nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten ter uitvoering
van richtlijn nr. 98/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 juni
1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van
werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PbEG
L 209).
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
26 maart 2001
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het noodzakelijk is uitvoering
te geven aan de richtlijn nr. 98/49/EG van de Raad van de Europese Unie van
29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend
pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen
(PbEG L 209);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Na artikel 32c van de Pensioen- en spaarfondsenwet worden vijf artikelen
ingevoegd, luidende:
Artikel 32d
In de artikelen 32e tot en met 32h wordt verstaan onder:
a. pensioenregeling: een pensioenregeling op grond van een pensioen-toezegging
in de zin van artikel 2, eerste lid, dan wel een andere pensioen-regeling
welke niet bij of krachtens een wet is vastgesteld;
b. pensioen: pensioen op grond van een pensioenregeling als bedoeld onder
a;
c. deelnemer: een deelnemer aan een pensioenregeling als bedoeld onder
a;
d. lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie;
e. gedetacheerd werknemer: een werknemer die in een andere lidstaat wordt
gedetacheerd om daar te werken en die krachtens titel II van verordening (EEG)
nr. 1408/71 van de Raad van de Europese gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende
de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun
gezinnen, die zich binnen de gemeenschap verplaatsen (PbEG L 149), onderworpen
blijft aan de wetgeving van de lidstaat van oorsprong.
Artikel 32e
Deelnemers en andere rechthebbenden die zich na beëindiging van de
deelneming aan een pensioenregeling naar een andere lidstaat begeven behouden
hun aanspraak op pensioen in dezelfde mate als deelnemers en andere rechthebbenden
die na beëindiging van de deelneming in Nederland blijven.
Artikel 32f
De betaling van pensioen kan in elke lidstaat geschieden, waarbij transactiekosten
op het pensioen in mindering gebracht kunnen worden.
Artikel 32g
1. Een gedetacheerd werknemer kan tijdens de detachering blijven deelnemen
aan de pensioenregeling.
2. Indien tijdens detachering in Nederland de betaling van bijdragen in
een andere lidstaat wordt voortgezet, worden de in Nederland gedetacheerde
werknemer en diens werkgever vrijgesteld van de verplichting tot het betalen
van bijdragen in Nederland.
Artikel 32h
1. Het orgaan dat de pensioenregeling uitvoert verstrekt deelnemers en
gewezen deelnemers die zich naar een andere lidstaat begeven informatie over
hun aanspraken op pensioenen en over de mogelijkheden die hun op grond van
de pensioenregeling worden geboden.
2. De informatie die op grond van het eerste lid wordt verstrekt is ten
minste overeenkomstig de informatie die wordt verstrekt aan deelnemers en
gewezen deelnemers die in Nederland blijven.
ARTIKEL II
In artikel 15 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds
2000 wordt de zinsnede «Onze Minister kan» vervangen door: Onverminderd
artikel 32g, tweede lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet kan Onze Minister.
ARTIKEL III
Artikel 32 van de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling
komt te luiden:
Artikel 32
De artikelen 32e tot en met 32h van de Pensioen- en spaarfondsenwet zijn
van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL IV
Na artikel 4 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers wordt
een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4a. Overeenkomstige toepassing bepalingen Pensioen-
en spaarfondsenwet
Op een bij deze wet vastgestelde pensioenregeling zijn de artikelen 32e
tot en met 32h van de Pensioen- en spaarfondsenwet van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL V
Na artikel 6 van de Wet tot invoering van een leeftijdsgrens voor het
notarisambt en oprichting van een notarieel pensioenfonds wordt een artikel
ingevoegd, luidende:
Artikel 6a
De artikelen 32e tot en met 32h van de Pensioen- en spaarfondsenwet zijn
van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL VI
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel
32g slechts van toepassing of overeenkomstige toepassing is op detacheringen
die op of na 25 juli 2001 beginnen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,