in dat artikel geregelde onderwerp vertoont een nauwe samenhang met de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen. Uit een oogpunt van overzichtelijkheid en vindbaarheid van het recht verdient het de voorkeur genoemde bepaling toe te voegen aan de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen.

– In artikel 7, tweede lid, van de Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960 en artikel 9, onderdeel d, van de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps wordt gesproken van «die wet» waarmee de Algemene Weduwen- en Wezenwet wordt bedoeld en van «het tijdstip genoemd in deze wet».1 In de wettekst duidelijk maken welk tijdstip in welke wet wordt bedoeld.


XNoot
1

«In deze wet wordt verstaan onder (...) pensioen: een ten laste van de staat of van een door de staat ingesteld orgaan, al dan niet krachtens wettelijke garanties, betaalde periodieke uitkering als omschreven in artikel 2, eerste lid, onder c en d, van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956 (Stb.1957, 319) met inbegrip van de daarop door de staat verleende of te verlenen toeslagen en bijslagen, met uitzondering van kindertoelage.»

XNoot
2

Deze bepaling luidt: «Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt de toeslag krachtens dit artikel niet onder pensioen begrepen, tenzij uit desbetreffende bepalingen het tegendeel blijkt.»

XNoot
3

Artikel 3, onderdeel Q, artikel 5, onderdelen E en G, en artikel 6, onderdeel C.

XNoot
1

Artikel 3, onderdeel D, en artikel 5, onderdeel A, onder 1.

Naar boven