27 625 Waterbeleid

Nr. 409 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 november 2017

In aanloop naar het Wetgevingsoverleg Water van 27 november 2017 geef ik u hierbij de actuele stand van zaken ten aanzien van enkele waterdossiers.

Delta-aanpak Waterkwaliteit

In Nederland is al veel bereikt in het verbeteren van de waterkwaliteit. Er komt goed water uit de kraan, tegen een goede prijs. En de Nederlandse wateren zijn in decennia niet zo schoon geweest. Dat is niet vanzelfsprekend. In een klein land als het onze staat de kwaliteit van grondwater, sloten en plassen, rivieren, de delta en de kustwateren voortdurend onder druk.

Met de Delta-aanpak Waterkwaliteit werken waterbeheerders, drinkwaterbedrijven, zorg- en landbouworganisaties, natuurorganisaties, industrie en de kennisinstituten samen aan chemisch schoon en ecologisch gezond water, mede om de doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water te bereiken. In 2016 hebben betrokken partijen samen een intentieverklaring getekend (Kamerstuk 27 625, nr. 379). Een ambitieus pakket van inmiddels 130 acties om een impuls te geven aan de verbetering van onze waterkwaliteit. De prioritaire onderwerpen zijn nutriënten/mest, gewasbeschermingsmiddelen en medicijnresten. Bovendien is specifiek aandacht voor de ecologie van de grote wateren en voor water als bron voor drinkwater.

Een jaar na ondertekening zijn er al belangrijke resultaten te benoemen. Er is bestuurlijk en politiek meer aandacht voor waterkwaliteit, ook in het Regeerakkoord. Partijen weten elkaar beter te vinden doordat dossiers beter met elkaar verbonden zijn. Hieronder zijn de onderwerpen nader toegelicht. Begin 2018 zullen alle betrokken partijen in een bestuurlijke conferentie stilstaan bij de successen van 1 jaar Delta-Aanpak Waterkwaliteit en in verdiepingssessies eventuele knelpunten in de voortgang bespreken.

Kaderrichtlijn Water

In 2009 zijn de eerste stroomgebiedbeheerplannen vastgesteld op grond van de Kaderrichtlijn Water. Deze zijn in 2015 geactualiseerd en bevatten de toestand, doelen, opgaven en maatregelen die in de periode 2016–2021 worden uitgevoerd. In 2021 worden de stroomgebiedbeheerplannen nogmaals geactualiseerd en kunnen aanvullende maatregelen worden toegevoegd. De richtlijn schrijft voor dat alle maatregelen uiterlijk in 2027 genomen moeten zijn. Het bereiken van een goede toestand ná 2027 is alleen toegestaan als natuurlijke omstandigheden een tijdige verbetering van de waterkwaliteit beletten.

Met de reeds genomen en de geplande maatregelen komt de inrichting van watersystemen op de meeste plaatsen tijdig op orde. Zo verwacht ik dat tegen 2027 de knelpunten voor vismigratie zijn opgelost, waar mogelijk natuurvriendelijke oevers zijn aangelegd, beken weer meanderen en nevengeulen meestromen. Maatregelen voor bekende chemische stoffen zijn veelal genomen, maar het kan tot na 2027 duren voordat deze stoffen uit (water)bodems zijn verdwenen en de doelen gehaald worden. De grootste opgave ligt in het terugdringen van de hoeveelheid meststoffen in bepaalde wateren.

Momenteel voeren waterbeheerders regionale analyses uit, waarbij wordt gekeken naar de bronnen, doelen, de resterende opgave en bijbehorende maatregelen, inclusief de kosten. Hierbij worden recente meetgegevens en nieuwe kennis en instrumenten toegepast. Deze analyses worden eind 2018 afgerond. De nationale integratie van de regionale analyses door het Planbureau voor de Leefomgeving start in 2018 en zal eind 2019 afgerond zijn. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie van het lid Geurts (Kamerstuk 34 550 J, nr. 15). Aansturing vindt plaats via het bestuurlijk overleg van de Delta-aanpak Waterkwaliteit.

Meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen

De diffuse belasting vanuit landbouwgronden is een grote bron van meststoffen in oppervlakte- en grondwater. Effluenten van waterzuiveringsinstallaties zijn lokaal ook een belasting voor het oppervlaktewater. Deze problemen zijn regionaal; in de grote wateren wordt grotendeels al aan de doelen voldaan. Voor het beleid ten aanzien van meststoffen bent u recent geïnformeerd door mijn collega van LNV (brief van 20 oktober met Kamerstuk 33 037, nr. 225).

In aanvulling hierop werkt de agrarische sector samen met waterbeheerders aan het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW). Er zijn inmiddels ruim 200 concrete gezamenlijke initiatieven en dit aantal groeit. Het DAW richt zich met maatwerk niet alleen op waterkwaliteit, maar ook op het voorkomen van schade door wateroverlast en droogte, op de efficiëntie van meststoffen en op de productiviteit van de agrarische bedrijfsvoering. De knelpunten variëren van locatie tot locatie en dat bepaalt ook de doelmatigheid van de beschikbare maatregelen.

Gewasbeschermingsmiddelen vormen een probleem in kleine wateren in agrarisch gebied en worden lokaal ook in grondwater aangetroffen. In de tussenevaluatie van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst (Kamerstuk 27 858, nr. 146) wordt hierop nader ingegaan. De opdracht hiertoe is verstrekt door de Ministeries van LNV en IenW met ondersteuning van VWS en SZW. De oplevering van de rapportage is eind 2019 gepland.

Voor glastuinbouw gaat per 1 januari 2018 de verplichting in om afvalwater dat gewasbeschermingsmiddelen bevat te zuiveren met een rendement van minimaal 95%. De sector is volop bezig om aan deze nieuwe verplichting te voldoen. Een groot aantal telers heeft inmiddels een zuiveringsinstallatie aangeschaft of besteld. Ook zijn er mobiele installaties ontwikkeld die interessant zijn voor telers met weinig afvalwater. Tuinders hebben de mogelijkheid gehad om zich aan te melden voor het collectief zuiveren van het afvalwater om zo de kosten te beperken. Deze zogenaamde collectieven kunnen uitstel krijgen van de zuiveringsplicht tot uiterlijk 1 januari 2021. De zuiveringsplicht is aangekondigd in de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst, en heeft als doel de verontreiniging van het oppervlaktewater met gewasbeschermingsmiddelen te verminderen. Waterschappen zullen monitoren of de waterkwaliteit hiermee voldoende verbetert om aan de doelen te voldoen.

Opkomende stoffen

Van veel chemische stoffen nemen de concentraties af, maar er worden ook vaker nieuwe chemische stoffen in het water aangetroffen. Dit is mede te danken aan verbeterde analysetechnieken. Zo worden we ons bewust van de aanwezigheid van microverontreinigingen, die in zeer lage concentraties in het water aanwezig zijn. Het ontbreekt hierbij vaak aan een goed onderbouwde Europese of nationale norm, omdat de effecten op mens en milieu meestal nog onvoldoende onderzocht zijn. Vanuit het voorzorgsbeginsel wordt zoveel mogelijk voorkomen dat deze stoffen in het milieu komen. De problematiek van medicijnresten is een voorbeeld van opkomende stoffen; hierover is uw Kamer afgelopen maand geïnformeerd (Kamerstuk 27 625, nr. 408).

