27 664
Toekomst milieuwetgeving

nr. 15
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 26 juni 2003

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over zijn brief van 11 juni 2003 inzake het Ontwerp-Besluit inzamelen afvalstoffen (VROM 03-364).

De staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 25 juni 2003.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Buijs

De griffier van de commissie,

Van der Leeden

1

Waarom staat niet expliciet in de tekst van het voorliggende ontwerpbesluit vermeld dat dit besluit ook van toepassing is op de inzameling van huishoudelijk afval, terwijl dit wel in de nota van toelichting staat? Zou een vermelding in de tekst van het ontwerpbesluit de duidelijkheid niet ten goede komen?

Het ontwerpbesluit is gebaseerd op titel 10.6 van de Wet milieubeheer (Wm) die betrekking heeft op het beheer van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. In artikel 10.36 Wm is bepaald dat voor de toepassing van deze titel ingezamelde of afgegeven huishoudelijke afvalstoffen worden gelijkgesteld met bedrijfsafvalstoffen. Nu dat reeds in de wet is geregeld, bevat het ontwerpbesluit daaromtrent geen afzonderlijke bepaling. Wel is de reikwijdte van het ontwerpbesluit in de nota van toelichting nader verduidelijkt.

Het ontwerpbesluit heeft derhalve betrekking op de inzameling van gevaarlijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen en ingezamelde of afgegeven huishoudelijke afvalstoffen. Het ontwerpbesluit heeft geen betrekking op de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Daaromtrent zijn bij of krachtens titel 10.4 van de Wm (onder meer in de gemeentelijke afvalstoffenverordening) regels gesteld.

2

Kan de regering nader inventariseren welke inzamelactiviteiten, (charitatieve) organisaties, instellingen, bedrijven en personen (zowel professioneel als niet-professioneel) onder het voorliggende ontwerpbesluit en de regeling zullen gaan vallen, zodat nader kan worden bezien welke uitzonderingen, op basis van artikel 10.45, 2e lid of artikel 10.50 van de Wet Milieubeheer, in het ontwerpbesluit zouden moeten worden gemaakt?

Ingevolge artikel 12 van richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (PbEG L 442) (kaderrichtlijn afvalstoffen) dienen inzamelaars die beroepsmatig afvalstoffen inzamelen en die niet aan een vergunningplicht zijn onderworpen zich bij de bevoegde instanties te laten registreren. Deze verplichting is geïmplementeerd in artikel 10.45, eerste lid, van de Wm. In het ontwerpbesluit is in artikel 9 een tweetal vrijstellingen opgenomen van de verplichting om zich te laten vermelden op de lijst van inzamelaars. Dit ter beperking van de administratieve lasten bij kleinschalige inzamelactiviteiten. Deze vrijstellingen zijn gerelateerd aan de hoeveelheid afvalstoffen die worden ingezameld. Bij het bepalen van deze grens is rekening gehouden met het feit dat bij het inzamelen van grotere hoeveelheden afvalstoffen sprake kan zijn van een omvang alsof er sprake is van beroepsmatige inzamelactiviteiten. Indien dergelijke gevallen zouden worden vrijgesteld, zou er strijd kunnen ontstaan met artikel 12 van de kaderrichtlijn afvalstoffen. Tevens sluit deze grens aan bij de huidige en toekomstige regelgeving met betrekking tot het aanwezig hebben van een begeleidingsbrief.

3

Kan de regering aangeven op welke wijze de uitsluiting van bedrijven geregeld is? Wie of welk orgaan is hiertoe bevoegd? Voor welke periode kan een bedrijf van plaatsing op de lijst worden uitgesloten? Hoe kan een uitgesloten bedrijf terugkeer op de lijst bewerkstelligen?

Uit artikel 8 van het ontwerpbesluit volgt dat een vermelding van rechtswege vervalt na het verstrijken van 5 jaar. Uit artikel 10.45, vierde lid, van de wet volgt dat de vermelding op de lijst wordt beëindigd op aanwijzing van de Minister van VROM. Artikel 6 van de ontwerpregeling vermeldt de gevallen waarin dit gebeurt. Het besluit tot het schrappen van de lijst is vatbaar voor bezwaar en beroep. Een terugkeer op de lijst is mogelijk zodra weer aan de gestelde criteria voor vermelding op de lijst wordt voldaan. Hiertoe moet een geldige aanvraag voor vermelding op de lijst worden gedaan.

