27 664
Toekomst milieuwetgeving

nr. 13
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 januari 2003

Bij brief van 16 april 2002 (kamerstuk 27 664, nr. 5) heeft de toenmalige Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer u geïnformeerd over zijn uitgangspunten met betrekking tot de in het leven te roepen milieuschaderegeling. In de brief werd ervan uitgegaan dat de regeling in werking zou treden op 1 januari 2004.

Inmiddels zijn er vorderingen met betrekking tot de totstandkoming van de Europese kaderrichtlijn inzake milieuaansprakelijkheid. In mijn brief van 25 november 2002 over de agenda van de Milieuraad op 9 en 10 december 2002 (kamerstuk 21 501-08, nr. 157) heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken. Vaststelling van de richtlijn zou eind 2003 kunnen plaatsvinden.

Hoewel de uiteindelijke tekst van de richtlijn nog niet vaststaat, is te verwachten dat deze ertoe zal leiden dat de lidstaten een verplichting krijgen met betrekking tot het herstel van bepaalde vormen van milieuschade in gevallen waarin de schade niet kan worden verhaald op de veroorzaker. Deze vangnetfunctie loopt voor een belangrijk deel parallel met de voorgestelde milieuschaderegeling.

Om te voorkomen dat de milieuschaderegeling kort na de inwerkingtreding zou moeten worden herzien om te voldoen aan de verplichtingen op grond van de richtlijn, heb ik besloten om de werkzaamheden aan de milieuschaderegeling aan te houden totdat bekend is welke eisen uit de richtlijn zullen voortvloeien. Mede in verband met de staatssteuntoets waaraan de regeling zal moeten worden onderworpen, zou de regeling een tot twee jaar na de vaststelling van de richtlijn tot stand kunnen komen.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Naar boven