nr. 4
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift komt te luiden:
Het aanpassen voor het tijdvak van 1 juli 2001 tot en met 30 juni
2002 van enige huursubsidieparameters, genoemd in de Huursubsidiewet, aan
het maximale huurverhogingspercentage en het met ingang van 1 juli 2001
niet aanpassen van de vermogensgrenzen, genoemd in de Huursubsidiewet en de
Wet bevordering eigenwoningbezit.
B
De considerans komt te luiden:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is voor het tijdvak
van 1 juli 2001 tot en met 30 juni 2002 enige huursubsidieparameters
aan te passen met het in de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel
15 van de Huurprijzenwet woonruimte, genoemde maximale huurverhogingspercentage,
en de vermogensgrenzen, genoemd in de Huursubsidiewet en de Wet bevordering
eigenwoningbezit, met ingang van 1 juli 2001 niet aan te passen;
C
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidend:
Artikel 1a
1. De bedragen die zijn genoemd in de artikelen 15, eerste lid, van de
Huursubsidiewet, en 9, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit
worden, in afwijking van de artikelen 27, derde lid, van de Huursubsidiewet,
en 41, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, met ingang van
1 juli 2001 niet aangepast.
2. In de artikelen 56a, onderdeel e, van de Huursubsidiewet, en 63a, onderdeel
f, van de Wet bevordering eigenwoningbezit vervalt de zinsnede «, welk
laatste bedrag met ingang van 1 juli 2001 bij ministeriële regeling
wordt aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijzen (alle huishoudens)
in het jaar 2000, als in januari 2001 in de Staatscourant bekendgemaakt».
Toelichting
Met de onderhavige wijziging wordt voorgesteld om de vermogensgrenzen
in de Huursubsidiewet en de Wet bevordering eigenwoningbezit, in afwijking
van die wetten, met ingang van 1 juli 2001 niet aan te passen.
In artikel 56a, onderdeel c, van de Huursubsidiewet is bepaald, dat, voorzover
de aanvraag om toekenning van huursubsidie betrekking heeft op een subsidiejaar
dat eindigt voor 1 juli 2002, onder vermogen wordt verstaan het gezamenlijk
vermogen van de huurder en de medebewoners op 1 januari 2000. In artikel
63a, onderdeel c, van de Wet bevordering eigenwoningbezit is een soortgelijke
bepaling opgenomen. Beide bepalingen zijn het gevolg van de nieuwe belastingwetgeving
per 1 januari 2001. De reden voor het gedurende twee jaar (1 juli
2000 tot en met 30 juni 2002) hanteren van eenzelfde peildatum, 1 januari
2000, is gelegen in het feit dat de Rijksbelastingdienst per 1 juli 2001
niet de beschikking heeft over de stand van het vermogen op 1 januari
2001.
De artikelen 27, derde lid, van de Huursubsidiewet en 41, eerste lid,
van de Wet bevordering eigenwoningbezit bepalen dat jaarlijks per 1 juli
de vermogensgrenzen worden aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijzen
(alle huishoudens) in het peiljaar, als in januari volgend op het peiljaar
in de Staatscourant bekendgemaakt.
Ik ben van mening dat de vermogensgrenzen per 1 juli 2001 ongewijzigd
moeten blijven. Indien de vermogensgrenzen wel zouden worden geïndexeerd,
dan zouden personen die bij toetsing van het vermogen op de peildatum 1 januari
2000 aan de vermogensgrenzen per 1 juli 2000 buiten de doelgroep vallen,
bij toetsing van dat vermogen aan de vermogensgrenzen per 1 juli 2001
binnen de doelgroep kunnen komen te vallen en dus op een andere wijze worden
behandeld. Dit effect is ongewenst.
Met de voorliggende wijziging in het wetsvoorstel wordt door invoeging
van artikel 1a (onderdeel C) bewerkstelligd dat de vermogensgrenzen in de
Huursubsidiewet en de Wet bevordering eigenwoningbezit eenmalig niet worden
geïndexeerd. De wijzigingen in de onderdelen A en B lopen hierbij mee.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J. W. Remkes