4

Is het, in de geest van de motie van Van den Brink c.s. inzake aanpassing van de tekst van het LAP, zodat vergunningen voor afval- en de verwerkende bedrijven voor onbepaalde termijn kunnen worden afgegeven (28 600 XI, nr. 17) en met het oog op vermindering van de administratieve lasten, niet beter om de vermelding op de lijst van inzamelaars langer te laten gelden dan de termijn van 5 jaar die in het voorliggende ontwerpbesluit wordt voorgesteld?

Nee. De motie van Van den Brink c.s. heeft betrekking op grote inrichtingen in de afvalsector met afschijvingstermijnen van 15 tot 20 jaar. Het ontwerpbesluit ziet echter op een activiteit die zonder inrichting kan geschieden.

De geldigheidsduur van 5 jaar voor vermelding op de lijst van inzamelaars is tot stand gekomen door een zorgvuldige afweging van het belang van zo gering mogelijke administratieve lasten voor het bedrijfsleven tegen het belang dat diverse betrokken bij de handhaving hebben bij het hebben van een zo actueel en betrouwbaar mogelijke lijst van inzamelaars. Ook degenen die zich van gevaarlijke of bedrijfsafvalstoffen ontdoen, moeten kunnen beschikken over een zo actueel en betrouwbaar mogelijke lijst.

Overigens gold de geldigheidsduur van 5 jaar ook al bij de provinciale voorgangers van de lijst van inzamelaars. Bovendien zijn ook de vervoersvergunningen op basis van de Wet goederenvervoer over de weg, waaraan de criteria voor vermelding op de lijst zijn ontleend, voor 5 jaar geldig.

5

Hoe kan een milieuverantwoorde inzameling en verwerking van de in artikel 9 vrijgestelde hoeveelheden afvalstoffen worden gegarandeerd en gehandhaafd, met name wanneer het gaat om kleine hoeveelheden afvalstoffen?

Het feit dat er voor het inzamelen van bepaalde kleine hoeveelheden gevaarlijke of bedrijfsafvalstoffen een vrijstelling bestaat van het verbod zonder vermelding op de lijst in te zamelen, betekent niet dat de overige regelgeving voor afvalstoffen niet meer van toepassing is. Zo blijven voor de vrijgestelde inzamelaar onder meer van kracht: de zorgverplichting voor afvalstoffen (art. 10.1 Wm), het verbod de afvalstoffen te storten (art. 10.2 Wm), het verbod zich door afgifte van die afvalstoffen te ontdoen aan een ander dan de daar genoemde personen (art. 10.37 Wm), de verboden met betrekking tot de overbrenging van afvalstoffen (artt. 10.58 en 10.60 Wm) en, indien het gevaarlijke afvalstoffen betreft, het verbod deze buiten een inrichting nuttig toe te passen of te verwijderen (art. 10.54 Wm). Ook verandert door de vrijstelling niets voor degene die de ingezamelde afvalstoffen gaat verwerken.

6

Kan de regering aangeven in hoeverre artikel 6 in overeenstemming is met de wet- en regelgeving rondom de privacy van natuurlijke personen?

Beslissingen omtrent vermeldingen op de lijst van inzamelaars zijn beschikkingen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 6 van het ontwerpbesluit bepaalt, ter uitvoering van artikel 10.46, tweede lid, onder c, van de Wm, dat de relevante gegevens daaromtrent ter inzage worden gelegd. Op wetsniveau is derhalve een afweging gemaakt omtrent enerzijds het belang van openbaarheid en kenbaarheid van de besluitvorming inzake de vermelding op de lijst van inzamelaars en anderzijds de privacy van inzamelaars. Overigens kan worden opgemerkt dat, ter uitvoering van artikel 51, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, het ontwerpbesluit voor advies zal worden voorgelegd aan het College bescherming persoonsgegevens.

7

Gelden de eisen van gelijkwaardige verklaringen (artikel 12, lid 2) voor inzamelaars uit andere EU-landen die in Nederland actief zijn ook voor Nederlandse inzamelaars die in andere EU-landen actief zijn? Met andere woorden, is er sprake van een gelijk Europees speelveld?

Dit verschilt op dit moment per lidstaat. In tegenstelling tot het goederenvervoer over de weg heeft er op dit punt nog geen Europese harmonisatie plaatsgevonden.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GL), Geluk (VVD), Örgü (VVD), Dijsselbloem (PvdA), ondervoorzitter, Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GL), Huizinga-Heringa (CU), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Samsom (PvdA).

Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Van den Brand (GL), Luchtenveld (VVD), Oplaat (VVD), Boelhouwer (PvdA), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Meijer (CDA), Kraneveldt (LPF), Varela (LPF), ten Hoopen (CDA), Vergeer-Mudde (SP), Vos (GL), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA) en Wolfsen (PvdA).

Naar boven