Uw Kamer is recent ook geïnformeerd over de structurele aanpak van opkomende stoffen (Kamerstuk 27 625, nr. 404). Bijlage bij die brief is het verkennend onderzoek «Evaluatie uitvoeringspraktijk stoffenbeleid» naar de praktijk van vergunningverlening. Uit het onderzoek blijkt dat extra aandacht nodig is voor een correcte uitvoering van het stoffenbeleid, conform de Algemene BeoordelingsMethodiek (ABM) en het Handboek Immissietoets. De rolverdeling («wie is bevoegd gezag») bij indirecte lozingen is niet altijd helder. Ook blijken de betrokken uitvoerende instanties over te weinig specifieke kennis te beschikken op het gebied van opkomende stoffen. Het onderzoek geeft naast een algemeen beeld ook aangrijpingspunten voor verbetering van de uitvoering.

Ik pak dit verder op en bespreek het met de bevoegde gezagen in het kader van de Delta-aanpak waterkwaliteit. Rijkswaterstaat (RWS) en de provincie Zuid-Holland zijn al begonnen met de evaluatie van bestaande vergunningen en ik zet mij ervoor in dat anderen dat voorbeeld volgen. Daarnaast ontplooit het Rijk diverse initiatieven om de kennisverrijking op de werkvloer van de betrokken instanties te faciliteren en stimuleren. Zo vinden er sinds de zomer 2016 regelmatig cursussen plaats om de kennis van vergunningverleners te vergroten en wordt er gewerkt aan hulpmiddelen zoals rekentools. Daarnaast wordt gewerkt aan een handreiking voortbordurend op de ABM- en de Immissietoets, die aangeeft hoe rekening gehouden dient te worden met risico’s voor de drinkwatervoorziening (motie van het lid Laçin, Kamerstuk 27 625, nr. 391). Deze is eerste helft 2018 gereed.

Ecologie grote wateren

De ministeries van IenW en LNV onderzoeken samen wat nodig is om de rijkswateren vanuit ecologisch perspectief toekomstbestendig te maken. Aanleiding is de situatie in enkele watersystemen, waar de ecologie langzaam achteruit blijft gaan sinds er ingrepen zijn gedaan voor de waterveiligheid en scheepvaart. Hierdoor dreigt er spanning te ontstaan tussen de eisen uit verschillende Europese richtlijnen en dat kan gevolgen hebben voor toekomstige ruimtelijk-economische ontwikkelingen. Daarnaast wordt momenteel verkend of in aanvulling op bestaande uitvoeringsprogramma’s extra maatregelen nodig zijn voor het verbeteren van natuurwaarden (Natura2000). Uw Kamer zal in het voorjaar van 2018 worden geïnformeerd over de resultaten.

Drinkwater op Caribisch Nederland

De orkaan Irma die op 6 september over St-Maarten, Saba en St-Eustatius trok, heeft veel verwoesting veroorzaakt. Met name St-Maarten is zwaar getroffen. Saba en St-Eustatius werden twee weken later ook getroffen door de orkaan Maria, gelukkig bleef deze schade beperkt. De grootste schade is aangericht aan de huizen en aan de infrastructuur, waaronder de drinkwatervoorziening. Omdat de eilanden geen zoetwaterbron hebben, was het van het grootste belang dat zo snel mogelijk hulp werd geboden. Met inzet van Nederlandse drinkwaterbedrijven en -leveranciers zijn we erin geslaagd in korte tijd fleswater en jerrycans naar de eilanden te brengen. Ook zijn onderdelen geleverd om de eigen drinkwatervoorziening te herstellen. Tenslotte is er op St-Maarten een mobiele Reverse-Osmose-installatie opgebouwd en in gebruik genomen. Met deze acties kon worden voorkomen dat er onveilig drinkwater gedronken moest worden. Inmiddels wordt op alle drie de eilanden weer voldoende goed drinkwater geproduceerd.

