nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van artikel 10a van de Welzijnswet 1994.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
19 maart 2001
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de uitoefening
van de landelijke functie wenselijk is te voorzien in een wettelijke verplichting
voor gemeenten tot het verschaffen van inzicht in het beleid inzake het uitvoerend
werk waarvoor de verantwoordelijkheid bij gemeenten berust;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Artikel 10a van de Welzijnswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zesde lid wordt vernummerd tot zevende lid.
2. Ingevoegd wordt een nieuw zesde lid, luidende:
6. Het gemeentebestuur van een gemeente waaraan een uitkering als bedoeld
in het eerste, tweede of derde lid wordt verstrekt, werkt mee aan door Onze
Minister ingestelde onderzoeken, gericht op het verkrijgen van inzicht
in het beleid van gemeentebesturen inzake maatschappelijke opvang, vrouwenopvang
en verslavingsbeleid overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen
regels.
ARTIKEL II
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 augustus 2000 ingediende voorstel
van wet houdende wijziging van artikel 10a van de Welzijnswet 1994, (Kamerstukken
II 1999/2000, 27 257) tot wet wordt verheven en in werking treedt, komt
artikel I als volgt te luiden:
1. Het vijfde lid wordt vernummerd tot zesde lid.
2. Ingevoegd wordt een nieuw vijfde lid, luidende:
5. Het gemeentebestuur van een gemeente waaraan een uitkering als bedoeld
in het eerste of tweede lid wordt verstrekt, werkt mee aan door Onze Minister
ingestelde onderzoeken, gericht op het verkrijgen van inzicht in het beleid
van gemeentebesturen inzake maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid
overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,