27 672
Goedkeuring van de op 22 juni 2000 te Cotonou totstandgekomen Partnerschapsovereenkomst tussen de Staten van Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 17 november 2000 en het nader rapport d.d. 26 maart 2001, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 6 september 2000, no. 00.005017, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting houdende goedkeuring van de op 22 juni 2000 te Cotonou totstandgekomen Partnerschapsovereenkomst tussen de Staten in Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 6 september 2000, no. 00.005017, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 17 november 2000, nr. W02.00.0403/II, bied ik U hierbij aan.

De Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten, enerzijds, en de Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (hierna: ACS-landen), anderzijds, strekt ter vervanging van de op 29 maart 2000 afgelopen Vierde ACS-EG-Overeenkomst (hierna: Lomé IV).

De nieuwe overeenkomst verschilt fundamenteel van Lomé IV, daar zij voorziet in een geleidelijke, maar definitieve wijziging van de handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en de ACS-landen. Naast wijzigingen op andere onderdelen, zoals het beoogde partnerschap (gelijkheid en verantwoordelijkheidsgevoel), en het opnieuw bevestigen van de zogenaamde essentiële elementen (respect voor de democratie, rechtstaat en mensenrechten) en de opschortingsbepaling in geval van ernstige vormen van corruptie, is het nieuwe handelsregime het meest ingrijpend.

De Raad van State onderschrijft het voorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.

1. Blijkens Verklaring XXII2 zal de Gemeenschap aan de ACS-staten een preferentiële regeling voor bepaalde landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten toekennen. In verband daarmee zullen aanzienlijke verlagingen van heffingen plaatsvinden en in een aantal gevallen vrijstellingen worden ingevoerd. Dit past in een ontwikkeling die al langer gaande is waarbij belemmeringen voor de toegang van landbouwproducten uit derde landen op de Europese markt steeds meer worden weggenomen. De vraag komt op welke gevolgen dit heeft voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid en, in het verlengde daarvan, voor het Nederlandse landbouwbeleid. De Raad adviseert hierop in de toelichting nader in te gaan.

1. Zoals geadviseerd door de Raad van State is aan de toelichting op Bijlage 5 een passage toegevoegd, waarin wordt ingegaan op de gevolgen van het toekennen van een preferentiële regeling door de Gemeenschap aan de ACS-staten voor bepaalde landbouwproducten.

2. Artikel 13, derde lid, bevat voor EG-lidstaten een verbod op discriminatie ten aanzien van werknemers met de nationaliteit van één van de ACS-staten. Het gaat onder meer om arbeidsvoorwaarden, beloning en ontslag. De Raad vraagt zich af welke gevolgen deze bepaling zal hebben voor de toepassing van de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving. In het bijzonder gaat het om de vraag omtrent de toepassing van de Wet beperking export uitkeringen. De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan.

2. Gelet op het advies van de Raad is aan de artikelsgewijze toelichting op artikel 13 een passage toegevoegd met betrekking tot de reikwijdte van het onderhavige verdrag.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Gemeenschappelijke verklaring over de in artikel 1, tweede lid, onder a) van Bijlage V bedoelde landbouwproducten.

Naar boven