Deltaprogramma 2018

Met Prinsjesdag is het Deltaprogramma 2018 (Kamerstuk 34 775 J, nr. 4) aan uw Kamer aangeboden. Het Deltaprogramma heeft de opgave te zorgen dat de waterveiligheid en zoetwatervoorziening in 2050 duurzaam en robuust zijn en ons land zo is ingericht dat het de grotere extremen van het klimaat veerkrachtig kan blijven opvangen. Het Deltaprogramma 2018 rapporteert over de voortgang en relevante wijzigingen in het programma het afgelopen jaar en de verwachte mijlpalen voor de komende tijd. Het Deltaprogramma 2018 bevat het eerste Deltaplan Ruimtelijke adaptatie, waarin een aanpak wordt voorgesteld om de uitvoering van maatregelen vorm te geven.

In de begeleidende brief brengt de Deltacommissaris bij het Deltaprogramma 2018 drie adviezen uit over benodigde middelen ten behoeve van ruimtelijke adaptatie, rivierverruiming en zoetwatermaatregelen. Naast deze onderwerpen vraagt ook waterkwaliteit om inzet van middelen. Ik breng deze vraagstukken momenteel in kaart en zal u hierover begin volgend jaar informeren. Ik zal dan ook ingaan op de andere adviezen van de Deltacommissaris. Hieronder informeer ik u nader over een aantal zaken die spelen in drie van de deelprogramma’s van het Deltaprogramma: waterveiligheid, rivieren en ruimtelijke adaptatie.

Deltaprogramma – waterveiligheid

Vanaf 1 januari 2017 is de normering voor de primaire waterkeringen gebaseerd op het basisbeschermingsniveau voor alle inwoners en de gevolgen van een overstroming. Zo kan er gerichter worden geïnvesteerd in waterveiligheid. De keringbeheerders zijn gestart met beoordeling van de primaire keringen op basis van de gewijzigde normering. De beheerders zijn zoals afgesproken begonnen met het beoordelen van de meest urgente waterkeringen. Bij de inmiddels afgeronde trajecten bleek, zoals verwacht, dat niet aan de normen wordt voldaan. De ILT is toezichthouder en checkt of het beheerdersoordeel conform het Wettelijk BeoordelingsInstrumentarium tot stand is gekomen.

De beheerders gaan aan de slag met verbeteringen en melden hun projecten aan voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). In het vigerende programma zijn reeds de meest urgente trajecten opgenomen. In het programma 2019–2024 dat momenteel in voorbereiding is en op Prinsjesdag 2018 zal worden vastgesteld, is een reservering voor nieuwe urgente opgaves opgenomen.

Het beoordelen van alle primaire waterkeringen is een hele klus. Daarom is er ondersteuning beschikbaar vanuit de Helpdesk Water, zijn er opleidingen en werk ik aan verbeteringen in het beoordelingsinstrument op basis van de ervaringen van de beheerders. Ook delen beheerders hun kennis en ervaringen onderling. Ik rapporteer uw Kamer in 2023 over de resultaten van de eerste beoordelingsronde, zodat er dan een eerste landelijk beeld van de veiligheid beschikbaar is op basis van de normen die nu van kracht zijn. Daarna start de volgende beoordelingsronde. Via drie beoordelingsrondes, doorlopende programmering van verbeteringen in het HWBP en goed beheer en onderhoud wordt uiterlijk in 2050 het gewenste beschermingsniveau bereikt.

Deltaprogramma – rivieren

Zoals beschreven in het Deltaprogramma 2018, werken de regionale partners langs Rijn en Maas aan de uitwerking van het krachtig samenspel tussen dijkversterking en rivierverruiming op de langere termijn (na 2028/2030). Door de waterveiligheidsopgaven langs de rivieren aan te pakken in samenhang met kansen voor waterkwaliteit, ruimte, natuur, recreatie, economie en het beheer van de rivier, kan een duurzaam veilig en mooi rivierengebied ontstaan. Zo bouwen we voort op de filosofie van het succesvolle programma Ruimte voor de Rivier en de voorkeursstrategie voor het rivierengebied die is afgesproken in het kader van het Deltaprogramma 2015 en vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2016–2021 (NWP). De partners in het Deltaprogramma streven ernaar in 2018 afspraken te maken over mogelijke maatregelpakketten die aansluiten bij de doelen en ambities van regio en Rijk, en over de bijbehorende investeringsbereidheid van rijk, provincies, waterschappen en eventueel gemeenten.

Deltaprogramma – Maasvallei

Ik ga invulling geven aan het NWP ten aanzien van het laten vervallen van de eis tot overstromen van de dijken in de Limburgse Maasvallei. Voor de Limburgse Maasvallei geldt nu nog de benadering dat alle dijken bij de maatgevende afvoer overstroombaar moeten zijn. Dit betekent dat de gebieden achter de 42 dijktrajecten die Limburg beschermen, veelal onderdeel zijn van het winterbed en bij hoog water bijdragen aan de afvoer en berging van Maaswater. In het NWP is aangegeven dat deze benadering met het toegroeien naar de nieuwe normering zal komen te vervallen.

Uit verkennende onderzoeken van het Deltaprogramma Rivieren en van Rijkswaterstaat blijkt dat 30 van de 42 gebieden achter de Limburgse dijktrajecten geen belangrijke bijdrage leveren aan de afvoer en berging van Maaswater en/of dat in deze gebieden bebouwde kernen zijn gelegen. De overige 12 gebieden dragen wel in belangrijk mate bij aan afvoer en berging van Maaswater en in deze gebieden zijn geen (volledig) bebouwde kernen gelegen. Daarom worden op deze 12 locaties de huidige dijken teruggelegd of worden retentiemaatregelen getroffen. Het gaat om de volgende dijktrajecten:

Behoud retentiewerking:

Behoud rivierbed door dijkteruglegging:

84: Natten hoven – Grevenbicht – Roosteren

88: Geulle aan de Maas

 

70: Baarlo

81: Ohé en Laak – Stevensweert

68: Venlo-Velden

79: Thorn – Wessem

66: Lottum

61: Geijsteren

65: Arcen

54: Lob van Gennep

60: Well

 

59: Bergen

Op het moment dat dijkversterking op deze locaties aan de orde is in het kader van het HWBP, wordt onderzocht op welke wijze dijkteruglegging danwel behoud van retentiewerking mogelijk is. Voor vijf trajecten (Thorn-Wessem, Baarlo, Venlo-Velden, Arcen en Well) wordt dit op dit moment in de HWBP-verkenningsfase door Waterschap Limburg onderzocht. Een eerste effectonderzoek bevestigt de kansen voor behoud van het winterbed op deze locaties.

Deltaprogramma – Ruimtelijke adaptatie

Op Prinsjesdag is het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie aan uw Kamer aangeboden. Het kabinet heeft in het Regeerakkoord aangegeven de uitvoering van het Deltaprogramma voort te zetten en daarbij meer dan ooit de nadruk te leggen op het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van Nederland. Het Rijk bouwt daarmee samen met provincies, waterschappen en gemeenten voort op de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie van 2014. Toen spraken de overheden gezamenlijk af dat klimaatbestendig handelen in 2020 in beleid verankerd is. En dat ons land in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust is ingericht om schade door de gevolgen van wateroverlast, droogte en hittestress zoveel mogelijk te voorkomen.

De afgelopen jaren nemen weersextremen toe en de effecten (extreme buien, verdroging, meer hitte) worden groter. Als we niets doen, kan er in de periode tot 2050 ruim 70 miljard euro schade in steden ontstaan. Die schade willen we zoveel mogelijk voorkomen door nu al concreter en gerichter actie te ondernemen. In het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie staan zeven ambities met per ambitie gezamenlijke afspraken, waarmee we de aanpak om ons klimaatbestendig te maken versnellen en intensiveren met heldere tussendoelen.

