Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juni 2018
Op 27 maart 2018 heeft het lid Laçin (SP) verzocht om een debat over «het importeren
en dumpen van vervuilde grond in diepe plassen» (Handelingen II 2017/18, nr. 65, item 37). In het ordedebat van 29 mei jl. heeft hij zijn verzoek herhaald (Handelingen II
2017/18, nr. 86, Regeling van Werkzaamheden). De Kamer heeft daarbij verzocht om,
voorafgaand aan het debat, per brief te worden geïnformeerd. Naar aanleiding hiervan
bericht ik u het volgende.
Ik begrijp uw zorg over het verondiepen van diepe plassen met vervuilde grond.
De recente berichten over relatief grote hoeveelheden plastic op de oever van een
plas bevestigen dit. Diepe plassen worden vaak opnieuw ingericht om de natuur- en
recreatieve waarde van een plas te verbeteren. Voor het herinrichten is grond of baggerspecie
nodig. Omdat een diepe plas veelal is ontstaan door het winnen van primaire materialen,
wordt voor de verondieping vaak herbruikbare grond en baggerspecie gebruikt. Het verondiepen
van een diepe plas kan echter niet zomaar.
Het toepassen van grond en baggerspecie in een diepe plas mag alleen als aan de wettelijke
eisen en normen wordt voldaan. Dit houdt ook in dat verondieping alleen aan de orde
kan zijn als dat nuttig en functioneel is, bijvoorbeeld wanneer een diepe plas moet
worden getransformeerd in een natuur- of recreatiegebied. Dit moet de initiatiefnemer
onderbouwen richting waterschap of Rijkswaterstaat als bevoegd gezag. De milieunormen1 die zijn opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit zijn opgesteld om ervoor te zorgen
dat de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater wordt beschermd. Tot slot
geldt voor de initiatiefnemer ook een zorgplicht om nadelige gevolgen voor milieu
en natuur te voorkomen, op grond van artikel 7 van het Besluit bodemkwaliteit.
Voor de uit het buitenland geïmporteerde grond en baggerspecie gelden dezelfde normen.
Buitenlandse grond en baggerspecie die sterk is vervuild en niet voldoet aan de eisen
voor hergebruik mag op grond van de EVOA2 niet in Nederland worden geïmporteerd, tenzij de grond en baggerspecie kan worden
gereinigd. Rijkswaterstaat en de waterschappen houden toezicht op de verondieping
van diepe plassen, en de Inspectie Leefomgeving en Transport houdt toezicht op de
import van grond en baggerspecie.
Ik vind het van belang dat het mogelijk blijft om grond en baggerspecie in te zetten
om diepe plassen te kunnen verondiepen, daar waar dit duidelijk bijdraagt aan de natuurwaarden
en de maatschappelijke functie van de plas, bijvoorbeeld voor recreatie. Tegelijkertijd
roept de recente sterke stijging van de inzet van uit het buitenland geïmporteerde
grond voor deze toepassing, in combinatie met de eerdergenoemde incidenten, wel de
vraag op of de bestaande kaders in wet- en regelgeving en het toezicht daarop samen
voldoende waarborgen bieden dat deze ingrepen in de praktijk ook leiden tot positieve
effecten voor natuur en milieu. Om deze reden ben ik van plan om deze kaders de komende
tijd te evalueren en waar nodig aan te passen. Daarbij zal ik naast het zo nodig actualiseren
van de bestaande specifieke kwaliteitseisen onderzoeken of het nodig is om het maximale
percentage bodemvreemd materiaal, dat bij een dergelijke verondieping kan worden ingebracht,
te beperken.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer