27 625 Waterbeleid

Nr. 353 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 juni 2016

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Milieu over de brief van 26 april 2016 inzake het kostprijsmodel drinkwaterbedrijf (Kamerstuk 27 625, nr. 349).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Dekken

Adjunct-griffier van de commissie, Stijnen

Vraag 1

Hoe geeft u uitvoering aan de motie-Geurts (Kamerstuk 34 300 J, nr. 28)? Hoe vordert de evaluatie waarvan het verslag binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de Drinkwaterwet, te weten juli 2016, aan de Staten-Generaal moet worden gestuurd en kunt u de Kamer informeren over de opzet van deze evaluatie? Kunt u aangeven hoe u de positie van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) in de totstandkoming van de drinkwatertarieven wilt versterken?

Antwoord 1

In de betreffende motie wordt de regering verzocht om bij de evaluatie van de Drinkwaterwet extra aandacht te besteden aan de totstandkoming van de drinkwatertarieven en de mogelijkheid om het toezicht en met name de positie van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) hierbij te versterken. Ook verzoekt de motie om met een tijdpad te komen.

De evaluatie van de doelmatigheid van de Drinkwaterwet richt zich, conform artikel 60 van de Drinkwaterwet, op de uitvoering van de prestatievergelijking door de Inspectie Leefomgeving en Milieu (ILT) en de opstelling van verbeterplannen door de drinkwaterbedrijven, met als doel om een doelmatige bedrijfsvoering van drinkwaterbedrijven te bevorderen.

Zoals ik ook in het Wetgevingsoverleg van 30 november 2015 heb aangegeven zal ik bij de betreffende evaluatie extra aandacht besteden aan de in de motie genoemde aspecten. Ook zal ik ingaan op de vraag of de bestaande regelgeving voldoende ruimte biedt voor de noodzakelijke investeringen van drinkwaterbedrijven. Dit laatste heb ik reeds in de Beleidsnota Drinkwater (2014) aangekondigd. Of versterking van de positie van de ACM aan de orde is, is mede afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie.

Als tijdpad houd ik aan de Tweede Kamer hierover uiterlijk 1 juli 2017 te informeren. Ik hecht er namelijk belang aan om prestatievergelijking over 2015, die dit jaar plaatsvindt, bij de evaluatie te betrekken.

Vraag 2

Betrekt u ook de ervaringen van de drinkwaterconsumenten bij de wettelijk verplichte evaluatie vijf jaar na de inwerkingtreding van de Drinkwaterwet van 2011?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Kunt u de conclusie van de ACM dat er bij de waterbedrijven sprake is van een stijgende trend van investeringen verklaren?

Antwoord 3

Van het begin van de jaren negentig tot 2008 namen de investeringen geleidelijk af. Dit hield onder meer verband met een dalende watervraag, waardoor nauwelijks uitbreidingsinvesteringen in productiecapaciteit nodig waren. Vanaf 2008 is een stijgende lijn zichtbaar. Zowel de investeringen in waterzuivering als in het leidingnet zijn sindsdien toegenomen. Van de investeringen in 2014 werd 51% geïnvesteerd in distributie, 40% in productie en 3% in informatie- en communicatietechnologie.

Vraag 4

Bent u bereid om de ACM om advies te vragen over de door de drinkwaterbedrijven ontwikkelde kostprijsmodellen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Ja, dit is reeds gebeurd.

Vraag 5

Kunt u aangeven hoe het kostprijsmodel tegemoet komt aan de conclusie van de ACM over een gebrek aan transparantie en het ontbreken van inzicht in de relatie tussen kosten en tarieven, waardoor de drinkwaterbedrijven handelen in strijd met artikel 10, derde lid van het Drinkwaterbesluit?

Antwoord 5

Gebrek aan transparantie is door de ILT vastgesteld. Dat is de reden dat het kostprijsmodel is ontwikkeld. Het kostprijsmodel wordt vanaf 2016 door de drinkwaterbedrijven toegepast.

Met het kostprijsmodel willen de drinkwaterbedrijven komen tot een objectieve, reproduceerbare en transparante verdeling van kosten teneinde inzicht te verschaffen over de opbouw van de tarieven door de drinkwaterbedrijven. In het kostprijsmodel maakt het drinkwaterbedrijf onderscheid tussen wettelijke taken en niet-wettelijke taken. Dit moet leiden tot verbetering van de transparantie van de relatie tussen kosten en tarieven.

Vraag 6

Ligt het in het licht van de versterking van het (onafhankelijke) toezicht niet voor de hand dat niet de drinkwatersector zelf maar de ACM aangeeft volgens welke principes en methoden de tarieven van de drinkwaterbedrijven tot stand dienen te komen?

Antwoord 6

Dit ligt niet voor de hand, aangezien de kosten die drinkwaterbedrijven in rekening mogen brengen in de tarieven zijn opgenomen in het Drinkwaterbesluit. Het is aan de bedrijven om hier gevolg aan te geven. De ILT toetst, geadviseerd door de ACM, of de tarieven voldoen aan die eisen.

Vraag 7

Klopt het dat er door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de ACM in 2013 en 2015 onderzoek is gedaan naar de drinkwatertarieven? Zo ja, waarom zouden deze twee rapportages dan onvoldoende basis bieden om de evaluatie nog dit jaar uit te voeren en af te ronden?

Antwoord 7

Ja, de ILT heeft onderzoek gedaan naar de drinkwatertarieven. De evaluatie van de Drinkwaterwet gaat evenwel specifiek in op de doelmatigheid van de Drinkwaterwet. Om deze te kunnen bepalen is met name van belang in hoeverre de landelijke prestatievergelijking en bijbehorende verbeterplannen daaraan bijdragen. Ik hecht eraan de (drie jaarlijkse) prestatievergelijking over 2015, die dit jaar wordt uitgevoerd, daarin mee te nemen. Dat betekent dat de evaluatie een jaar langer loopt.

Vraag 8

Zijn de bedrijfseconomische kostenverdeelsleutels voor alle drinkwaterbedrijven vergelijkbaar?

Antwoord 8

Drinkwaterbedrijven hanteren ieder hun eigen kostprijsmodel, maar hanteren daarbij voortaan dezelfde uitgangspunten. Deze kostprijsmodellen bevatten verdeelsleutels voor de toewijzing van kosten over de verschillende activiteiten van het drinkwaterbedrijf. Ieder drinkwaterbedrijf heeft de vrijheid om deze verdeelsleutels te bepalen, waarbij de gekozen verdeelsleutel bedrijfseconomisch aanvaardbaar en herleidbaar moet zijn.

Vraag 9

In hoeverre is het voor alle drinkwaterbedrijven helder wat wettelijke en niet-wettelijke taken zijn en in hoeverre doen zij recht aan dit onderscheid?

Antwoord 9

In het kostprijsmodel wordt onderscheid gemaakt tussen wettelijke taken en niet-wettelijke taken. De drinkwaterbedrijven baseren zich hierbij op afspraken met de ILT waarin is aangegeven welke activiteiten vallen onder wettelijke en niet-wettelijke taken. De drinkwaterbedrijven hanteren het kostprijsmodel voor de tariefstelling van 2016.

Vraag 10

In hoeverre zijn de vijf onderscheiden hoofdprocessen niet alleen op papier, maar ook in de praktijk los te zien van elkaar?

Antwoord 10

In het kostprijsmodel wijst het drinkwaterbedrijf kosten toe aan de vijf hoofdprocessen. In de praktijk is er regelmatig sprake van gemengde kosten. Dit zijn kosten die gemaakt worden voor twee of meerdere hoofdprocessen. Het drinkwaterbedrijf kiest hoe zij deze kosten verdeelt over de hoofdprocessen en gebruikt daarvoor de kostenverdeelsleutels. Verder hanteert het model de volgende uitgangspunten:

  • Het model geeft ten minste inzicht in de integrale kosten van de wettelijke- en niet wettelijke activiteiten van een drinkwaterbedrijf. De kostentoerekeningen naar wettelijke en niet-wettelijke taken worden transparant zichtbaar gemaakt.

  • De kostentoerekening geschiedt op basis van bedrijfseconomische kostenverdeelsleutels.

  • De integrale kosten van de wettelijke taken worden gesplitst naar drinkwater en diensten.

  • In het model wordt gebruik gemaakt van een kostenindeling naar vijf hoofdprocessen: productie, distributie, aansluitleiding, verkoop en water variabel.

Vraag 11

In hoeverre biedt dit model nog ruimte om te schuiven met kosten?

Antwoord 11

Het drinkwaterbedrijf kiest zelf de kostenverdeelsleutels. Daarmee heeft het drinkwaterbedrijf bewegingsruimte om kosten toe te wijzen over de vijf hoofdprocessen. De ILT houdt hierop toezicht en wordt daarbij geadviseerd door de ACM.

Vraag 12

Kunt u uitleggen hoe het kostprijsmodel ervoor zorgt dat de drinkwatertarieven alleen bestaan uit de kosten voor drinkwateractiviteiten, zoals vereist in artikel 8 van het Drinkwaterbesluit?

Antwoord 12

Met het kostprijsmodel maakt het drinkwaterbedrijf onderscheid tussen kosten voor wettelijke taken en niet-wettelijke taken. Het drinkwaterbedrijf baseert zich voor het maken van dit onderscheid op afspraken zoals die met de ILT zijn overeengekomen (zie ook het antwoord op vraag 9).

Voor gemengde kosten kiest het drinkwaterbedrijf zelf hoe zij deze kosten verdeelt over de taken (zie ook het antwoord op vraag 11). Hierbij dient het drinkwaterbedrijf zich te baseren op aanvaardbare bedrijfseconomische uitgangspunten (zie het antwoord op vraag 8).

Naar boven