27 641
Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met wijzigingen in de basisvorming

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 23 februari 2001 en het nader rapport d.d. 20 maart 2001, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 31 januari 2001, no. 01.000468, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, K. Y. I. J. Adelmund, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met wijzigingen in de basisvorming.

Het voorstel strekt tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs om knelpunten op te lossen in de uitvoering van de basisvorming die in 1993 is ingevoerd. De Raad van State onderschrijft de strekking van het voorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekening.

Blijkens de mededeling van de directeur van Uw kabinet van 31 januari 2001, No. 01.000468, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 23 februari 2001, No. W05.01.0052/III, bied ik U hierbij, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, aan.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het door de Raad genoemde punt rekening zal zijn gehouden.

Het voorstel bevat maatregelen voor de korte termijn en van tijdelijke aard. Deze maatregelen zijn volgens de toelichting echter ook een opmaat naar een nieuw programma met meer ruimte voor de eigen keuzen van scholen voor hun ontwikkeling en profilering. De Raad constateert dat de problemen in de uitvoering van de basisvorming voor een deel samenhangen met de uitgangspunten van de basisvorming (breed en uniform), die zich slecht verdragen met een benadering waarbij meer rekening wordt gehouden met de verschillende talenten van leerlingen. De Raad heeft daar eerder op gewezen. De Raad is het daarom eens met de door de regering gewenste, nadere bezinning. Met het voorstel worden echter nauwelijks garanties geboden voor de kwaliteit van het onderwijs. Integendeel, het voorstel differentieert niet naar schooltypen op basis van een door de wetgever vooraf gemaakte keuze, maar geeft de scholen ruimte om, op basis van eigen verantwoordelijkheid, een beperkter onderwijsprogramma aan te bieden. Scholen wordt de mogelijkheid geboden zelf een keuze te maken uit de kerndoelen. Tegelijkertijd wordt het aantal uren dat aan de basisvorming wordt besteed verlaagd, terwijl het aantal vakken gelijk blijft. Daardoor ontstaat een risico van kwaliteitsverlaging, vooral indien in de examenprogramma's en de lesmethoden niet voldoende kwaliteitsverhoging bereikt kan worden. De kans dat zo een kwaliteitsverhoging spoedig gerealiseerd kan worden is niet groot. In de toelichting wordt deze kwestie slechts kort aangestipt. De Raad adviseert in de toelichting een uitgebreide uiteenzetting te geven over de wijze waarop het risico van kwaliteitsverlaging op korte termijn kan worden verkleind.

Naar aanleiding van de opmerking van de Raad is paragraaf 3.1 van de memorie van toelichting grotendeels herschreven. Tevens zijn in het wetsvoorstel en in de memorie van toelichting enige technische en redactionele verbeteringen opgenomen.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven