27 643
Wijziging van artikel 10a van de Welzijnswet 1994

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van artikel 10a van de Welzijnswet 1994.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

19 maart 2001

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de uitoefening van de landelijke functie wenselijk is te voorzien in een wettelijke verplichting voor gemeenten tot het verschaffen van inzicht in het beleid inzake het uitvoerend werk waarvoor de verantwoordelijkheid bij gemeenten berust;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 10a van de Welzijnswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde lid wordt vernummerd tot zevende lid.

2. Ingevoegd wordt een nieuw zesde lid, luidende:

6. Het gemeentebestuur van een gemeente waaraan een uitkering als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid wordt verstrekt, werkt mee aan door Onze Minister ingestelde onderzoeken, gericht op het verkrijgen van inzicht in het beleid van gemeentebesturen inzake maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 augustus 2000 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van artikel 10a van de Welzijnswet 1994, (Kamerstukken II 1999/2000, 27 257) tot wet wordt verheven en in werking treedt, komt artikel I als volgt te luiden:

1. Het vijfde lid wordt vernummerd tot zesde lid.

2. Ingevoegd wordt een nieuw vijfde lid, luidende:

5. Het gemeentebestuur van een gemeente waaraan een uitkering als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt verstrekt, werkt mee aan door Onze Minister ingestelde onderzoeken, gericht op het verkrijgen van inzicht in het beleid van gemeentebesturen inzake maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Naar boven