27 682
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het uitwerken van taalondersteuning en het vastleggen van de eisen om taalondersteuning van allochtone leerlingen te geven

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Bij de Wet van 5 maart 1998, houdende wijziging van enkele onderwijswetten in verband met het onderwijs in allochtone levende talen en enkele technische aanpassingen (Stb. 1998, 148) zijn de artikelen 110i van de Wet op het basisonderwijs en 106h van de Interimwet op het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs (ISOVSO) tot stand gekomen waardoor het mogelijk werd om middelen die bestemd zijn voor het onderwijs in allochtone levende talen (oalt) in te zetten voor taalondersteuning in de eerste vier schooljaren. Thans zijn dat de artikelen 173 van de Wet op het primair onderwijs (WPO) en 159 van de Wet op de expertisecentra (WEC). Bij wet van 2 april 1998, Stb. 228, werden vervolgens delen van de ISOVSO als deel II aan de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) toegevoegd, waardoor onder andere ook de bepalingen over oalt zijn overgegaan, inclusief de bepaling waarin ook taalondersteuning is geregeld (artikel 274 WVO).

Met de totstandkoming van eerstgenoemde artikelen in de WBO en de ISOVSO werd de praktijk voortgezet die eerder al onder de wetgeving met betrekking onderwijs in eigen taal en cultuur (oetc) was gegroeid, namelijk dat oalt-leraren in de onderbouw met behulp van een allochtone levende taal jonge kinderen kunnen leren zich begrippen eigen te maken die deze leerlingen moeten kennen om het onderwijs te kunnen volgen. In het merendeel van de gevallen richt deze hulp zich op allochtone kinderen die als zij op school komen, het Nederlands niet of nauwelijks beheersen, maar die ook in hun eigen taal een beperkte woordenschat hebben en dus veel begrippen die voor het kunnen volgen van het onderwijs van belang zijn, nog niet kennen. Zij leren deze begrippen eerst in de eigen taal kennen alvorens zij met die begrippen in aanraking komen binnen het reguliere onderwijsprogramma; zo wordt voor hen met behulp van de eigen taal het Nederlands dat immers de instructietaal is, toegankelijk gemaakt.

Taalondersteuning maakt onderdeel uit van het taalbeleid, in het bijzonder van het beleid ten aanzien van Nederlands als tweede taal (NT2), maar onderscheidt zich in zoverre van NT2-onderwijs dat bij taalondersteuning de allochtone levende taal nadrukkelijk als instrument wordt gebruikt om te komen tot beheersing van het Nederlands. Dat vereist van degene die taalondersteuning geeft dat hij zowel de desbetreffende allochtone levende taal als het Nederlands goed beheerst. Het zullen dus veelal leraren zijn die bevoegd zijn om oalt te verzorgen die, zoals overigens thans ook al het geval is, taalondersteuning zullen verzorgen.

Het bovenstaande maakt tevens duidelijk dat leerlingen van allochtone herkomst die onderwijs volgen in het voortgezet speciaal onderwijs, mede gelet op hun leeftijd, geen taalondersteuning behoeven in de zin waarop dit in het voorliggende wetsvoorstel wordt geconcretiseerd. Deze leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs beheersen immers, anders dan bij jonge allochtone kinderen vaak nog het geval is, hun eigen taal in voldoende mate om zonder aanvullende hulp vanuit de eigen taal zich, indien dit noodzakelijk is, het Nederlands eigen te maken. In voorkomende gevallen kan dus bij deze leerlingen worden volstaan met NT2-onderwijs. Daarom beperkt dit wetsvoorstel de mogelijkheid van taalondersteuning tot het speciaal onderwijs dat in de WPO en de WEC is opgenomen en wordt taalondersteuning uit deel II van de WVO geschrapt.

Het wetsvoorstel verheldert wat onder taalondersteuning moet worden verstaan en legt vast aan welke kwaliteitseisen een leraar moet voldoen die zich met taalondersteuning van allochtone leerlingen bezig houdt.

Het is aan de school om te bepalen hoe de taalondersteuning wordt vormgegeven. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren doordat de leraar die taalondersteuning geeft een onderdeel van het onderwijs met de desbetreffende leerlingen voorbereidt, zodat deze leerlingen de les of lessen die in het Nederlands worden gegeven, met meer rendement kunnen volgen. Een dergelijke invulling van taalondersteuning zal soms buiten de klas plaatsvinden, de leraar oalt vervangt echter de (groeps)leraar niet.

De school kan echter ook kiezen voor directe samenwerking tussen de (groeps)leraar en degene die taalondersteuning geeft, in de les.

Het Procesmanagement Primair Onderwijs heeft een viertal modellen ontwikkeld die zijn opgenomen in een brochure «taalondersteuning in de eigen taal» die in januari 2000 is verschenen.

De artikelen die worden toegevoegd, worden ondergebracht in respectievelijk afdeling 11 van de WPO en afdeling 10 van de WEC, omdat daarin de bepalingen ten aanzien van onderwijs in allochtone levende talen zijn samengebracht.

De desbetreffende allochtone levende taal wordt bij taalondersteuning echter niet gebruikt als zelfstandig leerdoel maar als een instrument ten behoeve van de communicatie tussen de groepsleerkracht en de leerling in het reguliere onderwijs; de desbetreffende allochtone levende taal is bij taalondersteuning een instructietaal die helpt dat het reguliere onderwijs met meer rendement kan worden gevolgd.

Naast deze verheldering van het begrip taalondersteuning worden de bevoegdheidseisen geregeld waaraan leraren die taalondersteuning van allochtone leerlingen verzorgen, moeten voldoen. Er worden geen nieuwe bevoegdheidseisen geformuleerd. Bevoegd zijn (groeps)leraren die tevens de desbetreffende allochtone levende taal beheersen en leraren die bevoegd zijn OALT te geven en die in het bezit zijn van één van de op grond van artikel 186, zesde lid, WPO dan wel 171, zevende lid, WEC aangewezen verklaringen en diploma's met betrekking tot de beheersing van de Nederlandse taal.

Dit wetsvoorstel legt vast welke bevoegdheidseisen gelden voor personeel dat taalondersteuning geeft. Deze bevoegdheidseisen gelden met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. Vanaf dat tijdstip is voor het geven van taalondersteuning het bezit van een van de in deze wet geregelde bevoegdheden nodig.

Het voorstel laat onverlet de regeling die eerder ten aanzien van OALT in artikel 3, vijfde lid, WPO is neergelegd en de overgangsregeling die ten aanzien van OETC geldt op basis van Stb. 1994, 590 (Besluit van 4 juli 1994, houdende wijziging van het Bevoegdhedenbesluit WBO en het Onderwijskundig besluit ISOVSO inzake de bevoegdheid voor het geven van onderwijs in niet-Nederlandse taal en cultuur).

2. Financiën

Dit wetsvoorstel heeft geen financiële gevolgen voor de Rijksbegroting.

3. Uitvoering door Centrale financiën Instellingen

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de uitvoering.

4. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, artikel 173a WPO

Aangezien artikel 9, zesde lid, van de WPO bepaalt dat de kerndoelen worden gehanteerd als aan het eind van het basisonderwijs te bereiken doelstellingen wordt bij die kerndoelen aangesloten.

Artikel II, artikel 159a WEC

Voor het speciaal onderwijs gelden geen kerndoelen; daarom is de doelstelling voor dat onderwijs in meer algemene termen beschreven.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund

Naar boven