A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 17 november
2000 en het nader rapport d.d. 26 maart 2001, aangeboden aan de Koningin door
de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief
afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 6 september 2000, no. 00.005017, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State
ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting
houdende goedkeuring van de op 22 juni 2000 te Cotonou totstandgekomen Partnerschapsovereenkomst
tussen de Staten in Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan en de
Europese Gemeenschap en haar Lidstaten.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 6 september
2000, no. 00.005017, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 17 november 2000, nr. W02.00.0403/II, bied ik U hierbij
aan.
De Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten,
enerzijds, en de Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan
(hierna: ACS-landen), anderzijds, strekt ter vervanging van de op 29 maart
2000 afgelopen Vierde ACS-EG-Overeenkomst (hierna: Lomé IV).
De nieuwe overeenkomst verschilt fundamenteel van Lomé IV, daar
zij voorziet in een geleidelijke, maar definitieve wijziging van de handelsbetrekkingen
tussen de Europese Unie en de ACS-landen. Naast wijzigingen op andere onderdelen,
zoals het beoogde partnerschap (gelijkheid en verantwoordelijkheidsgevoel),
en het opnieuw bevestigen van de zogenaamde essentiële elementen (respect
voor de democratie, rechtstaat en mensenrechten) en de opschortingsbepaling
in geval van ernstige vormen van corruptie, is het nieuwe handelsregime het
meest ingrijpend.
De Raad van State onderschrijft het voorstel, maar maakt daarbij de volgende
kanttekeningen.
1. Blijkens Verklaring XXII2 zal de Gemeenschap
aan de ACS-staten een preferentiële regeling voor bepaalde landbouwproducten
en verwerkte landbouwproducten toekennen. In verband daarmee zullen aanzienlijke
verlagingen van heffingen plaatsvinden en in een aantal gevallen vrijstellingen
worden ingevoerd. Dit past in een ontwikkeling die al langer gaande is waarbij
belemmeringen voor de toegang van landbouwproducten uit derde landen op de
Europese markt steeds meer worden weggenomen. De vraag komt op welke
gevolgen dit heeft voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid en, in het verlengde
daarvan, voor het Nederlandse landbouwbeleid. De Raad adviseert hierop in
de toelichting nader in te gaan.
1. Zoals geadviseerd door de Raad van State is aan de toelichting op Bijlage
5 een passage toegevoegd, waarin wordt ingegaan op de gevolgen van het toekennen
van een preferentiële regeling door de Gemeenschap aan de ACS-staten
voor bepaalde landbouwproducten.
2. Artikel 13, derde lid, bevat voor EG-lidstaten een verbod op discriminatie
ten aanzien van werknemers met de nationaliteit van één van
de ACS-staten. Het gaat onder meer om arbeidsvoorwaarden, beloning en ontslag.
De Raad vraagt zich af welke gevolgen deze bepaling zal hebben voor de toepassing
van de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving. In het bijzonder gaat het
om de vraag omtrent de toepassing van de Wet beperking export uitkeringen.
De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan.
2. Gelet op het advies van de Raad is aan de artikelsgewijze toelichting
op artikel 13 een passage toegevoegd met betrekking tot de reikwijdte van
het onderhavige verdrag.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht
zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde
memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen