nr. 18
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juni 2004
In aansluiting op hetgeen ik u berichtte in mijn brief van 28 mei
2004 (27 628, nr. 17) over de stand van zaken rond het spooremplacement
Venlo bericht ik u als volgt.
De inhoud van deze brief is afgestemd met het College van Burgemeester
en Wethouders van Venlo, dat ermee instemt.
1. ProRail heeft – in overleg met V&W, VROM en de spoorvervoerders –
een vergunningaanvraag voor het spooremplacement Venlo opgesteld die voldoet
aan hetgeen ik u in mijn eerdere brieven (van 5 december 2003 en 15 maart
2004, Kamerstukken 2003–2004, 27 628, nrs. 14 en 15, Tweede Kamer)
schreef: vanaf 2007 blijven de handelingen op het spooremplacement Venlo
binnen de veiligheidsnormen. ProRail heeft die vergunningaanvraag op 28 mei
2004 ingediend bij de gemeente Venlo. De gezamenlijke spoorvervoerders, verenigd
in de Belangenvereniging Rail Goederenvervoerders (BRG) hebben bij brief van
7 juni 2004 aan B&W van Venlo bericht dat zij instemmen met de vergunningaanvraag.
De gemeente Venlo zal de vergunningaanvraag binnen een redelijke termijn behandelen;
het College van Burgemeester en Wethouders heeft inmiddels de eerder verstrekte
gedoogbeschikking verlengd tot 1 december 2004.
2. Ik ondersteun de vergunningaanvraag van ProRail volledig, en zal alles
doen dan wel nalaten om de realisatie van de nagestreefde externe veiligheidssituatie
te bevorderen en zeker te stellen.
3. De ministeries van VROM en V&W investeren in de ontwikkeling van
het stedelijk gebied van Venlo op en in de omgeving van het emplacement. Daarbij
wordt ook gekeken naar hergebruik van delen van het emplacement die de komende
jaren vrijkomen als gevolg van het afnemende gebruik. Venlo zal hiertoe plannen
ontwikkelen.
4. In juli 2007 zullen de bewindslieden van V&W en VROM samen met
B&W van Venlo de externe veiligheidssituatie rondom het rangeeremplacement
evalueren. Indien daaruit blijkt dat de in de vergunning opgenomen
normen niet zijn gerealiseerd, wordt door de Minister van V&W aan de Tweede
Kamer het voorstel tot zo spoedig mogelijke uitplaatsing van het emplacement
gedaan.
5. Ik streef ernaar om in de tweede helft van juni 2004 een afrondend
bestuurlijk overleg te hebben met Burgemeester en Wethouders van Venlo om
het bovenstaande uit te werken en vast te leggen. Daarover zal ik uw Kamer
vervolgens informeren.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs