A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 2 maart
2001 en het nader rapport d.d. 20 maart 2001, aangeboden aan de Koningin door
de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de
Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 5 januari 2001, no. 01.000047, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.F. Hoogervorst, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het
voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Pensioen-
en spaarfondsenwet en enige andere wetten ter uitvoering van richtlijn nr. 98/49/EG
van de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1998 betreffende de bescherming
van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die
zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PbEG L 209).
Het wetsvoorstel strekt tot uitvoering van richtlijn nr. 98/49/EG
van de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1998 betreffende de bescherming
van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die
zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PbEG L 209) (hierna: de richtlijn)
die betrekking heeft op het intact laten van de rechten op aanvullend pensioen
van werknemers en zelfstandigen die zich verplaatsen naar een andere lidstaat.
Bescherming van die aanvullende pensioenrechten wordt nodig geacht voor het
bevorderen van het vrije verkeer en de (arbeids)mobiliteit van de vermelde
personen binnen de Europese Unie. Ingevolge de richtlijn wordt de vermindering
van de betrokken pensioenuitkeringen met belasting en transactiekosten overgelaten
aan de daartoe bevoegde lidstaat.
De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar
maakt daarbij de volgende kanttekeningen.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 5 januari
2001, nr. 01.000047, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State (van het
Koninkrijk) zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks
aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 2 maart 2001, No. W12.010.002/IV,
bied ik U hierbij aan.
1. De Belastingherziening 2001 heeft ook betrekking op de behandeling
van aanspraken op pensioen en het «vasthouden» van de loon- en
inkomstenbelastingclaim op de toekomstige uitkeringen. Ook – en in het
bijzonder – zijn ten aanzien van het grensoverschrijdend verkeer de
regelingen aangepast.
De Raad adviseert in de toelichting op het wetsvoorstel aandacht te geven
aan de fiscale aspecten van deze implementatie van de richtlijn.
1. De Raad adviseert in de toelichting op het wetsvoorstel aandacht te
geven aan de fiscale aspecten van deze implementatie van de richtlijn. In
dit kader is onder het kopje «Voorbereiding van de richtlijn»
een zinsnede toegevoegd over het feit dat de fiscale aspecten buiten de reikwijdte
van de richtlijn vallen.
Voorts wordt onder het kopje «implementatie van de richtlijn»
ingegaan op de Belastingherziening 2001.
2. In het voorgestelde artikel 32f van de Pensioen- en spaarfondsenwet
is naar het oordeel van de Raad de passage «eventueel toepasselijke
belastingen en» overbodig, omdat van de bevoegdheid tot belastingheffing
die artikel 5 van de richtlijn biedt, reeds in de Wet op de loonbelasting
1964 gebruik is gemaakt.
De Raad adviseert de passage te schrappen.
2. Het advies van de Raad om de passage «eventueel van toepassing
zijnde belastingen en» in artikel 32f te schrappen, is overgenomen.
3. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij
het advies behorende bijlage.
3. Met de redactionele kanttekeningen is rekening gehouden.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht
zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst
Bijlage bij het advies van de Raad van State van 2 maart 2001, no. W12.01.0002/IV,
met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.
– In artikel I in artikel 32h de komma's aan het begin en het einde
van «die zich naar een andere lidstaat begeven» weghalen daar
deze bijzin niet als een verklarende maar als een beperkende bijzin dient
te worden opgevat.