Gemeenten, waterschappen en provincies zijn aan zet om samen met bedrijfsleven en particulieren maatregelen te treffen. Om de betrokken partijen te blijven ondersteunen zal ik het stimuleringsprogramma ruimtelijke adaptatie voortzetten. Ik heb daarvoor 1 miljoen euro per jaar in de periode 2018–2022 in het Deltafonds gereserveerd. Daarnaast zal het Rijk zich ook zelf inzetten om haar netwerken (zoals wegen), Rijksvastgoed en de vitale en kwetsbare objecten klimaatbestendig te maken. Zo dragen we bij aan de doelen die we in Parijs hebben afgesproken. Klimaatadaptatie (aanpassen aan klimaatverandering door een andere inrichting van ons land) en klimaatmitigatie (beperken van uitstoot) zijn ten slotte twee kanten van dezelfde medaille.

In het Regeerakkoord is opgenomen dat er een bestuursakkoord klimaatadaptatie zal worden gesloten tussen het Rijk en de medeoverheden. Ik streef ernaar dat het akkoord in het eerste kwartaal van 2018 wordt getekend. Het zal afspraken bevatten over de acties en de middelen die alle overheden inzetten.

Markermeerdijken

Op 5 juli 2017 is bestuurlijk overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) en de provincie Noord-Holland over de dijken nabij Uitdam en Durgerdam (Kamerstukken 32 698 en 31 710, nr. 36). Gezamenlijk is besloten om bij Uitdam de constructieve variant, zoals voorgesteld door de Deltacommissaris, over te nemen en voor het dijktraject bij Durgerdam een jaar extra tijd te nemen voor het afronden van het participatieproces. HHNK heeft deze afspraken verwerkt in het Ontwerp projectplan Waterwet (OPPW) Markermeerdijken en na bestuurlijke vaststelling aangeboden aan de provincie Noord-Holland. Na goedkeuring door gedeputeerde staten wordt het OPPW medio december ter visie gelegd. Eind januari worden de zienswijzen verwerkt tot een definitief projectplan. Naar verwachting kan de realisatie Markermeerdijken dan medio 2018 starten. Voor het dijktraject bij Durgerdam loopt een apart OPPW traject. Tervisielegging en start realisatie worden daar een jaar later verwacht.

Marker Wadden

Op 14 december 2016 is uw Kamer geïnformeerd over het voornemen om 3 miljoen euro extra uit te trekken voor Marker Wadden. Het betrof een extra bijdrage bestemd voor de voltooiing van de eerste fase is, en conform de motie van de leden Dik-Faber en Jacobi (Kamerstuk 34 300 XIII, nr. 135), bedoeld als stimulans om andere partijen ook te laten bijdragen. Dit is uiteindelijk succesvol gebleken, resulterend in een verhouding 37 miljoen euro rijksbijdrage en 41 miljoen euro bijdrage door andere partijen. De IenW bijdrage is op 14 februari 2017 bindend geworden met het afsluiten van een overeenkomt tussen de financierende partijen. Daarna heeft uw Kamer aangegeven een bespreking van de financiering van Marker Wadden aan te willen houden. De eerste fase Marker Wadden vordert gestaag, en het project zal naar verwachting een significante bijdrage gaan leveren aan verbetering van natuur, waterkwaliteit en kennisontwikkeling op het vlak van «Building with Nature». Er zijn nog geen stappen gezet richting besluitvorming over een mogelijke tweede fase Marker Wadden.

Noordzee 2030 strategie

In het afgelopen jaar is uw Kamer geïnformeerd over de ontwikkeling van een lange termijnstrategie voor de Noordzee (Kamerstuk 33 450, nr. 52 en Kamerstukken 27 625 en 33 450, nr. 387). Op dit moment wordt gewerkt aan een Strategische Agenda Noordzee 2030 waarin de beleidsdoelen en keuzes tot 2030 en (transitie)paden daarnaartoe, met een Uitvoeringsprogramma bestaande uit pilots, projecten en een kennisagenda. Het doel is om deze producten in het najaar van 2018 naar uw Kamer te sturen. De Strategische Agenda is de opmaat naar het beleid dat zal worden opgenomen in de Nationale Omgevingsvisie in 2019. Het Uitvoeringsprogramma wordt jaarlijks geactualiseerd op basis van de voortgang en nieuwe ontwikkelingen. De ambitie van de betrokken ministeries is om hierbij met overheden, Noordzeegebruikers, kennisinstituten en maatschappelijke partners samen te werken vanuit eigenaarschap.

De energie-opgave, natuurherstel en de toenemende aandacht voor ons voedsel uit de zee (visserij en aquacultuur) vormen aanleiding voor de Strategische Agenda Noordzee 2030. Het streven is om de aanpak van deze opgaven te laten samengaan met de verdere ontwikkelingen van de andere gebruikers zoals scheepvaart, zandwinning, defensie en toerisme. Inzet is om te voorkomen dat andere gebruikers in de knel komen, terwijl kansen voor economie en ecologie in nieuwe combinaties en innovaties worden benut. Het kompas voor de lange termijn zijn de toekomstperspectieven uit de Noordzee Gebiedsagenda 2050 (Kamerstuk 33 450, nr. 24).

De Strategische Agenda Noordzee 2030 draagt bij aan de mondiale duurzame ontwikkeldoelen van de VN, met name doel 14 over Life below Water. Belangrijk internationaal kader daarvoor is de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM). In 2018 wordt voor de KRM de beoordeling van het Noordzeemilieu geactualiseerd, op basis waarvan de goede milieutoestand en beleidsdoelen opnieuw worden vastgesteld en waar nodig bijgesteld.

Helikopterveld bij de Eemshaven

De leden Helvert en Jacobi hebben de regering verzocht in overleg met belanghebbenden te voorkomen dat de bestaansbasis van Den Helder Airport zal versmallen onder druk van het helikopterveld bij de Eemshaven door goede onderlinge afstemming te bewerkstelligen (Kamerstuk 31 409, nr. 118). Op 21 december 2016 heeft met belanghebbenden vanuit Groningen en Noord-Holland een verkennend overleg plaatsgevonden. Gebleken is dat samenwerking op gebied van exploitatie geen optie is, aangezien in de exploitatie van de heliport in de Eemshaven al is voorzien door een particuliere partij. Voor de bestaansbasis van de helihaven in Den Helder wordt er een nieuwe strategie ontwikkeld voor «wind op zee», waarin alle functies op zee weer opnieuw worden afgewogen.

Er moet een structuurvisie worden opgesteld om vervolgens nieuwe gebieden aan te wijzen. Naast scheepvaart en natuur wordt daarbij ook naar defensieterreinen gekeken en rekening gehouden met internationale verplichtingen. Daarbij zal aan belanghebbenden gelegenheid worden geboden een overzicht te geven van de verschillende mogelijkheden die men heeft te bieden om «wind op zee» te faciliteren en wordt samen met de sector nagegaan waar op dat vlak nog behoeftes leven. Op 6 april 2017 vond een eerste bijeenkomst plaats met belanghebbenden op zee, waaronder visserij, olie- en gaswinning, scheepvaart en natuurorganisaties. In die bijeenkomst werden de belangen in kaart gebracht, zijn kansen en belemmeringen geïdentificeerd en zijn uitzoekpunten vastgesteld. Op 20 juni vond een tweede bijeenkomst plaats. Hier is teruggekoppeld op welke manier de inbreng wordt meegenomen in het traject om te komen tot een vervolgroutekaart «wind op zee 2024–2030». Op de bijeenkomst van 5 oktober is de totstandkoming van het advies voor de invulling van de vervolgroutekaart toegelicht en is ingegaan op wat logische vervolgstappen zijn en waar knelpunten liggen. Het advies wordt aan het kabinet voorgelegd ter besluitvorming, waarna uw Kamer wordt geïnformeerd.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven